ECLI:NL:TGZCTG:2025:67 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2503
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:67 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-04-2025 |
Datum publicatie: | 14-04-2025 |
Zaaknummer(s): | C2024/2503 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: |
|
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen neuroloog. Klaagster verwijt de neuroloog dat zij a) zonder dit met klaagster te hebben afgestemd en tegen de wens van klaagster in een behandelbeperking in het dossier van klaagster heeft genoteerd, en b) in de terugkoppelingsbrief aan de huisarts van klaagster die behandelbeperking heeft vermeld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft beslist dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is. Klaagster heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege kan zich vinden in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en verwerpt het beroep van klaagster. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2503 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., neuroloog, werkzaam te D., verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. A.C.I.J. Hiddinga.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft op 5 juli 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege te
‘s-Hertogenbosch tegen C. - hierna de neuroloog - een klacht ingediend. Bij beslissing
van 8 mei 2024, onder nummer H2023/5796, heeft dat College beslist dat de klacht in
al haar onderdelen kennelijk ongegrond is. Klaagster is van die beslissing tijdig
in beroep gekomen. De neuroloog heeft een verweerschrift in beroep ingediend. De zaak
is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van
2 april 2025, waar is verschenen de neuroloog, bijgestaan door mr. A.C.I.J. Hiddinga.
Klaagster is, zoals tevoren aangekondigd, niet verschenen. Na afloop van de mondelinge
behandeling op 2 april 2025 heeft het Centraal Tuchtcollege, na beraadslaging in raadkamer,
in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke
uitwerking van die uitspraak.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag
gelegd.
“3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klaagster staat sinds 2010 onder behandeling in het ziekenhuis, waar verweerster
aan is verbonden als neuroloog. Nadat verweerster klaagster op 1 juni 2023 had gezien
heeft zij een terugkoppelingsbrief verstuurd naar de huisarts van klaagster.
3.2 In deze brief staat onder meer vemeld:
“Behandelbeperking:
01-02-2023 22:04
Gekozen beleid: behandelbeperking
Reanimeren: nee
IC opname: nee
Beademen: nee
Toelichting: wens patiënt
Besproken met patiënt/wettelijk vertegenwoordiger: ja
Besproken met familie: ja”
3.3 Na kennis te hebben genomen van de inhoud van de brief heeft klaagster op
7 juni 2023 telefonisch contact opgenomen met de poli. Zij maakte bezwaar tegen
de opgenomen behandelbeperking. Dezelfde dag heeft de neuroloog een aangepaste brief,
waarin de passage niet meer was opgenomen, naar de huisarts verstuurd met de mededeling
dat deze brief de eerste brief vervangt en met het verzoek de eerste brief te verwijderen.
4. De klacht en de reactie van de neuroloog
4.1 Klaagster verwijt de neuroloog dat zij:
a) Zonder dit met klaagster te hebben afgestemd en tegen de wens van klaagster
in de behandelperking in het dossier van klaagster heeft genoteerd;
b) Zij in de terugkoppelingsbrief aan de huisarts van klaagster de behandelbeperking
heeft vermeld.
4.2 De neuroloog heeft het college verzocht de klaagster niet-ontvankelijk te
verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Voor het geval het college
de klacht wel inhoudelijk gaat beoordelen, heeft de neuroloog het college verzocht
de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Is klaagster ontvankelijk?
5.1 De neuroloog heeft naar voren gebracht dat klaagster niet-ontvankelijk is
in de klacht, omdat zij niet degene was die de behandelbeperking op 1 februari 2023
in het patiëntendossier heeft geplaatst. Als deze stelling juist is leidt dat tot
het oordeel dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Het beroep op niet-ontvankelijkheid
wordt dus niet gehonoreerd. Het college komt daarmee dus tot het oordeel dat klaagster
wel ontvankelijk is.
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.2 De vraag is of de neuroloog de zorg heeft verleend die van haar verwacht
mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende neuroloog.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de neuroloog geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen
handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het
uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun
eigen handelen.
5.3 Het college oordeelt dat de neuroloog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld en licht dat hierna per onderdeel toe.
Klachtonderdeel a) het zonder afgestemming en tegen de wens van klaagster in de
noteren van de behandelperking in het dossier
5.4 Klaagster heeft op 1 februari 2023 de SEH bezocht met een mogelijke trombose.
Er bleek sprake van een recidief epileptisch insult en klaagster is aansluitend ter
observatie opgenomen. Uit de brief van 2 februari 2023 aan de huisarts van klaagster
blijkt welke zorgveleners bij de behandeling van 1 februari 2023 betrokken waren.
De neuroloog was daar niet bij betrokken. De behandelbeperking is op 1 februari 2023
in het dossier genoteerd, zo blijkt uit het dossier. Omdat daarmee vaststaat dat de
neuroloog de behandelbeperking niet in het dossier heeft opgenomen, komt het college
tot het oordeel dat dit klachtonderdeel daarom al ongegrond is.
Klachtonderdeel b) het vermelden van de behandelpeperking in de terugkoppelingsbrief
van 1 juni 2023
5.5 De neuroloog heeft uiteengezet dat bij het opstellen van brieven vanuit
het softwaresysteem automatisch bepaalde gegevens uit een patiëntendossier worden
opgenomen. Dat geldt ook voor behandelbeperkingen. Een behandelend arts mag vertrouwen
op de juistheid van een dergelijke vermelding die door een andere zorgverlener is
gedaan. Op de zorgverlener, in dit geval dus de neuroloog, rust geen verplichting
om een behandelbeperking bij ieder patiëntencontact opnieuw uit te vragen. Een bijzondere
omstandigheid die maakt dat deze verplichting om opnieuw uit te vragen wel was ontstaan,
deed zich niet voor. Daarmee is dit klachtonderdeel ongegrond.
Nadat klaagster haar bezwaren kenbaar had gemaakt en een klacht bij het stafbestuur
had ingediend heeft de klachtenfunctionaris klaagster gemaild en daarnaast tevergeefs
geprobeerd telefonisch contact met klaagster te krijgen. Ook heeft de neuroloog gesteld
dat zij zelf en andere medewerkers van het ziekenhuis geprobeerd hebben klaagster
te bellen. Klaagster heeft dit tijdens het mondeling vooronderzoek niet weersproken.
Het college oordeelt dat de neuroloog geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt
van de vermelding van de behandelbeperking in de brief van 1 juni 2023 en ook dat
dat de wijze waarop zij en andere medewerkers van het ziekenhuis contact hebben gezocht
met klaagster om het beleid met betrekking tot de vermelding te bespreken en de vermelding
aan de uitkomst daarvan aan te passen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Integendeel,
de neuroloog heeft zorgvuldig gehandeld. Het college oordeelt dat ook dit klachtonderdeel
ogegrond is.
Slotsom
5.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.”.
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten
en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor
onder “3. Wat is er gebeurd?” zijn weergegeven.
4. Beoordeling van het beroep
Procedure
4.1 Het beroep van klaagster strekt ertoe dat de klacht alsnog in al haar onderdelen
gegrond wordt verklaard.
4.2 De neuroloog kan zich vinden in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege
en stelt zich daarom op het standpunt dat het beroep van klaagster moet worden verworpen.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het
Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover bij dat
tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde zaaksdossier
is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep hebben partijen het debat schriftelijk
nog een keer gevoerd. Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door
het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen
en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 april 2025 heeft de neuroloog
haar standpunt nogmaals toegelicht en enkele formele verweren ingetrokken.
Beoordeling
4.4 Uit het oogpunt van een goede en eerlijke procesorde kunnen in beroep alleen
die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege worden voorgelegd die deel
uitmaken van de oorspronkelijke klacht die aan het Regionaal Tuchtcollege is voorgelegd.
Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Voor zover in beroep sprake
is van uitbreiding van de klacht, kan klaagster daarin dus niet worden ontvangen.
4.5 De bespreking van de zaak in raadkamer na de mondelinge behandeling in beroep
heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot andere beschouwingen en beslissingen
dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Dit betekent dat de klacht van klaagster faalt
en het beroep zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart klaagster niet-ontvankelijk voor zover zij in beroep nieuwe klachten heeft
ingediend;
verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door R. Prakke-Nieuwenhuizen, voorzitter, B.J.M. Frederiks
en
T.W.H.E. Schmitz, leden-juristen, en A. Schaafsma en C.S.M. Straathof, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door N. Germeraad-van der Velden, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 2 april 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.