ECLI:NL:TGZCTG:2025:64 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2410

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2025:64
Datum uitspraak: 07-04-2025
Datum publicatie: 07-04-2025
Zaaknummer(s): C2024/2410
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een mdl-arts. Klager is in de periode september 2017-voorjaar 2019 in behandeling geweest bij een AIOS vanwege een chronische huidaandoening met ontstekingen in de perianale regio. Klager was niet tevreden over deze behandeling. De mdl-arts was van september 2017 tot eind april 2018 de supervisor van de AIOS. Klager verwijt de mdl-arts dat hij onzorgvuldig is omgegaan met zijn belangen als patiënt, door geen of onvoldoende supervisie te geven aan de AIOS. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2410 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., maag-darm-lever-arts, werkzaam te B.,
beklaagde in beide instanties,
gemachtigde: mr. H.J.C. Smink.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 4 januari 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de mdl-arts - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 26 maart 2024, onder nummer A2023/5234 heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De mdl-arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is behandeld op de terechtzitting van 12 maart 2025. Klager is daar verschenen. Ook de mdl-arts was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Klager heeft zijn standpunten toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende feiten en overwegingen ten grondslag gelegd.
“1. De zaak in het kort
1.1 Klager verwijt de mdl-arts dat hij onvoldoende supervisie heeft gegeven aan arts in opleiding tot specialist E (hierna: de AIOS).
1.2 Het college komt tot het oordeel dat klager ontvankelijk is, maar de klacht kennelijk ongegrond. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 4 januari 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de repliek, ontvangen op 23 maart 2023;
- de dupliek, ontvangen op 19 april 2023;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 23 juni 2023.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.
3. De feiten
3.1 Klager is in de periode van september 2017 – voorjaar 2019 in behandeling geweest bij de AIOS vanwege een chronische huidaandoening met ontstekingen in de perianale regio. Klager was niet tevreden over deze behandeling. Hij verwijt de AIOS dat hij klager (en diens huisarts) de ernst van de aandoening niet heeft meegedeeld en dat hij klager niet heeft gewezen op het alternatief van zogeheten biologicals.
3.2 De mdl-arts was van september 2017 tot 30 april 2018 de supervisor van de AIOS. De AIOS bevond zich op dat moment in de laatste maanden van zijn opleiding (fase IV). Dit betekent dat de AIOS BIG-geregistreerd was en dat hij patiënten geheel zelfstandig mocht zien en beoordelen. Vanaf 30 april 2018 was de AIOS mdl-arts.
3.3 Inhoudelijke supervisie van de AIOS vond plaats op afroep en tijdens het wekelijkse patiëntenoverleg, waarbij behalve de mdl-arts ook de rest van het behandelteam aanwezig was. Alle patiënten met inflammatory bowel disease (IBD), onder wie klager, werden tijdens dit wekelijkse overleg besproken.
3.4 Over de medisch-inhoudelijke afwegingen die de AIOS tijdens de behandeling
heeft gemaakt, hebben het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam (RTG, kenmerk A2021/3157) en het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG, kenmerk C2022/1231) zich op 4 februari 2022 respectievelijk 14 december 2022 uitgelaten. In beide procedures is de klacht van klager ongegrond verklaard. Met de uitspraak van het CTG is de tuchtzaak tegen de AIOS tot een einde gekomen.
4. De klacht en de reactie van de mdl-arts
4.1 Klager verwijt de mdl-arts dat hij onzorgvuldig is omgegaan met zijn belangen als patiënt, door geen of onvoldoende supervisie te geven aan de AIOS. Meer specifiek verwijt klager de mdl-arts dat hij niet heeft ingegrepen:
a) toen de AIOS naliet de huisarts van klager te informeren;
b) toen de AIOS aangaf dat klager ‘er niets meer van begreep’;
c) toen de AIOS in enkele dagen de medicatie sterk opvoerde;
d) toen in een gevorderd stadium van de behandeling bleek dat cruciale informatie werd achtergehouden, te weten de zogeheten Mayo-score.
4.2 De mdl-arts heeft het college primair verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren. Dit zou betekenen dat de klacht niet inhoudelijk hoeft te worden behandeld. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk gaat beoordelen, heeft de mdl-arts het college verzocht de klacht (bij voorzittersbeslissing of anders op basis van de stukken, in raadkamer) ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Ontvankelijkheid
5.1 De mdl-arts heeft naar voren gebracht dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht, omdat het CTG al onherroepelijk heeft geoordeeld dat het handelen van de AIOS conform de professionele standaard (‘lege artis’) is geweest.
5.2 Als het gaat om het medisch-inhoudelijke handelen van de AIOS is dit standpunt juist en staan de feiten (en het juridisch oordeel daarover) met de uitspraak van het CTG van 14 december 2022 definitief vast. In zoverre volstaat het college in deze zaak met een verwijzing naar hetgeen het CTG in de zaak met kenmerk C2022/1231 heeft overwogen.
5.3 Dit betekent dat het inhoudelijke oordeel van het college zich beperkt tot de wijze waarop de mdl-arts aan de AIOS supervisie heeft gegeven. In zoverre is de klacht ontvankelijk en zal het college deze hierna inhoudelijk bespreken. De
criteria voor de beoordeling
5.4 De vraag is of de mdl-arts – in zijn rol als supervisor – de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende mdl-arts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor mdl-artsen geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
5.5 Het college oordeelt dat de mdl-arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en zal dit hierna toelichten.

Klachtonderdeel a) niet ingrijpen toen de AIOS naliet de huisarts van klager te informeren
5.6 Zoals onder 3.2 en 3.3 al overwogen, bevond de AIOS zich in de relevante periode (september 2017 tot mei 2018) in de laatste maanden van zijn opleiding. De AIOS mocht patiënten zelfstandig zien, beoordelen en behandelen. Consulten zoals die van klager, mocht hij zelfstandig uitvoeren. De mdl-arts was alleen nog op afroep beschikbaar. Daarnaast nam de mdl-arts deel aan de werkbesprekingen waar elke week alle patiënten werden besproken. Gegeven de eigen verantwoordelijkheid die de AIOS zodoende droeg voor zaken zoals hier aan de orde – informatieverstrekking aan de huisarts, iets waarover het CTG al heeft geoordeeld dat dit weliswaar slordig maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is verlopen – is het college niet gebleken dat de mdl-arts een andere invulling had moeten geven aan zijn superviserende taak. Dit onderdeel van de klacht moet daarom ongegrond worden verklaard.
5.7 Over dit punt heeft de mdl-arts tijdens het vooronderzoek wel nog aangegeven dat hij betreurt dat is misgegaan. De werkprocessen op de afdeling zijn inmiddels anders ingericht: door een ingebouwde toets in het informatiesysteem, kan een vergissing als deze niet meer vóórkomen.
Klachtonderdeel b) niet ingrijpen toen klager bij de AIOS aangaf dat hij (klager) er niets meer van begreep
5.8 Zoals al overwogen, zag de AIOS patiënten in de laatste maanden van zijn opleiding geheel zelfstandig. Het signaal dat klager ‘er niets meer van begreep’ heeft de mdl-arts om die reden nooit bereikt (of hoeven bereiken). Medisch-inhoudelijk is door het CTG al geoordeeld dat het handelen van de AIOS juist en volgens de richtlijnen is geweest. Dit betekent dat de klacht op dit punt ongegrond moet worden verklaard.
Klachtonderdeel c) niet ingrijpen toen AIOS in enkele dagen de medicatie sterk opvoerde
5.9 Net als de mdl-arts is het college van oordeel dat er in de fase van de opleiding waarin de AIOS zich bevond – hij werkte al enige tijd volledig zelfstandig en dilemma’s of vraagpunten kon hij op afroep direct, of anders tijdens het wekelijkse overleg bespreken – geen aanleiding is om aan te nemen dat de mdl-arts hier als supervisor tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In het geval van het ophogen van de medicatie komt daar nog bij, dat uit het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek en de overgelegde medische informatie blijkt dat dit niet is gedaan door de AIOS die bij de mdl-arts onder supervisie stond, maar door een andere BIG-geregistreerde zorgprofessional (een verpleegkundig specialist). Dit betekent dat de klacht op dit punt ongegrond moet worden verklaard.
Klachtonderdeel d) niet ingrijpen toen in een gevorderd stadium van de behandeling bleek dat cruciale informatie werd achtergehouden (in dit geval de Mayo-score)5.10 Net als de mdl-arts is het college van oordeel dat er in de fase van de opleiding waarin de AIOS zich bevond, geen aanleiding is om aan te nemen dat de mdl-arts hier als supervisor had moeten ingrijpen. Het CTG heeft al geoordeeld dat het handelen van de AIOS medisch inhoudelijk juist en volgens de richtlijnen was.
5.11 Bovendien is de score waar klager op doelt, ontwikkeld voor wetenschappelijke doeleinden. In het contact met patiënten worden andere begrippen gehanteerd. Ook in die zin is van het achterhouden van informatie geen sprake. Dit betekent dat de klacht op dit punt ongegrond moet worden verklaard.
Slotsom
5.12 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten die het Regionaal Tuchtcollege heeft weergegeven in overweging 3. “De feiten” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 Klager wil met zijn beroep zijn klacht in volle omvang door het Central Tuchtcollege laten beoordelen. Het beroep van klager strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege de klacht alsnog gegrond verklaart.
4.2 De mdl-arts heeft verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep van klager te verwerpen.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.
4.4 In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd. Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 maart 2025 is dat debat voortgezet.
4.5 De bespreking van de zaak in raadkamer na de mondelinge behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot het vaststellen van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege.
Dit betekent dat de klacht van klager faalt en het beroep zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door R. Prakke-Nieuwenhuizen, voorzitter;
L.F. Gerretsen-Visser en A.S. Gratama, leden-juristen, en S.D. Kuiken en R.J.J. de Ridder,
en leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M. van Esveld, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 7 april 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.