ECLI:NL:TGZCTG:2025:6 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2526
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:6 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-01-2025 |
Datum publicatie: | 13-01-2025 |
Zaaknummer(s): | C2024/2526 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een psychiater. Klager is door de psychiater onderzocht en daar is een rapport van opgemaakt. Klager verwijt de psychiater, samengevat, dat er geen dan wel onvoldoende onderzoek is gedaan voor het vaststellen van een diagnose en dat er informatie is verwerkt zonder zijn toestemming. Daarnaast stelt klager dat de psychiater ten onrechte geen nader onderzoek heeft aangeboden en geen opheldering over zijn bevindingen heeft verschaft. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2526 van:
A., verblijvende te B., klager in eerste aanleg,
tegen
C., psychiater, (destijds) werkzaam te D., beklaagde in beide instanties, gemachtigde:
mr. M. Hoogendam.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 18 december 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege te
Zwolle tegen C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer
van 7 juni 2024, onder nummer Z2023/6731 heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond
verklaard. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft
een verweerschrift in beroep ingediend. Daarnaast heeft het Centraal Tuchtcollege
kennis genomen van een brief van klager van 14 augustus 2024, ingekomen bij het Centraal
Tuchtcollege op 21 augustus 2024.
De zaak is op de terechtzitting van 2 december 2024 tegelijk behandeld met de zaak
C2024/2527. De zaken zijn niet gevoegd. Klager was tijdens deze zitting via beeldverbinding
aanwezig. De psychiater is ook verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Klager
heeft voorafgaand aan de zitting spreekaantekeningen overgelegd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende feiten en overwegingen
ten grondslag gelegd.
1. “De zaak in het kort
1.1 Klager is door de psychiater onderzocht en daar is een rapport van opgemaakt.
Klager verwijt de psychiater, samengevat, dat er geen, althans onvoldoende onderzoek
is gedaan voor het vaststellen van een diagnose. Daarnaast stelt klager dat de psychiater
ten onrechte geen nader onderzoek heeft aangeboden en geen opheldering heeft verschaft.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 18 december 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 22 april 2024.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het
college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat partijen daarbij
aanwezig waren.
3. De klacht en de reactie van de psychiater
3.1 Klager verwijt de psychiater dat zij:
a) de gestelde diagnoses onvoldoende heeft getest;
b) geen nader onderzoek heeft aangeboden;
c) geen opheldering heeft verschaft.
4. De psychiater heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
5. Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
6. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
6.1 De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van haar verwacht
mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de psychiater geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden.
6.2 Het college oordeelt dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld en zal dat hierna verder uitleggen.
Klachtonderdeel a) onvoldoende testen van gestelde diagnoses en b) niet aanbieden
van nader onderzoek
6.3 Vanwege de samenhang zal het college deze klachtonderdelen gezamenlijk beoordelen.
De psychiater is pro Justitia rapporteur en geregistreerd in het Nederlands Register
voor Gerechtelijk Deskundigen. Klager werd verdacht van het plegen van inbraken op
7 en 12 november 2021 en brandstichting op 8 november 2021. De psychiater heeft in
het kader van het strafrechtelijk onderzoek via het Nederlands Instituut voor Forensische
Psychiatrie en Psychologie (NIFP) een pro Justitia onderzoek naar klager verricht
op 1 november 2022.
6.4 Het door de psychiater opgemaakte rapport is gebaseerd op de beschikbare
en geraadpleegde stukken, het onderzoek van klager en de ontwikkelingsanamnese. Klager
wilde gedeeltelijk meewerken aan het onderzoek. De psychiater heeft bij de officier
van justitie op 11 augustus 2022 ook een psychologisch onderzoek aangevraagd. De diagnose
is echter niet gebaseerd op testonderzoek omdat klager bij de psycholoog niet testbaar
was. De psychiater heeft verder geprobeerd klager een vragenlijst te laten invullen,
maar dat was niet mogelijk omdat klager meerdere keren in discussie ging. De psychiater
heeft bij de beschrijving van de stoornis en toerekenbaarheid van het ten laste gelegde
feit gebruik gemaakt van waarschijnlijkheidsdiagnoses en met de nodige terughoudendheid
haar antwoorden geformuleerd. Bovendien is het gesprek dat klager met de psychiater
heeft gevoerd, ook een onderzoek geweest en heeft de psychiater een toelichting op
het beperkte onderzoek gegeven. Deze beperking kwam vooral door de houding van klager.
De psychiater heeft de diagnoses kunnen stellen zonder klager daadwerkelijk te testen.
Dat de psychiater geen, althans onvoldoende onderzoek zou hebben verricht, volgt het
college gelet op het voorgaande niet. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c) niet verschaffen van opheldering
6.5 Klager verwijt de psychiater tot slot dat zij geen opheldering heeft verschaft
over het gewicht dat de verklaring van de familie E. heeft gehad op haar rapportage.
Uit de bijlage bij het verweerschrift volgt dat de psychiater op 12 december 2022
heeft gereageerd op vragen die klager over deze verklaring had. De psychiater schreef
aan klager:
“Omtrent hetgeen ik in het rapport genoemd heb als psychose is gebaseerd op hetgeen
u zelf verteld heeft en ik waargenomen heb. Dat staat beschreven bij het psychiatrisch
onderzoek en bij de diagnostische beschouwing. De diagnose die ik stel komt daaruit
voort en dus niet ‘omdat iemand dat gezegd heeft’.
Ik heb bij het hoofdstuk RELEVANTE INFORMATIE UIT DE GERECHTELIJKE STUKKEN niet
de tekst staan waarvan u vraagt, of ik die gebruikt heb bij de diagnostiek. Dat betekent
dat het voor mij voor de diagnostiek niet relevant was.”
Gelet op het voorgaande mist klagers verwijt dat de psychiater geen opheldering
heeft verschaft, feitelijke grondslag.
Slotsom
Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond
zijn.”.
3. Beoordeling van het hoger beroep
3.1 Klager wil met zijn beroep zijn klacht in volle omvang door het Central Tuchtcollege
laten beoordelen. Het beroep van klager strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege
de klacht alsnog gegrond verklaart.
3.2 De psychiater heeft verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege
om het beroep van klager te verwerpen.
3.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het
Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover bij dat
tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde zaaksdossier
is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.
3.4 In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd. Daarbij
heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege
vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 december 2024 is het debat voortgezet.
3.5 De bespreking van de zaak in raadkamer na de mondelinge behandeling in beroep
heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot het vaststellen van andere feiten
of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege.
Dit betekent dat de klacht van klager faalt en het beroep zal worden verworpen.
4. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: R.C.A.M. Philippart, voorzitter; L.F. Gerretsen-Visser
en
A.S. Gratama, leden-juristen en M.C. ten Doesschate en J.A.M. Rutgers, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door M. van Esveld, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 13 januari 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.