ECLI:NL:TGZCTG:2025:27 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2463

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2025:27
Datum uitspraak: 19-02-2025
Datum publicatie: 19-02-2025
Zaaknummer(s): C2024/2463
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een cardioloog. Klager is opgenomen geweest in het ziekenhuis in verband met een hartkatheterisatie en een dotterbehandeling. Na ontslag uit het ziekenhuis heeft klager medicatie opgehaald bij de ziekenhuisapotheek, waaronder bloedverdunners. Klager heeft begrepen dat het om nieuwe bloedverdunners ging en dat de bloedverdunners waar hij al bekend mee was (acetylsalicylzuur) waren stopgezet. Volgens klager had de acetylsalicylzuur nooit mogen worden stopgezet. Hierdoor is zijn bloed dikker geworden, wat heeft geleid tot verstopping van de ader(s) en een hartinfarct. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2463 van
A., wonende in B., appellant, klager in eerste aanleg,
hierna: klager, gemachtigde: C.
tegen
D., arts, werkzaam in E., verweerster in beide instanties,
hierna: de arts, gemachtigde: D. Zwartjens, werkzaam te Leiden.
1. Procesverloop, leeswijzer en oordeel
Klager heeft op 3 mei 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege in Amsterdam een klacht ingediend tegen de arts. Dat college heeft de klacht in zijn raadkamerbeslissing van 5 april 2024, onder nummer A2023/5576, kennelijk ongegrond verklaard. Klager heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend. De zaak is in beroep behandeld op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 13 januari 2025. De gemachtigde van klager heeft kort voor de zitting laten weten dat zij vanwege ziekte niet in staat was de zitting bij te wonen en dat klager ook niet aanwezig zou zijn. De arts was wel bij de zitting aanwezig en werd bijgestaan door haar gemachtigde, mevrouw Zwartjens. Het Centraal Tuchtcollege zal het beroep verwerpen omdat het college het eens is met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege herhaalt eerst de inhoud van deze beslissing in punt 2 van de uitspraak. Vanaf overweging 3 legt het Centraal Tuchtcollege uit waarop het tot het oordeel komt dat het beroep ongegrond is. Omdat het Centraal Tuchtcollege zich geheel kan vinden in de overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege beperkt deze toelichting zich tot een paar aanvullende opmerkingen.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klager, geboren in 1941, is opgenomen geweest in het ziekenhuis in verband met een hartkatheterisatie en een dotterbehandeling. Op 11 februari 2023 is klager ontslagen en heeft hij medicatie opgehaald bij de ziekenhuisapotheek, waaronder bloedverdunners. Klager heeft begrepen dat het om nieuwe bloedverdunners ging en dat de bloedverdunners waar hij al bekend mee was (acetylsalicylzuur) waren stopgezet. Volgens klager had de acetylsalicylzuur nooit mogen worden stopgezet. Hierdoor is zijn bloed dikker geworden, wat heeft geleid tot verstopping van de ader(s) en een hartinfarct. Klager is daarna met spoed opnieuw opgenomen in het ziekenhuis.
1.2 Klager verwijt de arts dat zij de oude medicatie heeft stopgezet, waardoor er nu sprake is van blijvende hartschade.
1.3 De arts, werkzaam als arts niet in opleiding tot specialist (ANIOS), heeft verweer gevoerd en stelt dat het een misverstand betreft dat zij noodzakelijke medicatie van klager zou hebben stopgezet. Zij heeft het recept met betrekking tot acetylsalicylzuur van 80 mg/dag, dat klager al gebruikte, volgens een medicatie-instructie gewijzigd naar een dosering acetylsalicylzuur van 100 mg/dag. Systeemtechnisch is de dosering van 80 mg/dag dus stopgezet, maar tegelijk is er een recept voor 100 mg/dag aangemaakt.
1.4 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
<…>
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager, bekend met een CVA en hypertensie, is op 10 februari 2023 vanuit het F. naar het G. overgebracht voor een katheterisatie met dotterbehandeling, waarbij meerdere stents zijn geplaatst. Daarna is hij diezelfde nacht terug opgenomen in het F.. Bij de overdracht heeft een cardioloog van het G. in het medisch dossier genoteerd (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):
“Beleid:
Ascal 100 mg, 1 dd, gedurende levenslang.
Ticagrelor 90 mg, 2 dd , gedurende 12 maanden.”
3.2 Klager had daarvoor nog geen ticagrelor gebruikt en gebruikte acetylsalicylzuur in een dosering van 80 mg/dag. De arts heeft klager in de nacht van 10 op 11 februari 2023 gezien terwijl klager sliep. Zij heeft toen het recept voor klager in het Elektronisch Voorschrijf Systeem (hierna: EVS) gewijzigd en ticagrelor voorgeschreven en de acetylsalicylzuur 80 mg/dag omgezet naar de dosering van 100 mg/dag. Daarna heeft zij klager niet meer gezien.
3.3 Op 11 februari 2023 heeft de cardioloog die het ontslag van klager heeft begeleid, de aan klager voorgeschreven medicatie omgezet van zogenaamde ‘opnamemedicatie’ naar ‘thuismedicatie’. In de ontslagbrief staat onder meer opgenomen:
“Medicatie bij ontslag
Ticagrelor tablet 90mg (oraal), 2 x per dag 90 milligram gedurende 12 maanden
Acetylsalicylzuur dispertablet 80mg (oraal), 1 x per dag 100 milligram levenslang
(…)”.

3.4 Daarna is klager op 27 september 2023 met spoed opnieuw opgenomen in het F. in verband met een in-stent trombose. In het verslag over deze opname is door de behandelend artsen in het medisch dossier vermeld:
Op 28 februari 2023:
“Overleg apotheker (eigen apotheek en de E.-apotheek): reeds vanaf 2023-01 acetylsalicylzuur in gebruik poliklinisch via de eigen apotheek, en vervolgens op 11-02 een recept gekregen via de E.-apotheek voor de ticagrelor. Beide recepten zijn uitgegeven. Er is voor zover terug te gaan niet besproken dat patiënt één van deze medicamenten zou moeten stoppen.”
En bij het ontslag van klager op 3 maart 2023:
“Er is onduidelijkheid over de oorzaak van het inadequaat gebruik van het de antistolling, waarbij de patiënt en dochter aangeven het advies van de apotheek hebben gehad om te staken met de acetylsalicylzuur. Dit is echter nergens terug te vinden in de notities of recepten.”
4. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
4.1 De vraag is of de arts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende arts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de arts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
Heeft de arts tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld?
4.2 Klager heeft opgemerkt dat de apotheek in het F. alleen ‘Brillique’ (ticagrelor) aan hem heeft verstrekt, met de mededeling dat dat vervangende bloedverdunners waren en dat de acetylsalicylzuur was stopgezet door het F.. Klager heeft daardoor begrepen dat de ticagrelor de nieuwe bloedverdunners waren, in plaats van de hem bekende acetylsalicylzuur.
4.3 De arts heeft toegelicht dat zij tijdens haar nachtdienst op 11 februari 2023 de medicatie-instructie van de cardioloog van het G. heeft opgevolgd, door de dosering acetylsalicylzuur van 80 mg/dag te wijzigen naar 100 mg/dag en daarnaast ticagrelor voor te schrijven. Het college stelt op basis van de stukken vast dat de arts dit recept (voor zowel de ticagrelor als de acetylsalicylzuur) daadwerkelijk heeft uitgeschreven. Dit heeft zij zorgvuldig volgens het ingestelde medicatiebeleid gedaan.
4.4 Het college volgt de verdere uitleg van de arts over de verwerking van dit recept in het EVS. Daarvoor is het nodig dat eerst het recept acetylsalicylzuur van 80 mg/dag wordt stopgezet (een zogenaamd ‘stoprecept’) voordat een nieuw recept kan worden aangemaakt. Zo wordt voorkomen dat er van één medicijn twee verschillende recepten in het dossier staan. Volgens het systeem is er dus een medicijn stopgezet (acetylsalicylzuur 80 mg/dag), maar er is tegelijkertijd een recept voor 100 mg/dag aangemaakt. Bovendien ging dit om de opnamemedicatie, dat wil zeggen: de medicatie die aan klager zou worden toegediend tijdens zijn opname in het ziekenhuis. Door een collega van de arts is (diezelfde dag) bij het ontslag van klager uit het F. de opnamemedicatie stopgezet, in verband met het omzetten van het recept naar thuismedicatie, zodat klager de benodigde acetylsalicylzuur en ticagrelor bij de apotheek zou kunnen ophalen om thuis te gebruiken. Dat verklaart dat op het overzicht van de apotheek, zoals door klager overgelegd, dezelfde start- en stopdatum van de acetylsalicylzuur zijn genoteerd (namelijk 11 februari 2023); de stopdatum betreft de opnamemedicatie. Uit de stukken volgt dat de acetylsalicylzuur vanaf
11 februari 2023 ook voor de thuissituatie is voorgeschreven. De arts is daar verder bij niet betrokken geweest.

4.5 Gelet op het voorgaande is onvoldoende gebleken of onderbouwd dat de medicatie acetylsalicylzuur door de arts in zijn geheel is stopgezet. Duidelijk is wel dat er bij het verstrekken van de (thuis)medicatie miscommunicatie heeft plaatsgevonden richting klager over het gebruik van ticagrelor als de mogelijke vervanger van de acetylsalicylzuur. Dat is heel vervelend voor klager, maar hoe dat precies is verlopen kan het college niet vaststellen. Daarvan kan de arts geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.
Slotsom
4.6 Het college is gelet op de overwegingen hiervoor van oordeel dat de arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is daarom kennelijk ongegrond.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg onder “Wat is er gebeurd?” Die weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk en mondeling gevoerde debat. De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over de klacht en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over. De procedure in beroep en de mondelinge behandeling geven het Centraal Tuchtcollege wel aanleiding voor een paar aanvullende opmerkingen.
4.2 Elke zorgverlener is uitsluitend tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor haar of
zijn eigen handelen. Het staat vast dat de arts alleen tijdens haar nachtdienst van
11 februari 2023 betrokken is geweest bij de zorg voor klager en dat haar betrokkenheid zich heeft beperkt tot het invoeren in het elektronisch voorschrijfsysteem van de medicatie-instructie van de cardioloog van het G.. Het Centraal Tuchtcollege is het met het Regionaal Tuchtcollege eens dat de arts dit correct heeft gedaan en dat zij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
4.3 De medicatie overzichten die zich in het dossier bevinden, zijn niet gemakkelijk te lezen. Klager gebruikte (ook thuis) al geruime tijd 80 milligram acetylsalicylzuur per dag. De cardioloog van het G. had Ticagrelor voorgeschreven samen met 100 milligram Ascal per dag. De arts heeft de acetylsalicylzuur van 80 milligram stopgezet en in plaats hiervan 100 milligram Ascal ingevoerd. Ascal is een vorm van acetylsalicylzuur. In de praktijk leveren sommige apotheken acetylsalicylzuur en andere apotheken Ascal. Een dosering van 100 milligram Ascal is feitelijk inwisselbaar met 80 milligram acetylsalicylzuur. Dat de arts de medicatie op dit punt conform de medicatie-instructie heeft aangepast, was dus eigenlijk niet noodzakelijk, maar zij heeft de medicatie-instructie van de cardioloog correct verwerkt en uit de overzichten blijkt dat van stopzetting van de medicatie geen sprake is.
4.4 Het is onduidelijk hoe het heeft kunnen gebeuren dat klager na zijn ontslag uit het ziekenhuis de acetylsalicylzuur niet meer heeft gebruikt. Uit de overgelegde recepten van 11 februari 2023 blijkt dat de E.-apotheek beschikte over het recept voor acetylsalicylzuur. In een in de apotheek gemaakte aantekening bij het recept staat: “15.19 (uur) alleen Ticagrelordisp.rest mw voldoende in huis, machtiging ook in orde.” Het Centraal Tuchtcollege leidt hieruit af dat bij de apotheek is besproken welke thuismedicatie was voorgeschreven en dat klager van alle medicatie die hij al eerder gebruikte voldoende in huis had zodat de apotheek alleen de nieuw voorgeschreven medicatie Ticagrelor hoefde te verstrekken. Of bij de apotheek het gebruik van acetylsalicylzuur expliciet is besproken, blijkt niet uit het dossier.
4.5 Het is spijtig dat er waarschijnlijk sprake is geweest van een misverstand dat ertoe heeft geleid dat klager is gestopt met het slikken van de acetylsalicylzuur. Het Centraal Tuchtcollege overweegt in dit verband dat het aanbeveling verdient om voor of tijdens het ontslaggesprek aan patiënten op papier een eenvoudig en gemakkelijk te lezen overzicht mee te geven met hun medicatie en de frequentie en tijdstippen waarop zij de medicatie moeten innemen. Voor veel patiënten is het belastend en risicovol om alles wat ze tijdens een ontslaggesprek horen te moeten onthouden en een schriftelijk overzicht dat nagelezen kan worden, kan misverstanden voorkomen. Volledigheidshalve merkt het college hierbij op dat deze aanbeveling de arts niet raakt. Zij is op geen enkele wijze betrokken geweest bij het ontslag uit het ziekenhuis van klager.
5. De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: Z.J. Oosting, voorzitter, L.F. Gerretsen-Visser en
H.M. Wattendorff, leden-juristen en E.M. Koomen en M. Michels, leden beroepsgenoten, bijgestaan door E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 19 februari 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.