ECLI:NL:TGZCTG:2025:2 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2421

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2025:2
Datum uitspraak: 13-01-2025
Datum publicatie: 13-01-2025
Zaaknummer(s): C2024/2421
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. Bij klager is eind 2012 de diagnose ASS (PDD-NOS) gesteld. De psychiater heeft klager in 2014 in het kader van een second opinion onderzocht. Zij heeft de diagnose ASS bevestigd en dat in een adviesgesprek met klager en zijn ouders besproken. Klager twijfelt aan de diagnose en kan zich er niet in vinden dat de psychiater autisme als een stoornis bestempelt. Voor klager heeft de diagnose een negatieve invloed op zijn zelfbeeld, studie en privéleven. Hij vond de psychiater agressief en defensief op zijn gesprek. Klager verwijt de psychiater dat zij: a. ten tijde van de behandeling niet BIG-geregistreerd was, b. een diagnose heeft gesteld die niet helemaal juist was en hem schade heeft berokkend en c. hem onheus heeft bejegend door grievende uitspraken te doen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2421 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
gemachtigden: C.,
tegen
D., (destijds) psychiater, destijds werkzaam te B.,
beklaagde in beide instanties, gemachtigde:
mr. K.T.B. Salomons.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 12 mei 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 16 april 2024, onder nummer A2023/5641 heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend. De zaak is op de terechtzitting van 2 december 2024 behandeld. Namens klager is daar zijn gemachtigde verschenen. Ook de psychiater, bijgestaan door haar gemachtigde, was aanwezig.
Mr. Salomons heeft de standpunten van de psychiater toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.
Als getuigen zijn gehoord E. (de vader van klager) en F. (de moeder van klager).
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende feiten en overwegingen ten grondslag gelegd.
1. “Waar gaat de zaak over?
1.1 Eind 2012 is klager bij G. op Autismespectrumstoornis (hierna: ASS) onderzocht, waarbij de diagnose ASS (PDD-Nos) is gesteld. De psychiater (verweerster) was werkzaam bij het H., waar zij klager in 2015 in het kader van een second opinion heeft onderzocht. Zij heeft de diagnose ASS bevestigd en dat in een adviesgesprek met klager en zijn ouders besproken. Klager en zijn ouders twijfelen aan de diagnose en kunnen zich er niet in vinden dat de psychiater autisme als een stoornis bestempelt. Voor klager heeft de diagnose een negatieve invloed op zijn zelfbeeld, studie en privéleven. Hij vond de psychiater agressief en defensief tijdens het gesprek.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 12 mei 2023;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de brief van (de gemachtigde van) klager van 11 oktober 2023) binnengekomen op
12 oktober 2023, met bijlage;
2.2 het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 7 december 2023.
Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.
3. Wat is er gebeurd?
Klager, geboren op 16 februari 1993, is eind 2012 door G. op ASS onderzocht.
Hierbij werd de diagnose PDD-Nos gesteld. Klager werd in 2014 voor een second opinion doorverwezen naar het H., een behandel- en kenniscentrum voor autisme. Verweerster was daar werkzaam en heeft als onafhankelijk psychiater in de periode mei 2015 tot en met september 2015 het onderzoek uitgevoerd. In haar conclusie bevestigt de psychiater de eerdere diagnose ASS. Dit heeft zij in haar adviesgesprek op 14 september 2015 met klager en zijn ouders besproken. Klager twijfelt aan de diagnose en kan zich er niet in vinden dat de psychiater autisme als een stoornis heeft benoemd. De diagnose heeft een negatieve invloed op het zelfbeeld van klager, zijn studie en privéleven. Klager vond dat de psychiater zich bij het adviesgesprek defensief en agressief opstelde en grievende opmerkingen maakte.
4. De klacht en de reactie van de psychiater
4.1 Klager verwijt de psychiater dat zij:
a) ten tijde van zijn behandeling niet BIG-geregistreerd was;
b) een diagnose heeft gesteld die niet helemaal juist was en die hem schade heeft
berokkend;
c) hem op 14 september 2015 in het adviesgesprek onheus heeft bejegend door
d) grievende uitspraken te doen, zoals “ik ben zeker van mijn zaak”, “jullie
vechten als leeuwen” en dat zij heeft gezegd dat klager beter niks met zijn leven kan doen, behalve leraar Latijn worden. Verder heeft zij gezegd dat autisme een stoornis is.
4.2 De psychiater heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwaam en redelijk handelend psychiater. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de psychiater geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
5.2 Het college oordeelt dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en zal dat oordeel hierna toelichten.
Klachtonderdeel a) geen BIG-registratie
5.3 De klacht gaat over gebeurtenissen in september 2015. Verweerster stond in 2015 als psychiater in het BIG-register geregistreerd; haar registratie was tot 23 mei 2019 geldig.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel b) onjuiste diagnose, die hem schade heeft berokkend
5.4 De psychiater heeft in 2015 de gevraagde second opinion uitgevoerd. In haar conclusie bevestigt zij de eerder gestelde diagnose ASS, wat zij in een adviesgesprek met klager en zijn ouders heeft besproken. Uit het dossier blijkt dat klager wel symptomen herkende maar daar een andere oorzaak voor vond. De ouders hadden vooral moeite met het ‘etiket’ autisme omdat een dergelijke ‘kwalificatie’ een stempel is voor de rest van zijn leven. Zij konden zich niet in de diagnose vinden. Het college merkt op dat de psychiater uitgebreid onderzoek heeft gedaan, tezamen met andere professionals voordat zij over klager rapporteerde en de conclusie trok dat zij de eerder gestelde diagnose ASS onderschrijft. Het college heeft geen aanwijzingen dat het onderzoek van de psychiater onzorgvuldig is geweest; de diagnose kon uit haar bevindingen volgen. Dat klager het niet eens is met de diagnose, betekent nog niet dat deze onjuist is. Voor zover de diagnose het zelfbeeld, de studie en het privéleven van klager negatief heeft beïnvloed, kan dit de psychiater niet worden verweten.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel c) onheuse bejegening tijdens het adviesgesprek
5.5 Klager stelt dat de psychiater tijdens het gesprek wat defensief en agressief was en grievende opmerkingen maakte. De psychiater herkent deze beschuldigingen niet en heeft een andere herinnering aan dat gesprek, dat overigens bijna acht jaar geleden plaatsvond. Het is voor het college moeilijk een oordeel te geven over een verwijt over (mondelinge) communicatie, want het gaat daarbij om het woord van de een tegenover het woord van de ander. Er is wel een gespreksnotitie hiervan gemaakt door mevrouw I., orthopedagoog die ook bij het gesprek aanwezig was. Uit dit verslag kan het college niet afleiden dat de verwijten van klager terecht zijn. Uit het verslag volgt wel dat de ouders van klager veel moeite hadden met etiketteren en zeker met het etiket van de diagnose Asperger of autisme. De diagnose ‘autismespectrumstoornis’ (ASS) is een officiële medische benaming (in de DSM-classificatie). Deze benaming kan de psychiater dan ook niet verweten worden. Het college heeft geen aanwijzingen dat de psychiater klager onheus heeft bejegend of grievende opmerkingen heeft gemaakt.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Slotsom
5.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten die het Regionaal Tuchtcollege heeft weergegeven in overweging 3. “Wat is er gebeurd?” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 Klager wil met zijn beroep zijn klacht in volle omvang door het Central Tuchtcollege laten beoordelen. Het beroep van klager strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege de klacht alsnog gegrond verklaart.
4.2 De psychiater heeft verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep van klager te verwerpen.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.
4.4 In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd. Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 december 2024 is het debat voortgezet.
4.5 De bespreking van de zaak in raadkamer na de mondelinge behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot het vaststellen van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege.
Dit betekent dat de klacht van klager faalt en het beroep zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: R.C.A.M. Philippart, voorzitter; L.F. Gerretsen-Visser en
A.S. Gratama, leden-juristen en M.C. ten Doesschate en J.A.M. Rutgers, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M. van Esveld, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 13 januari 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.