ECLI:NL:TGZCTG:2025:177 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2615
| ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:177 |
|---|---|
| Datum uitspraak: | 03-11-2025 |
| Datum publicatie: | 03-11-2025 |
| Zaaknummer(s): | C2024/2615 |
| Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
| Beslissingen: | Herziening, terugverwijzing naar Regionaal Tuchtcollege |
| Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een verzekeringsarts. Het Regionaal Tuchtcollege is bij de beoordeling van de klacht uitgegaan van het conceptrapport inclusief medisch inhoudelijke onderbouwing. Klaagster beschikte niet over deze versie van het rapport en heeft hier in de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege niet op kunnen reageren. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en wijst de zaak terug. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2615 van:
A., wonende in B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
hierna: klaagster, gemachtigde: C.,
tegen
D., verzekeringsarts, destijds werkzaam in E., verweerster in beide instanties,
hierna: de verzekeringsarts, gemachtigde:
mr. M.J. de Groot, werkzaam in Hilversum.
1. De zaak in het kort
1.1 De verzekeringsarts heeft klaagster onderzocht in het kader van de Algemene
Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (APPA). In opdracht van een re-integratiebedrijf
heeft de verzekeringsarts een verzekeringsgeneeskundige expertise verricht. Het hiervan
door haar opgestelde conceptrapport heeft zij aan klaagster voorgelegd. Klaagster
was het op punten niet eens met de inhoud van het conceptrapport en heeft de verzekeringsarts
meerdere keren gevraagd het rapport ten aanzien van deze punten op basis van het correctierecht
aan te passen. De verzekeringsarts heeft hier ten dele gehoor aan gegeven. Uiteindelijk
heeft de verzekeringsarts besloten dat zij geen rapport zal uitbrengen aan haar opdrachtgeefster.
Klaagster verwijt de verzekeringsarts dat zij een onzorgvuldig, ondeugdelijk rapport
heeft opgesteld. Ook meent zij dat een onderbouwing van de vastgestelde belastbaarheid
ontbreekt. Daarnaast verzoekt zij het college onder meer om vernietiging van het rapport
en het oordeel dat de verzekeringsarts verantwoordelijk is voor door klaagster opgelopen
schade.
1.2 Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
Het Centraal Tuchtcollege wijst de zaak terug naar het Regionaal Tuchtcollege.
2. Verloop van de procedure in beroep
2.1 Klaagster heeft beroep ingesteld tegen de beslissing in raadkamer van het
Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Zwolle van 23 augustus 2024 met
nummer Z2024/6838 (ECLI:NL:TGZRZWO:2024:97). De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege is als bijlage toegevoegd aan deze
beslissing. De verzekeringsarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
2.2 De zaak is op de zitting van 1 oktober 2025 behandeld. Klaagster was daar
aanwezig met haar gemachtigde. De verzekeringsarts was met kennisgeving afwezig. Mr.
M.J. de Groot is namens de verzekeringsarts verschenen. De spreekaantekeningen die
de gemachtigde van klaagster heeft gebruikt zijn toegevoegd aan het dossier van het
Centraal Tuchtcollege. De bijlage bij de spreekaantekeningen is door het Centraal
Tuchtcollege niet geaccepteerd.
3. Beoordeling van het beroep
3.1 Uit punt 2.1 van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege volgt dat het
Regionaal Tuchtcollege van partijen de volgende stukken heeft ontvangen:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 18 januari 2024;
- het verweerschrift met bijlagen;
- het volledige verzekeringsgeneeskundige rapport, ontvangen op 21 juni 2024.
3.2 Het Regionaal Tuchtcollege heeft partijen bij brief van 20 maart 2024 in
de gelegenheid gesteld om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek
te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
3.3 Klaagster heeft bij haar klaagschrift drie versies van het conceptrapport
meegestuurd. Dit betreft de versies die klaagster op 7 januari 2024, 9 januari 2024
en 15 januari 2024 van de verzekeringsarts heeft ontvangen.
3.4 De verzekeringsarts heeft in het verweerschrift in eerste aanleg het volgende
aangegeven: “Vanwege de (procedurele) omstandigheid dat rapportages als de onderhavige niet bestemd
zijn voor een (door de opdrachtgever ingeschakelde) medisch adviseur/arts, en derhalve
verstrekt worden aan personen zonder (wettelijk) beroepsgeheim, waarbij het in onderhavige
casus bovendien om een publiciteitsgevoelige zaak ging en de privacy van klaagster
daarmee in het geding was, heeft verweerster de medisch-inhoudelijke onderbouwing
niet in het rapport opgenomen. Deze medisch-inhoudelijke onderbouwing kan met instemming
van klaagster wel worden verstrekt.”
3.5 Op verzoek van het Regionaal Tuchtcollege heeft de gemachtigde van de verzekeringsarts
het conceptrapport inclusief de medisch-inhoudelijke onderbouwing op 19 juni 2024
aan het Regionaal Tuchtcollege toegezonden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft deze
versie van het rapport op 21 juni 2024 ontvangen.
3.6 Het Regionaal Tuchtcollege overweegt in punt 5.3 van de beslissing het volgende:
“Het college acht het van belang te benoemen dat er twee versies van het conceptrapport
zijn: de versie die klaagster met haar klaagschrift heeft meegestuurd en waarin geen
medisch-inhoudelijke informatie vermeld staat en de versie inclusief medisch-inhoudelijke
onderbouwing die het college op 21 juni 2024 van de verzekeringsarts heeft ontvangen.
Voor de beoordeling van de klacht en de beantwoording van de vraag of het rapport
van de verzekeringsarts aan de hierboven vermelde criteria voldoet, geldt het conceptrapport
inclusief medisch inhoudelijke onderbouwing als uitgangspunt.”
3.7 In haar beroepschrift stelt klaagster dat zij van het Regionaal Tuchtcollege
geen kopie heeft ontvangen van het door het Regionaal Tuchtcollege op 21 juni 2024
ontvangen rapport en het voor haar onduidelijk is op welk rapport het Regionaal Tuchtcollege
zijn oordeel heeft gebaseerd.
3.8 De verzekeringsarts heeft het conceptrapport inclusief de medisch-inhoudelijke
onderbouwing als productie 2 toegevoegd aan het verweerschrift in beroep.
3.9 Op de zitting bij het Centraal Tuchtcollege heeft klaagster verklaard dat
zij pas bij het verweerschrift in beroep voor het eerst kennis heeft genomen van deze
versie van het rapport. Volgens klaagster bevat deze versie van het rapport fictieve
bronnen, feitelijk onjuiste (medische) informatie en tegenstrijdigheden.
3.10 De gemachtigde van de verzekeringsarts heeft op de zitting desgevraagd verklaard
dat deze versie van het rapport door de verzekeringsarts nooit aan klaagster is toegestuurd.
3.11 Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat uit de beslissing van het Regionaal
Tuchtcollege niet blijkt dat het op 21 juni 2024 door het Regionaal Tuchtcollege van
de verzekeringsarts ontvangen rapport aan klaagster is toegestuurd en klaagster door
het Regionaal Tuchtcollege in de gelegenheid is gesteld om daarop te reageren. Het
Centraal Tuchtcollege gaat er daarom van uit dat dit niet is gebeurd terwijl het Regionaal
Tuchtcollege zijn beoordeling van de klacht op deze versie van het rapport heeft gebaseerd.
Het Regionaal Tuchtcollege heeft hiermee het rechtsbeginsel van hoor en wederhoor
geschonden. Dit betekent dat reeds daarom de bestreden beslissing van het Regionaal
Tuchtcollege niet in stand kan blijven. Het Centraal Tuchtcollege zal de beslissing
van het Regionaal Tuchtcollege vernietigen.
3.12 De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) bepaalt
in artikel 73 lid 9, dat indien het Centraal Tuchtcollege tot het oordeel komt dat
de in eerste aanleg gegeven beslissing niet kan worden gehandhaafd, het deze beslissing
vernietigt en de zaak zelf afdoet. In dit geval zou dat betekenen dat niet twee maar
één instantie de klacht inhoudelijk beoordeelt. Het Centraal Tuchtcollege zal de zaak
daarom terugwijzen naar het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle, om het Regionaal Tuchtcollege
in de gelegenheid te stellen de zaak opnieuw in eerste aanleg af toe doen met inachtneming
van hetgeen onder 3.11 inhoudelijk is overwogen.
4. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
- vernietigt de beslissing waarvan beroep en opnieuw rechtdoend;
- wijst de zaak terug naar het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle om het Regionaal
Tuchtcollege in de gelegenheid te stellen de zaak opnieuw in eerste aanleg af toe
doen met inachtneming van hetgeen onder 3.11 inhoudelijk is overwogen;
- bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt
in de Staatscourant, en zal worden aan¬geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht,
Gezondheidszorg Jurisprudentie, Medisch Contact en het Tijdschrift voor Bedrijfs-
en Verzekeringsgeneeskunde (TBV) met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is genomen door R.C.A.M. Philippart, voorzitter, L. van Dijk en S.M.
Evers, leden-juristen, en J.H.M. de Brouwer en W. de Ruijter, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door
K.M. ten Pas, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 3 november 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.