ECLI:NL:TGZCTG:2025:176 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2588
| ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:176 |
|---|---|
| Datum uitspraak: | 03-11-2025 |
| Datum publicatie: | 03-11-2025 |
| Zaaknummer(s): | C2024/2588 |
| Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
| Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
| Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. De moeder van klager woonde bij klager in huis. Klager verzorgde haar. Na verwijzing door de huisarts heeft de specialist ouderengeneeskunde een huisbezoek afgelegd bij klager en zijn moeder. Hierna heeft zij een multidisciplinair overleg (MDO) gepland met verschillende betrokken zorgverleners. Geconcludeerd werd dat opname in een 24-uurs setting noodzakelijk was. De moeder van klager is uiteindelijk na een rechterlijke machtiging opgenomen. Zij is binnen enkele maanden na haar opname overleden. Klager vindt dat de specialist ouderengeneeskunde de fysieke klachten van zijn moeder niet serieus heeft genomen en ten onrechte heeft gezegd dat klager ontkende dat zijn moeder aan de ziekte van Alzheimer leed. Ook verwijt klager de specialist ouderengeneeskunde dat zij heeft geweigerd filmmateriaal te bekijken waaruit bleek dat moeder veel helderder van geest was, als zij niet ziek was. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2588 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
hierna: klager,
tegen
C., werkzaam in D., verweerster in beide instanties, hierna: specialist ouderengeneeskunde,
gemachtigde: mr. J.F.H. Terpstra, werkzaam te Groningen.
1. Kern van de zaak
1.1 De moeder van klager woonde bij klager in huis. Klager verzorgde haar. Na
verwijzing door de huisarts heeft de specialist ouderengeneeskunde een huisbezoek
afgelegd. Hierna heeft zij een multidisciplinair overleg (MDO) gepland met verschillende
betrokken zorgverleners. Geconcludeerd werd dat opname in een 24-uurs setting noodzakelijk
was. De moeder van klager is uiteindelijk na een rechterlijke machtiging opgenomen.
Zij is binnen enkele maanden na haar opname overleden. Klager vindt dat de specialist
ouderengeneeskunde de fysieke klachten van zijn moeder niet serieus heeft genomen
en ten onrechte heeft gezegd dat klager ontkende dat zijn moeder aan de ziekte van
Alzheimer leed. Ook verwijt klager de specialist ouderengeneeskunde dat zij heeft
geweigerd filmmateriaal te bekijken waaruit bleek dat moeder veel helderder van geest
was, als zij niet ziek was.
1.2 Het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle heeft de klacht kennelijk ongegrond
verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.
2. Verloop van de procedure
2.1 Klager heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege
te Zwolle met nummer Z2023/6675 (ECLI:NL:TGZRZWO:2024:95). De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege is als bijlage toegevoegd aan deze
beslissing.
2.2 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van het beroepschrift en het
verweerschrift.
2.3 De zaak is op de zitting van 22 september 2025 behandeld. Tijdens deze zitting
waren aanwezig klager en de specialist ouderengeneeskunde, bijgestaan door haar gemachtigde.
Partijen hebben vragen van het college beantwoord en hun standpunten nader toegelicht.
3. Feiten
Net als het Regionaal Tuchtcollege gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de volgende
feiten:
“3.1 De klacht gaat over de zorg aan de moeder van klager, geboren in 1947 en
overleden in 2023 (hierna te noemen: patiënte). Patiënte woonde tot enkele maanden
voor haar overlijden samen met klager. Medio 2019 is bij patiente door een klinisch
geriater de diagnose Alzheimer gesteld. Zij had ook verschillende fysieke klachten/problemen,
zoals cardiale problematiek en buikklachten.
3.2 In februari 2022 werd patiënte gezien door een collega van de specialist
ouderengeneeskunde. Deze gaf medicatie-adviezen gericht op het verminderen van onrust
en angst.
3.3 In november 2022 verwees de huisarts patiënte opnieuw naar de collega van
de specialist ouderengeneeskunde met de vraagstelling:
“Graag mw op korte termijn bezoeken (evt met casemanager?) en hierna evt MDO vraagstelling
samen met casemanager? Of iets anders… Meest recente info ook op te vragen bij de
casemanager.”
3.4 Bij de verwijzing was een deel van het huisartsenjournaal gevoegd en een
specialistenbrief van de klinisch geriater van 11 november 2022. De huisarts wees
specifiek op een notitie van
9 november 2022 waarin onder meer staat dat bij de thuiszorg zorgen bestonden over
patiënte en dat thuiszorg een zorgmelding had gedaan.
3.5 In de brief van de klinisch geriater van 11 november 2022 staat dat klager
meer onderzoek wenste voor verschillende lichamelijke klachten en dat hem werd uitgelegd
dat sprake was van gevorderde dementie, dat een heel aantal van de genoemde klachten
al besproken waren en dat bewust was afgezien van aanvullend onderzoek. De huisarts
noteerde in zijn dossier na een huisbezoek op 7 november 2022 dat klager zich niet
serieus genomen voelde door de specialisten, dat alle aandacht uitging naar de dementie
en dat klager niet het gevoel had dat er goed naar de lichamelijke kant gekeken was.
3.6 Om de verwijsvraag te verhelderen nam de specialist ouderengeneeskunde contact
op met de huisarts. Als verwijsvraag noteerde zij in het intakeverslag:
“Verwijsvraag
Veilig nog thuis? Bezoek voor mdo”
3.7 De specialist ouderengeneeskunde concludeerde na huisbezoek op 6 februari
2023 dat er sprake was van een gevorderde dementie met probleemgedrag, waarbij medicatie,
een bejegeningsplan en ruimte om te bewegen belangrijk zijn onder 24-uurs toezicht.
Zij noteerde dat sprake was van ongerustheid over de lichamelijke achteruitgang van
patiënte bij haar zoon en ontkenning van haar dementiele ziektebeeld. Zij noteerde
ook dat er twijfel was of klager toegerust was om de juiste zorg in de thuissituatie
te kunnen geven. Met klager had zij de mogelijkheid van een tijdelijke opname ter
observatie en behandeling besproken, hij was daarmee akkoord. Besproken werd dat de
specialist ouderengeneeskunde een MDO zou plannen met huisarts, Veilig Thuis en de
casemanager.
3.8 Het MDO vond plaats op 23 februari 2023. In het verslag staat onder meer
dat de specialist ouderengeneeskunde en klager van mening verschilden en dat de visie
van de specialist ouderengeneeskunde was dat het gevorderde dementiesyndroom het hoofdprobleem
was van patiënte, terwijl klager aangaf dat de lichamelijke klachten van patiënte
het hoofdprobleem waren. De conclusie van het multidisciplinair overleg was dat 24-uurs
zorg nodig was en dat met klager in gesprek zou worden gegaan over opname. In het
geval klager daarmee niet akkoord zou gaan stemden de aanwezigen bij het MDO in met
het nemen van de vervolgstap naar een rechterlijke machtiging.
3.9 Op 6 maart 2023 besprak de specialist ouderengeneeskunde samen met een consulent
van Veilig Thuis de conclusie met klager. Klager was niet akkoord met een opname van
patiënte.
3.10 In het kader van een verzoek om een rechterlijke machtiging in het kader
van de Wet Zorg en Dwang werd door een (andere) specialist ouderengeneeskunde na huisbezoek
op 7 april 2023 de verklaring afgegeven dat zij opname van patiënte noodzakelijk vond.
3.11 In juni 2023 werd patiënte opgenomen in E. in F.. Patiënte overleed enkele
maanden na deze opname.”
4. Beoordeling van het beroep
Waar gaat het in beroep over
4.1 Klager verweet specialist ouderengeneeskunde bij het Regionaal Tuchtcollege
dat zij:
a) alle fysieke klachten als pijn op de borst, pijn in de buik en hartfalen,
niet heeft beoordeeld,
niet serieus heeft genomen en zij patiënte niet heeft doorverwezen voor deze klachten;
b) ten onrechte heeft gezegd dat klager de Alzheimer bij patiënte ontkende en
dat dat een belangrijke rol heeft gespeeld bij het uit huis plaatsen van patiënte;
c) weigerde filmmateriaal te bekijken waaruit bleek dat patiënte als zij niet
ziek was, veel
helderder van geest was.
4.2 Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
Het beroep heeft tot doel dat de klacht alsnog gegrond wordt verklaard.
4.3 De specialist ouderengeneeskunde heeft in beroep verweer gevoerd en verzoekt
het beroep te verwerpen.
4.4 Het gevolg is dat de oorspronkelijke klacht in volle omvang ter beoordeling
voorligt.
Klachtonderdeel a.
4.5 Net als het Regionaal Tuchtcollege overweegt het Centraal Tuchtcollege allereerst
dat ter beoordeling voor ligt de vraag of de specialist ouderengeneeskunde de zorg
heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk
bekwame en redelijk handelende specialist ouderengeneeskunde. Bij de beoordeling wordt
rekening gehouden met de voor de specialist ouderengeneeskunde geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen
handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
4.6 Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat het onderzoek van de specialist ouderengeneeskunde
tijdens het huisbezoek op 6 februari 2023 zich heeft beperkt tot een analyse van de
veiligheid in de thuissituatie van patiënte. Zij heeft geen lichamelijk onderzoek
verricht. Zoals het Regionaal Tuchtcollege al heeft overwogen, speelde hier (mogelijk)
een rol dat de reden van verwijzing niet geheel duidelijk was. Het Centraal Tuchtcollege
onderschrijft in dit kader de overweging van het Regionaal Tuchtcollege dat uit de
stukken en de verklaringen tijdens de zitting blijkt dat klager in de veronderstelling
was dat de verwijzing ook betrekking had op de lichamelijke problematiek bij patiënte.
Gezien deze veronderstelling bij klager is het goed voor te stellen dat hij teleurgesteld
was dat de specialist ouderengeneeskunde de lichamelijke problematiek niet beoordeelde.
4.7 De door de specialist ouderengeneeskunde tijdens het huisbezoek op 6 februari
2023 geconstateerde zorgen hebben vervolgens geleid tot het MDO op 23 februari 2023.
Achteraf bezien was het beter geweest dat de specialist ouderengeneeskunde tijdens
het huisbezoek een (kort) lichamelijk onderzoek bij patiënte had verricht, zeker gelet
op de sterke wens van klager dat een lichamelijk onderzoek zou worden gedaan en de
omstandigheid dat er blauwe plekken waren geconstateerd. Door een lichamelijk onderzoek
te verrichten, had de specialist ouderengeneeskunde een meer compleet beeld kunnen
krijgen van de situatie van patiënte. Dat de specialist ouderengeneeskunde dit heeft
nagelaten, is echter onvoldoende om te komen tot het oordeel dat de specialist ouderengeneeskunde
tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het Centraal Tuchtcollege weegt hierbij
zwaar mee dat er wekelijks contact was met de huisarts, dat de huisarts had aangegeven
dat hij de verantwoordelijkheid voor de medische zorg had en dat er recent een geriatrische
opname was geweest, tijdens welke opname klaagster was geobserveerd.
4.8 Dit leidt de conclusie dat klachtonderdeel a) ongegrond is.
Klachtonderdeel b) en c)
4.9 Op basis van de stukken en de mondelinge toelichting daarop komt het Centraal
Tuchtcollege tot het oordeel dat het Regionaal Tuchtcollege de klachtonderdelen b)
en c) terecht ongegrond heeft verklaard. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat de
behandeling van de zaak in beroep geen aanleiding geeft tot andere beschouwingen en
beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege en neemt de overwegingen van het
Regionaal Tuchtcollege over. Daarmee sluit het Centraal Tuchtcollege aan bij het oordeel
van het Regionaal Tuchtcollege dat de specialist ouderengeneeskunde niet tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld.
4.10 Het Centraal Tuchtcollege voegt hier nog wel het volgende aan toe. Tijdens
de zitting in beroep heeft de specialist ouderengeneeskunde verklaard dat zij tijdens
het huisbezoek op 6 februari 2023 heeft aangeboden het beeldmateriaal van klager te
bekijken, maar dat dit niet is gebeurd. Achteraf bezien was het beter geweest als
de specialist ouderengeneeskunde haar aanbod tijdens het MDO op 23 februari 2023 had
herhaald en het beeldmateriaal had bekeken. Dat had mogelijk gezorgd voor meer begrip
en acceptatie aan de zijde van klager en de verstandhouding tussen de specialist ouderengeneeskunde
en klager wellicht verbeterd. Dat de specialist ouderengeneeskunde dit niet heeft
gedaan, leidt alleen niet tot het oordeel dat de specialist ouderengeneeskunde tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld.
Conclusie
4.11 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep van klager moet worden
verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg: verwerpt het beroep.
Deze beslissing is genomen door E.J. Daalder, voorzitter,
R.A. Boon en H. de Hek, leden-juristen, en D. Coppoolse en B.J.P. Vis-Janssens de
Varebeke,
leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M. van Esveld, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 3 november 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.