ECLI:NL:TGZCTG:2025:158 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2025/2734 Verzet

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2025:158
Datum uitspraak: 06-10-2025
Datum publicatie: 06-10-2025
Zaaknummer(s): C2025/2734 Verzet
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: .

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2025/2734 van:

A., wonende in B., appellant, klager in eerste aanleg,

hierna: klager,

tegen

C., huisarts, werkzaam in B., verweerder in beide instanties,

hierna: de huisarts.

1. Verloop van de procedure

1.1 Klager heeft op 26 maart 2024 bij het Regionaal Tuchtcollege te ’s‑Hertogenbosch tegen de huisarts een klacht ingediend. Bij beslissing van 8 januari 2025, onder nummer H2024/7070, heeft dat college de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.
Klager is op tijd in beroep gekomen tegen deze beslissing. De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager bij beslissing van 15 mei 2025 afgewezen. Die beslissing is als bijlage toegevoegd aan deze beslissing. Tegen deze beslissing heeft klager verzet aangetekend.

1.2 Het verzet is op de zitting van 18 augustus 2025 behandeld. Klager was daarbij aanwezig en heeft zijn standpunt nader toegelicht. De spreekaantekeningen van klager zijn aan het dossier toegevoegd. De huisarts is met bericht niet verschenen.

2. Beoordeling van het verzet

2.1 De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege heeft in de beslissing van 15 mei 2025 het beroep van klager afgewezen, omdat het beroep niet zal leiden tot een andere beslissing dan die van het Regionaal Tuchtcollege. De voorzitter heeft hierover overwogen:

“Waar gaat de zaak over?

1.1 Klager was ingeschreven in de huisartsenpraktijk waar verweerder als huisarts werkzaam was. Op enig moment liet klager verweerder weten dat hij niet meer wilde dat verweerder zijn huisarts was. Omdat klager nog geen andere huisarts had, heeft hij de praktijk verzocht de herhaalrecepten van zijn medicatie naar de apotheek te sturen. Klager verwijt de huisarts dat hij niet heeft gedaan waar klager om vroeg en dat klager zijn medicatie niet heeft gekregen.

<…>

2.2 De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het Regionaal Tuchtcollege een juiste beslissing heeft genomen en beide klachtonderdelen terecht ongegrond heeft verklaard. De voorzitter overweegt dat de stukken die in beroep zijn overgelegd geen aanleiding geven tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. De stukken geven de voorzitter wel aanleiding tot het maken van een paar aanvullende opmerkingen.

2.3 De e-mail waarmee klager de huisarts verzocht om zijn herhaalrecepten door te zetten naar de apotheek betrof een heel kort bericht. Het is dan ook alleszins begrijpelijk dat de assistente van de huisarts vanuit zorgvuldigheidsoverwegingen aanvullende informatie aan klager vroeg en dat de huisarts het receptverzoek van klager anders heeft begrepen dan klager het bedoelde. De voorzitter acht het eveneens begrijpelijk dat het voor klager, gelet op de verstoorde verhouding die tussen hem en de huisarts bestond, belastend was om meermalen contact te hebben met (de praktijk van) de huisarts. Naar het oordeel van de voorzitter blijkt uit de overgelegde stukken duidelijk dat er sprake is geweest van misverstanden in de communicatie tussen klager en de huisarts. Mede gelet op de omstandigheid dat klager geen enkel contact met de huisarts wilde en hij de huisarts expliciet had verzocht om hem niet te bellen, is de voorzitter van oordeel dat het de huisarts niet tuchtrechtelijk verweten kan worden dat het enige tijd heeft geduurd voordat aan de wens van klager om de medicatie via de apotheek aan te vragen voldaan kon worden.”

2.4 Klager is het niet eens met deze beslissing van de voorzitter. Hij voert in zijn verzetschrift onder meer aan dat zijn verzoek aan de huisarts volstrekt duidelijk was en gewoon niet goed gelezen is. Hij wijst erop dat hij na 26 e-mailberichten nog steeds te weinig medicatie had en dat hij als gevolg van de nalatigheid van (de praktijk van) de huisarts tijdens zijn vakantie van zes weken in het buitenland ook niet over voldoende medicatie kon beschikken. Klager meent dat hij dan ook genoeg reden heeft om te klagen.

2.5 Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de behandeling van het verzet geen ander licht op de zaak heeft geworpen. Uit de stukken blijkt duidelijk dat er sprake is geweest van misverstanden in de communicatie tussen klager en de huisarts. Zoals de voorzitter terecht heeft overwogen, kan de huisarts – mede gelet op de omstandigheid dat klager geen enkel contact met de huisarts wilde en hij de huisarts expliciet had verzocht om hem niet te bellen – niet tuchtrechtelijk verweten worden dat het enige tijd heeft geduurd voordat aan de wens van klager om de medicatie via de apotheek aan te vragen kon worden voldaan.

2.6 De conclusie is dat de voorzitter van het Centraal Tuchtcollege terecht en op goede gronden heeft geoordeeld dat het beroep van klager niet leidt tot een andere beslissing dan die van het Regionaal Tuchtcollege en het beroep van klager terecht heeft afgewezen.

2.7 Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is.

3. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg: verklaart het verzet ongegrond.

Deze beslissing is genomen door E.J. Daalder, voorzitter, L.F. Gerretsen-Visser en H.K.N. Vos, leden-juristen, en B.F.M. Blok en M.A. Noordzij, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.D. Boer, secretaris. Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2025.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.