ECLI:NL:TGZCTG:2025:153 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2572

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2025:153
Datum uitspraak: 22-09-2025
Datum publicatie: 22-09-2025
Zaaknummer(s): C2024/2572
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/Afwijzing
Inhoudsindicatie: Familie van een in 2014 overleden patiënte klaagt tegen een psychiater. De familie verwijt de psychiater kort gezegd dat er onvoldoende aandacht is geweest voor de lichamelijke klachten van patiënte en dat de herhaalde zorgen die de familie heeft geuit over de benauwdheid van patiënte en het verzoek om een longarts te consulteren niet serieus zijn genomen. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle heeft klagers niet-ontvankelijk verklaard vanwege verjaring. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klagers ingestelde beroep tegen die beslissing.


C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2572 van:

A., wonende te B.,
C., wonende te D.,
E., wonende te D.,
F., wonende te G.,
H., wonende te I., en
J., wonende te I.,
appellanten, klagers in eerste aanleg,
hierna: de familie,
gemachtigde: mr. K. Croezen, werkzaam te Groningen,

tegen

K. psychiater, werkzaam te B.,
verweerder in beide instanties,
hierna: de psychiater,
gemachtigde: mr. L. Wijnbergen, werkzaam te Groningen.


1. Kern van de zaak
1.1 De (schoon)zus van de klagers is op 7 maart 2014 overleden in het ziekenhuis waar de arts destijds als psychiater betrokken was bij de zorg voor patiënte. De familie verwijt de psychiater kort gezegd dat er gedurende de opname van patiënte in het ziekenhuis onvoldoende aandacht is geweest voor haar lichamelijke klachten. Ook klaagt de familie erover dat de herhaalde zorgen die de familie heeft geuit over de benauwdheid van patiënte en het verzoek om een longarts te consulteren niet serieus zijn genomen.
1.2 De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle heeft de familie niet-ontvankelijk verklaard vanwege verjaring. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt hetzelfde en zal dat hieronder toelichten.
2. Verloop van de procedure
2.1 De familie heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle van 19 juli 2024 met nummer Z2024/6974. De beslissing van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege is als bijlage toegevoegd aan deze beslissing.
2.2 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de stukken van de procedure in eerste aanleg, het beroepschrift van de familie en het verweerschrift in beroep van de psychiater.
2.3 De zaak is op de zitting van 13 augustus 2025 behandeld. Namens de familie waren de heer A. en mevrouw F. bij de zitting aanwezig, bijgestaan door mr. Croezen, en de psychiater, bijgestaan door mr. Wijnbergen. De heer J. heeft de zitting bijgewoond via een videoverbinding. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en vragen van het college beantwoord. De spreekaantekeningen van de heer A., de heer J., mr. Croezen en mr. Wijnbergen zijn aan het dossier toegevoegd.
3. Beoordeling van het beroep
3.1 De familie is het niet eens met de beslissing van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege. Het beroep heeft tot doel dat de familie alsnog ontvankelijk wordt verklaard in hun klacht en dat de zaak wordt teruggewezen naar het Regionaal Tuchtcollege ter verdere beoordeling van die klacht. Verder wordt verzocht om de psychiater te veroordelen in de door de familie gemaakte procedurekosten in beide instanties.
3.2 De psychiater kan zich vinden in de beslissing van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege en verzoekt het beroep van de familie tegen die beslissing te verwerpen.

3.3 Het klaagschrift is door het Regionaal Tuchtcollege ontvangen op 6 maart 2024. Op grond van artikel 65 lid 5 van de Wet BIG vervalt de bevoegdheid tot het indienen van een klaagschrift door verjaring tien jaar nadat het desbetreffende handelen of nalaten is geschied. Deze verjaringsregeling, die ambtshalve en strikt moet worden toegepast, brengt mee dat in deze zaak niet kan worden geklaagd over de behandeling door de psychiater voor zover die heeft plaatsgevonden vóór 6 maart 2014 en dat de familie in zoverre niet-ontvankelijk is. Uit het medisch dossier van patiënte leidt het Centraal Tuchtcollege af dat de psychiater op 5 maart 2014 voor het laatst betrokken is geweest bij de behandeling van patiënte. Van betrokkenheid nadien is niet gebleken. De stelling van de familie dat de psychiater ook nog op 6 maart 2014 betrokken was, namelijk als supervisor, volgt niet uit het medisch dossier, wordt betwist door de psychiater, en ligt ook niet voor de hand omdat de psychiater op een andere afdeling, te weten de polikliniek, werkzaam was dan de afdeling waar patiënte was opgenomen. Dit leidt tot de conclusie dat de familie niet-ontvankelijk is in hun klacht tegen de psychiater. Dat patiënte vanaf 20 februari 2014 tot aan 7 maart 2014 ononderbroken opgenomen was in het M. maakt niet dat geklaagd kan worden over de hele opnameperiode. Ook de omstandigheid dat de familie pas kort voor het indienen van de klacht op de hoogte is geraakt van de uitkomsten van een (prisma)onderzoek betreffende de behandeling van patiënte maakt dit evenmin anders. De wetgever heeft in artikel 65 lid van 5 van de Wet BIG een fatale termijn in het leven geroepen, die niet kan worden verlengd, ook niet wanneer die termijn is overschreden als gevolg van buiten de schuld van klagers gelegen omstandigheden.
Conclusie
3.4 Dit betekent dat het beroep van de familie wordt verworpen. Het Centraal Tuchtcollege heeft oog voor de verdrietige afloop van de situatie en begrijpt goed dat de familie probeert te achterhalen wat er precies allemaal is gebeurd en waar mogelijk fouten zijn gemaakt, maar dat maakt de beoordeling in deze zaak niet anders. Voor de door de familie gevraagde proceskostenveroordeling is gelet op het voorgaande geen plaats.
4. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is genomen door Z.J. Oosting, voorzitter,
B.J.M. Frederiks en T.W.H.E. Schmitz, leden-juristen en I.A. de Boer en J.J. de Jong,
leden-beroepsgenoten, bijgestaan door N. Germeraad-van der Velden, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 september 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE
Beslissing d.d. 19 juli 2024 naar aanleiding van de op 6 maart 2024 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A., wonende te B.,
C., wonende te D.,
E., wonende te D.,
F., wonende te G.,
H., wonende te I, en
J., wonende te I.
gemachtigde: mr. K. Croezen, advocaat te Groningen,
k l a g e r s
-tegen-


K., psychiater, werkzaam te D.,
gemachtigde: mr. L. Wijnbergen, advocaat te Groningen,
v e r w e e r d e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
- het klaagschrift;
- het verweerschrift, binnengekomen op 21 mei 2024;
- de repliek, binnengekomen op 12 juni 2024;
- de dupliek, binnengekomen op 28 juni 2024.
2. DE OVERWEGINGEN
Klagers klagen tegen meerdere zorgverleners die betrokken zijn geweest bij de behandeling van hun (schoon)zus, mw. L. (hierna: patiënte). In deze klachten wordt bij afzonderlijke beslissing uitspraak gedaan.
Patiënte was opgenomen in het M. van 20 februari 2014 tot en met de dag van haar overlijden, op 7 maart 2014.
Het klaagschrift is door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle ontvangen op 6 maart 2024. De voorzitter moet beoordelen of klagers in hun klacht kunnen worden ontvangen.
Op grond van artikel 65 lid 5 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (wet BIG) vervalt de bevoegdheid tot het indienen van een klaagschrift door verjaring tien jaar nadat het desbetreffende handelen of nalaten is geschied. Deze verjaringsregeling, die ambtshalve en strikt moet worden toegepast , brengt mee dat in deze zaak niet kan worden geklaagd over de behandeling door verweerder voor zover die heeft plaatsgevonden vóór 6 maart 2014 en dat klagers in zoverre niet-ontvankelijk zijn.
Uit het overgelegde medisch dossier over patiënte blijkt dat verweerder in de week voor het overlijden van patiënte als supervisor en ambulant behandelaar betrokken is geweest. Dit is niet op of na 6 maart 2014 geweest.
Dat patiënte vanaf 20 februari 2014 tot aan 7 maart 2014 ononderbroken opgenomen was in het M. maakt niet dat geklaagd kan worden over de hele opnameperiode. Dat de familie pas kort voor het indienen van de klacht op de hoogte is geraakt van uitkomsten van een (prisma)onderzoek betreffende de behandeling van patiënte maakt dit evenmin anders. De wetgever heeft in artikel 65 lid van 5 van de Wet BIG een fatale termijn in het leven geroepen, die niet kan worden opgeschort, ook niet wanneer die termijn is overschreden als gevolg van buiten de schuld van klagers gelegen omstandigheden.
Bij die stand van zaken kan het niet-ontvankelijkheidsverweer wat betreft de klachtgerechtigdheid van de (schoon)familie onbesproken blijven.

3. DE BESLISSING

De voorzitter verklaart klagers kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan op 19 juli 2024 door M.J.C. Dijkstra, voorzitter, in tegenwoordigheid van
J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris.

voorzitter


secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op de klachtonderdelen waarop die beslissing betrekking heeft.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.