ECLI:NL:TGZCTG:2025:152 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2025/2706
| ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:152 |
|---|---|
| Datum uitspraak: | 22-09-2025 |
| Datum publicatie: | 22-09-2025 |
| Zaaknummer(s): | C2025/2706 |
| Onderwerp: | Onvoldoende informatie |
| Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
| Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een internist-oncoloog. Klaagster is van juni 2020 tot en met mei 2021 in verband met borstkanker in behandeling geweest in het ziekenhuis waar de internist werkzaam is. Nadat klaagster eind januari 2021 is geopereerd, heeft het multidisciplinaire behandelteam klaagster radiotherapie en chemotherapie geadviseerd. Voor de chemotherapie is klaagster verwezen naar de internist. Klaagster verwijt de internist dat hij haar chemotherapie heeft geadviseerd, terwijl dat niet bij klaagsters persoonlijkheid past. Klaagster meent dat zij onvoldoende is geïnformeerd over de gevolgen van de chemotherapie. Over haar twijfels was geen gesprek mogelijk en haar vragen werden afgekapt. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2025/2706 van:
A, wonende te B.,
appellante, klaagster in eerste aanleg,
hierna: klaagster,
tegen
C. werkzaam te D,
verweerster in beide instanties,
hierna: de internist,
gemachtigde: D.M. Pot, werkzaam te Amsterdam.
1. Kern van de zaak
Klaagster is van juni 2020 tot en met mei 2021 in verband met borstkanker in behandeling
geweest in het ziekenhuis waar de internist werkzaam is. Nadat klaagster op 22 januari
2021 was geopereerd, heeft het multidisciplinaire behandelteam klaagster radiotherapie
en chemotherapie geadviseerd. Voor de chemotherapie is klaagster verwezen naar de
internist.
1.2 Het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam heeft de klacht kennelijk ongegrond
verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het met deze beslissing eens.
2. Verloop van de procedure
2.1 Klaagster heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege
te Amsterdam met nummer A2024/7049 (ECLI:NL:TGZRAMS:2024:279). De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege is als bijlage toegevoegd aan deze
beslissing.
2.2 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van het beroepschrift en het
verweerschrift.
2.3 De zaak is op de zitting van 25 augustus 2025 behandeld. Tijdens deze zitting
waren aanwezig klaagster en de internist, bijgestaan door zijn gemachtigde. Partijen
hebben vragen van het college beantwoord en hun standpunten nader toegelicht. De spreekaantekeningen
van klaagster zijn aan het dossier toegevoegd.
3. Feiten
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten
zoals weergegeven in overweging ‘3. De feiten’ van de beslissing van het Regionaal
Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
Waar gaat het in beroep over
4.1 Klaagster is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
Het beroep heeft tot doel dat de klacht in volle omvang wordt beoordeeld en alsnog
gegrond wordt verklaard.
4.2 De internist heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd en verzoekt het
beroep te verwerpen.
Inhoudelijke beoordeling
4.3 Op basis van de stukken en de mondelinge toelichting daarop komt het Centraal
Tuchtcollege tot het oordeel dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond
heeft verklaard. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat de behandeling van de zaak
in beroep geen aanleiding geeft tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van
het Regionaal Tuchtcollege en neemt datgeen wat het Regionaal Tuchtcollege onder ‘4.
De overwegingen van het college’ heeft overwogen hier over. Daarmee sluit het Centraal
Tuchtcollege aan bij het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de internist niet
tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Conclusie
4.4 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep van klaagster moet worden
verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is genomen door R. Prakke-Nieuwenhuizen, voorzitter,
A.S. Gratama en J.M.T. van der Hoeven-Oud, leden-juristen, en R.H.H. Bemelmans en
R.B.M. van Tongeren, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M. van Esveld, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 22 september 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.