ECLI:NL:TGZCTG:2025:131 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2597

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2025:131
Datum uitspraak: 28-07-2025
Datum publicatie: 28-07-2025
Zaaknummer(s): C2024/2597
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een gz-psycholoog. Klaagster is bekend met therapieresistente focale epilepsie. Zij is verwezen naar het expertisecentrum waar de gz-psycholoog werkzaam is, voor beoordeling in verband met haar wens tot epilepsiechirurgie. Daar heeft een multidisciplinair team onderzoek gedaan. Onderdeel van het epilepsiechirurgie-traject was een neuropsychologisch onderzoek, dat door de gz-psycholoog is uitgevoerd. Klaagster verwijt de gz-psycholoog schending van het beroepsgeheim, onjuistheden in de rapportage en onvoldoende informatieverstrekking en begeleiding. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klaagster kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2597 van:
A., wonende in B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
hierna: klaagster, gemachtigde: C., werkzaam te D.,
tegen
E., gz-psycholoog, werkzaam in F., verweerster in beide instanties,
hierna: de gz-psycholoog, gemachtigde: mr. K.M. Volker, werkzaam
in Amsterdam.
1. Kern van de zaak
1.1 Klaagster heeft in augustus 2019 een epilepsie-operatie ondergaan (een temporaalkwabresectie linkszijdig). Daaraan voorafgaand heeft zij bij een expertisecentrum een epilepsiechirurgie-traject doorlopen, waarin een multidisciplinair team onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheden voor epilepsiechirurgie bij klaagster en een positief operatieadvies heeft uitgebracht. Onderdeel van dit traject was een neuropsychologisch onderzoek. De gz-psycholoog heeft dit onderzoek op 16 mei 2019 uitgevoerd en daarover een rapport uitgebracht. Klaagster en haar toenmalige echtgenoot verwijten de gz psycholoog schending van het beroepsgeheim, onjuistheden in het rapport, onvoldoende voorlichting en onvoldoende begeleiding en ondersteuning.
1.2 Het Regionaal Tuchtcollege te ‘s Hertogenbosch heeft de toenmalige echtgenoot van klaagster in de klacht niet-ontvankelijk verklaard en de klacht van klaagster in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met het oordeel dat de klacht ongegrond is en zal het door klaagster ingestelde beroep verwerpen.
2. Verloop van de procedure
2.1 Klaagster heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege te ’s Hertogenbosch van 18 september 2024 met nummer H2023/6659. De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege is als bijlage toegevoegd aan deze beslissing.
2.2 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van het door het Regionaal Tuchtcollege samengestelde procesdossier, het beroepschrift, de aanvullende gronden en het verweerschrift.
2.3 De zaak is op de zitting van 11 juni 2025 behandeld. Klaagster was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde C.. De gz-psycholoog was met kennisgeving niet aanwezig. Zij werd op de zitting vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K.M. Volker en – via een videoverbinding – door haar leidinggevende, mevrouw G.. Partijen dan wel hun gemachtigden hebben vragen van het college beantwoord en de standpunten nader toegelicht. De spreekaantekeningen van de gemachtigde van klaagster zijn aan het dossier toegevoegd.
3. Feiten
3.1 Het Centraal Tuchtcollege gaat uit van de volgende feiten.
3.2 Klaagster is bekend met een therapieresistente focale epilepsie vanuit links temporaal (vanuit de linker slaapkwab).
3.3 Begin 2017 was klaagster betrokken bij een ernstig auto-ongeluk, waarbij zijzelf en haar twee kinderen zwaargewond zijn geraakt.
Zij is op 4 februari 2018 door haar neuroloog doorverwezen naar het expertisecentrum waar de gz-psycholoog werkzaam is, voor beoordeling in verband met haar wens tot epilepsiechirurgie. In de verwijzingsbrief wordt melding gemaakt van het ongeval en de bezorgdheid van de familie en kennissen dat het ongeval samenhangt met de epilepsie terwijl klaagster dat zelf anders ziet en de toedracht van het ongeval onduidelijk is gebleven.
3.4 Op 2 maart 2018 heeft klaagster een consult met een neuroloog van het expertise centrum gehad. Na een 24-uurs EEG en vervolgens een gesprek met een neuroloog op 11 september 2018 is een pre-chirurgisch screeningstraject gestart. Bij dit traject waren onder meer twee neurologen en de gz-psycholoog vanuit het expertisecentrum en een neurochirurg uit een academisch ziekenhuis betrokken.
3.5 In het kader van de pre-chirurgische evaluatie heeft de gz-psycholoog op 13 mei 2019 een intakegesprek met klaagster gevoerd en op 16 mei 2019 een neuropsychologisch onderzoek gedaan. In de rapportage staat met betrekking tot de voorgeschiedenis (alle citaten zijn letterlijk overgenomen): “Op 1-jarige leeftijd na DKTP vaccinatie hemiparese en nadien epilepsie.
2014 Auto-ongeval bij afleiding, inschatting neuroloog vermoedelijk niet secundair aan epilepsie. 2017 (jan) Ernstig auto-ongeval met onduidelijke toedracht. Onbekende toedracht.”
3.6 In de rapportage staat verder onder meer:
“Vragenlijsten
HADS: Er komt zowel op de depressie- als de angstschaal geen verhoogde score naar voren. (…)
SCL: Op deze algemene klachtenlijst wordt geen verhoogd klachtenniveau gevonden in vergelijking met de algemene bevolkingsgroep. Er is geen sprake van lijdensdruk. (…)
Quolie: Mevrouw beoordeelt haar kwaliteit van leven met een 8.
CONCLUSIE
Er komt op het gebied van het geheugen een verbale opdiepstoornis uit het onderzoek naar voren, passend bij de gevonden MTS links. Overige cognitieve stoornissen of problemen worden niet gevonden. Mevrouw is psychisch stabiel en lijkt over voldoende copingstrategieën te beschikken om een operatie aan te kunnen.
NABESPREKING
Op 12 juni zijn bovenstaande resultaten telefonisch met mevrouw besproken. Mevrouw geeft aan dat ze tijdens het onderzoek al door had dat de verbale geheugentaken haar moeilijker afgingen. In het dagelijks leven heeft ze echter weinig last van geheugenklachten. Ze vertelt wel dat ze veel dingen opschrijft gedurende haar werkdag omdat er veel informatie langskomt. Dit werk voor haar goed “
3.7 De multidisciplinaire werkgroep heeft een positief operatieadvies uitgebracht, dat op 24 juni 2019 door een physician assistent met klaagster is besproken, waarna klaagster is verwezen naar de neurochirurg voor de operatie. De neurochirurg heeft op 12 juli 2019 een informatiegesprek met klaagster gevoerd en het expertisecentrum daarover onder meer het volgende bericht:
“Ik heb met patiënte en partner in aanwezigheid van collega [naam] gesproken over de voordelen en nadelen van chirurgie. Procedure, prognose en eventuele complicaties zijn aan bod gekomen waarbij er onder andere gesproken over de risico’s van de passagère oftalmoplegie, minimale kans op een contralaterale hemiparese, eventuele stemmingsstoornissen postoperatief als mede een gering risico op een taalstoornis na de ingreep. Patiënte heeft de informatie goed begrepen en opteert voor de voorgestelde ingreep.”
3.8 Klaagster is op 27 augustus 2019 geopereerd. Er hebben diverse nacontroles plaatsgevonden. Klaagster is aanvalsvrij geweest tot september 2020. Nadat zij in september opnieuw epilepsieaanvallen kreeg, is de medicatie herstart. In november 2020 heeft klaagster het expertisecentrum benaderd voor een mogelijk nieuw epilepsiechirurgie-traject. Klaagster was na herstart van de medicatie opnieuw aanvalsvrij, maar wilde graag van de medicatie af. De multidisciplinaire werkgroep heeft daarover op 27 mei 2021 negatief geadviseerd.
3.9 In het kader van de post-chirurgische evaluatie heeft de gz-psycholoog op 4 februari 2022 nog een neuropsychologisch onderzoek bij klaagster uitgevoerd. Over de nabespreking van dit onderzoek heeft de gz-psycholoog in het rapport genoteerd:
“Op 25 februari zijn bovenstaande resultaten met mevrouw besproken. Ze geeft aan dat ze niet heel veel hinder ervaart van geheugenproblemen in het dagelijks leven. Ze schrijft wel veel op, dat is een automatisme geworden. Het leren van informatie voor haar opleiding is haar goed afgegaan. We bespreken de optie voor cognitieve training nog. Mevrouw twijfelt hierover omdat ze tegen weinig problemen aanloopt in het dagelijks leven, maar geeft ook aan dat ze het misschien zo gewend is dat haar geheugen minder functioneert dat ze dit niet meer zo doorheeft. Mocht mevrouw toch cognitieve training willen opstarten, zal ze zelf contact met ons opnemen.
Mevrouw geeft aan op dit moment goed in haar vel te zitten. Wel blijft er altijd enige somberheid op de achtergrond aanwezig vanwege teleurstellingen in het leven, voornamelijk ook rondom de epilepsie en het hierdoor hebben van een stempel. Via het ziekenhuis heeft ze vanwege een andere reden weer contact met de psycholoog waar ze eerder ook heeft gelopen. We bespreken dat het altijd mogelijk is dat [het expertisecentrum] meedenkt mocht mevrouw hulp op psychisch vlak willen hebben vanwege de stemmingswisselingen. Ook een consult bij psychiater [naam] is een optie. Mocht mevrouw dit willen, zal ze zelf contact met ons opnemen.”

3.11 In de periode voorafgaand aan de operatie heeft klaagster verscheidene gesprekken heeft gehad met een maatschappelijk werker van het expertisecentrum. Na de operatie zijn er veel gesprekken geweest met maatschappelijk werkers van het expertisecentrum. In totaal gaat het om ruim 70 contactmomenten. Daarnaast heeft klaagster na de operatie binnen het expertisecentrum systeemtherapie gevolgd.
4. Beoordeling van het beroep
Waar gaat het in beroep over
4.1 Klaagster is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege om die beslissing te vernietigen en de klacht alsnog geheel gegrond te verklaren. Verder verzoekt klaagster dit college om de gz-psycholoog te veroordelen tot vergoeding van de door haar gemaakte proceskosten en de door haar geleden en nog te lijden schade.
4.2 De gz-psycholoog heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep te verwerpen.
Procedure bij het Regionaal Tuchtcollege
4.3 Klaagster brengt in beroep als eerste naar voren dat zij door het verloop van de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege ernstig is benadeeld, omdat het mondeling vooronderzoek heeft plaatsgevonden buiten aanwezigheid van haar gemachtigde en omdat het Regionaal Tuchtcollege geen zitting heeft gepland.
Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat de procedure in beroep mede is bedoeld om eventuele verzuimen in de behandeling bij het Regionaal Tuchtcollege te herstellen. In deze zaak was er echter geen sprake van een verzuim. Klaagster en haar gemachtigde hadden ruimschoots voor de datum van het mondeling vooronderzoek een uitnodiging hiervoor ontvangen en pas bij aanvang van het mondeling vooronderzoek bleek dat de gemachtigde niet aanwezig was. Dat het Regionaal Tuchtcollege de zaak in raadkamer heeft behandeld, is gebaseerd op artikel 67a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Anders dan klaagster meent, is dit niet onzorgvuldig.
Toetsingskader
4.4 Uit alles wat klaagster naar voren heeft gebracht, is duidelijk dat klaagster te kampen heeft met een veelheid aan medische klachten en dat zij hier sterk onder lijdt. Het Centraal Tuchtcollege heeft hier oog voor maar zal op een zakelijke wijze een oordeel over de klachten moeten geven.
De vraag die het Centraal Tuchtcollege moet beantwoorden, is of de gz-psycholoog heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende gz psycholoog. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de gz-psycholoog geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
Inhoudelijke beoordeling
4.5 Klaagster is erg ongelukkig met het resultaat van de epilepsie-operatie van augustus 2019. Zij stelt dat zij sindsdien dagelijks last heeft van lawaai in haar hoofd, door haar omschreven als een constante bonk en ruis. Deze geluiden houden haar constant bezig, verstoren haar nachtrust en zorgen voor emotionele en fysieke uitputting. Als gevolg hiervan is haar huwelijk gestrand, is zij haar gezin kwijtgeraakt, is zij van haar ouders vervreemd en heeft zij haar werk noodgedwongen moeten opgeven, aldus klaagster.
4.6 Klaagster verwijt de gz-psycholoog dat:
a) zij het beroepsgeheim heeft geschonden door, zonder toestemming van klaagster, het rapport van het neuropsychologisch onderzoek door te sturen naar verschillende artsen;
b) zij een onjuiste verklaring of onjuist rapport heeft afgegeven dat de medische situatie van klaagster niet nauwkeurig weerspiegelt, waardoor tekort is gedaan aan de psychische toestand van klaagster op het moment van de operatie;
c) zij heeft verzuimd om klaagster adequaat voor te lichten over de psychologische aspecten, namelijk dat de operatie de persoonlijkheid van klaagster en het gedrag van klaagster ingrijpend zou kunnen veranderen;
d) de medische instellingen hebben gefaald bij een adequate begeleiding en ondersteuning van klaagster.
4.7. Het Centraal Tuchtcollege constateert dat de beleving die klaagster heeft van de aanleiding voor de operatie en het onderzoeks- en behandeltraject voor en na de operatie op een aantal belangrijke onderdelen afwijkt van de inhoud van het medisch dossier en de andere stukken in het dossier. Bij de beoordeling van de klachten gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals die blijken uit het medisch dossier en de overige (ook namens klaagster) overgelegde stukken. Het Centraal Tuchtcollege zal ook uitsluitend oordelen over de vier klachtonderdelen die bij het Regionaal Tuchtcollege zijn behandeld en die hierboven staan genoemd. De wet laat het niet toe dat in beroep nieuwe klachtonderdelen behandeld en beoordeeld worden.
4.8 Het Centraal Tuchtcollege komt, met inachtneming van de opmerkingen in punt 4.7 op basis van de stukken en de mondelinge toelichting daarop tot het oordeel dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht in al haar onderdelen terecht ongegrond heeft verklaard. De behandeling van de zaak in beroep geeft geen aanleiding tot andere beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege neemt dat wat het Regionaal Tuchtcollege in zijn beslissing onder 5.5 tot en met 5.12 heeft overwogen hier over. De behandeling van de zaak in beroep geeft het Centraal Tuchtcollege wel aanleiding tot een paar aanvullende opmerkingen.
4.9 Uit de behandeling van deze zaak in beroep komt naar voren dat klaagster de gz psycholoog - evenals de andere door haar aangeklaagde zorgverleners – in de kern vooral verwijt dat er in het epilepsiechirurgie-traject voorafgaand aan de operatie geen rekening is gehouden met het trauma dat zij aan het ernstige auto-ongeluk in 2017 heeft overgehouden. Volgens klaagster was zij door dit trauma en door de zware medicijnen die zij tegen de epilepsie moest innemen destijds niet in staat om een weloverwogen beslissing over zo’n zware behandeling te nemen. Daarbij is zij naar eigen zeggen ook onvoldoende geïnformeerd over de risico’s en de gevolgen die de operatie – onder meer – voor haar gedrag en haar persoonlijkheid kon hebben. Er was om die redenen geen sprake van informed consent voor de epilepsie-operatie. Verder stelt klaagster dat zij voorafgaand aan de operatie met medicatie al twaalf jaar aanvalsvrij was en dat er dus ook geen objectieve noodzaak voor epilepsiechirurgie was. Door desondanks positief te adviseren over de epilepsie-operatie en hier daadwerkelijk toe over te gaan, hebben alle betrokkenen – onder wie de gz-psycholoog – volgens klaagster tuchtrechtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit heeft bij haar tot aanzienlijke schade geleid, aldus klaagster.
4.10 Het Centraal Tuchtcollege heeft oog voor de problemen die klaagster nu op fysiek, sociaal en emotioneel vlak heeft en voor de moeilijke situatie waarin zij verkeert. Dat klaagster hierdoor een grote lijdensdruk ervaart, is dit college duidelijk. Dit neemt niet weg dat uit het medisch dossier van klaagster een ander beeld naar voren komt dan klaagster nu schetst. Uit dit dossier blijkt dat het door klaagster doorlopen epilepsiechirurgie-traject lang en intensief is geweest, en dat hierin door verschillende zorgverleners een groot aantal onderzoeken/testen is gedaan en aan klaagster uitgebreide informatie is verstrekt, ook over de risico’s van de operatie. In dit traject is onder meer onderzocht of klaagster cognitieve klachten had waardoor zij de aan haar verstrekte medische informatie niet zou kunnen begrijpen of niet zou kunnen overzien en of zij een epilepsie operatie – ook in psychologisch opzicht – aan zou kunnen. Daarbij is het auto ongeval van 2017 ook ter sprake gekomen. Deze onderzoeken/testen leverden geen aanknopingspunten voor de conclusie dat bij klaagster sprake was van een kwetsbare psychische toestand en traumatisering die haar wilsbekwaamheid beïnvloedden en aan het doorzetten van het epilepsietraject in de weg stonden. Er was daarmee ook geen aanleiding voor nader onderzoek op dit vlak. Het Centraal Tuchtcollege ziet dan ook – gelet ook op de informatie die aan klaagster is verstrekt - geen reden om aan te nemen dat geen sprake was van informed consent. Verder blijkt uit het medisch dossier van klaagster – onder meer uit de brief van neuroloog H. van 19 maart 2019 - dat klaagster voor de operatie, ondanks de medicatie, nog in een wisselende frequentie (variërend van dagelijks tot éénmaal per maand) aanvallen had. De stelling van klaagster dat zij al jaren met medicatie aanvalsvrij was, vindt dus evenmin steun in haar medisch dossier.
Conclusie
4.11 Gelet op al het vorenstaande, komt het Centraal Tuchtcollege tot het oordeel dat de
gz-psycholoog zorgvuldig heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege is terecht en op goede gronden tot de conclusie gekomen dat niet is gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten door de gz-psycholoog. Dit betekent dat het Centraal Tuchtcollege het beroep zal verwerpen.

Verzoek om proceskostenveroordeling en schadevergoeding
4.12 Nu klaagster in het ongelijk wordt gesteld, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Los van het feit dat het niet mogelijk is om in een tuchtrechtelijke procedure schadevergoeding toe te kennen, ziet het Centraal Tuchtcollege in deze zaak ook geen aanleiding voor een schadevergoeding. Het is in deze procedure op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat de lijdensdruk die klaagster ervaart (mede) is veroorzaakt door het handelen of nalaten van de gz-psycholoog.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg: verwerpt het beroep; wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
Deze beslissing is genomen door Z.J. Oosting, voorzitter, J. Legemaate en T. Dompeling, leden juristen, en A. de Keijser en F.D.F. Steenbakkers, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 28 juli 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.