ECLI:NL:TGZCTG:2025:123 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2664
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:123 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-07-2025 |
Datum publicatie: | 16-07-2025 |
Zaaknummer(s): | C2024/2664 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een kaakchirurg. De klacht gaat over de ingreep die klaagster op 22 mei 2015 heeft ondergaan bij de kaakchirurg, waarbij haar tongriem is weggehaald. Klaagster bleef na de behandeling klachten houden en is meerdere keren teruggegaan en gezien door collega’s van de kaakchirurg. Zij is ontevreden over het behandeltraject en het resultaat, onder andere omdat de behandeling en de risico’s niet aan haar zijn uitgelegd en zij meer klachten heeft dan voorheen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2664 van:
A., wonende te B.,
appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., kaakchirurg, werkzaam te D.,
beklaagde in beide instanties,
gemachtigde: mr. C. Grondsma.
1. Verloop van de procedure
1.1 A. - hierna klaagster - heeft op 26 januari 2024 bij het Regionaal Tuchtcollege
te Zwolle tegen C. - hierna de kaakchirurg - een klacht ingediend. Bij beslissing
van 19 november 2024, onder nummer Z2024/6862 heeft dat College de klacht kennelijk
ongegrond verklaard.
Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De kaakchirurg heeft een
verweerschrift in beroep ingediend.
1.2 De zaak is op de zitting van 2 juni 2025 behandeld. Klaagster is daar verschenen.
Ook de kaakchirurg was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Klaagster heeft haar standpunten en de gemachtigde van de kaakchirurg heeft de standpunten
van de kaakchirurg toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen die aan het Centraal
Tuchtcollege zijn overgelegd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende feiten en overwegingen
ten grondslag gelegd.
“1. De zaak in het kort
1.1 De klacht gaat over de ingreep die klaagster op 22 mei 2015 heeft ondergaan
bij verweerder, waarbij haar tongriem is weggehaald. Klaagster bleef na de behandeling
klachten houden en is meerdere keren teruggegaan en gezien door collega’s van verweerder.
Zij is ontevreden over het behandeltraject en het resultaat, onder andere omdat de
behandeling en de risico’s niet aan haar zijn uitgelegd en zij meer klachten heeft
dan voorheen.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen van 24 januari 2024, ontvangen op 26 januari
2024;
- het verweerschrift, ontvangen op 28 maart 2024;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 21 mei 2024.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het
college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij
aanwezig waren.
3. De feiten
3.1 Klaagster heeft via haar huisarts een verwijzing gekregen in verband
met last van
haar tongriem. In de verwijzing van 28 april 2015 staat het volgende genoteerd (alle
citaten voor zover relevant en letterlijk overgenomen):
’’kort tongriempje; op kinderleeftijd al eens ingeknipt
(..) graag uw therapie/advies’’
3.2 Op 22 mei 2015 heeft klaagster bij de kaakchirurg een ingreep ondergaan,
waarbij het tongriempje is verwijderd (frenulectomie). De kaakchirurg heeft hierover
in zijn brief aan de huisarts van klaagster genoteerd:
’’Anamnese: patiente heeft als kind ooit het tongriempje laten klieven. Vanwege
beperkte mobiliteit van de tong en het geregeld beschadigen van het korte frenulum
wil patiente het frenulum opnieuw laten verwijderen.
(..)
Onderzoek:
Intra-oraal: relatief kort tongfrenulum.
Diagnose: (beperkte) ankyloglossie.
Beleid/behandeling: het tongriempje werd geëxcideerd.’’
3.3 In de periode na de ingreep is klaagster verschillende keren teruggegaan
naar het
ziekenhuis en gezien door twee collega’s van verweerder, omdat zij klachten bleef
houden. Zo werd zij op 26 mei 2015 gezien wegens pijn, een stijf aanvoelende tong
en misselijkheid/flauwte. Er werden een aantal hechtingen verwijderd en ibuprofen
voorgeschreven. Afgezien van enige zwelling werden er geen bijzonderheden waargenomen.
3.4 Vervolgens kwam klaagster op 9 juli 2015 op consult vanwege aanhoudende
last van haar tongpunt, last van een droge mond, een strak gevoel in de mond alsof
ze een beugel in heeft en het gevoel dat haar tong meer in de keel ligt. Bij onderzoek
werden geen opvallendheden aan de wond opgemerkt. Klaagster heeft toen aangegeven
ontevreden te zijn over het resultaat en dat zij bij een betere voorlichting de ingreep
niet had laten uitvoeren.
3.5 Klaagster heeft in april 2017 een klacht ingediend bij het ziekenhuis.
De
klachtencommissie heeft het klachtonderdeel betreffende de informatievoorziening
van verweerder aan klaagster voorafgaand aan het uitvoeren van de ingreep over de
aard en de omvang van de ingreep gegrond verklaard. Het ziekenhuis heeft het advies
tot het treffen van verbetermaatregelen overgenomen.
4. De klacht en de reactie van de kaakchirurg
4.1 Klaagster verwijt de kaakchirurg dat hij:
a) een verkeerde diagnose heeft gesteld en dus een onjuiste behandeling
heeft toegepast;
b) te weinig informatie over de behandeling heeft verstrekt, met name over de
risico’s en gevolgen van de ingreep (ontbreken informed consent);
c) onjuiste informatie in een brief naar de huisarts heeft opgenomen.
4.2 Verweerder heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Hij
vindt dat hij goede zorg heeft verleend en geen onjuiste behandeling heeft ingezet.
Ook weerspreekt verweerder dat hij geen uitleg heeft gegeven en heeft hij een andere
beleving van het verloop van de behandeling op 22 mei 2015. Verder is er volgens de
kaakchirurg geen verkeerde verklaring aan de huisarts verstuurd.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de kaakchirurg de zorg heeft verleend die van hem verwacht
mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende kaakchirurg.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de kaakchirurg geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Daarbij moet rekening worden gehouden met de
stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en hetgeen
toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Dat een zorgverlener
beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
Verder is het belangrijk te vermelden dat het niet de taak van het college is om vast
te stellen of er causaal verband bestaat tussen de uitvoering van de ingreep op 22
mei 2015 enerzijds en de (huidige) klachten van klaagster. Ook is het college niet
gebonden aan oordelen van andere klachten- of geschilleninstanties.
5.2 Het is duidelijk dat klaagster meerdere aspecten rondom de ingreep/behandeling
in
2015 anders had willen zien en dat zij daar nog steeds last van heeft. Zonder hier
afbreuk aan te willen doen, moet het college op een zakelijke manier de vraag beantwoorden
of verweerder de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden.
Het oordeel van het college
5.3 Het college oordeelt dat de kaakchirurg niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld. Het college stelt voorop dat er al geruime tijd is verstreken sinds
het handelen van de kaakchirurg. Voor een gegrond verwijt aan verweerder is noodzakelijk
dat hem dit valt aan te rekenen. Op grond van de stukken en wat er bij het mondeling
vooronderzoek is besproken kan het college niet tot deze conclusie komen.
Klachtonderdeel a) onjuiste diagnose en behandeling
5.4 Het college is van oordeel dat van onzorgvuldig handelen van de kaakchirurg
rond de
ingreep aan de tongriem van klaagster niet is gebleken. Nergens is vast komen te
staan dat de uitgevoerde behandeling niet lege artis zou zijn uitgevoerd. Ook is niet
gebleken dat de diagnose onjuist was. De kaakchirurg heeft klaagster onderzocht en
geconstateerd dat haar tongriem kort was, waar zij bepaalde hinder van ondervond.
Daar past de diagnose (beperkte) ankyloglossie bij zoals de kaakchirurg heeft gesteld.
Zijn afweging om daartoe in dit geval over te gaan tot het verwijderen van de tongriem
(frenulectomie), acht het college niet onbegrijpelijk.
Klachtonderdeel a is ongegrond.
Klachtonderdeel b) ontbreken informed consent
5.5 Daarnaast verwijt klaagster de kaakchirurg dat hij tijdens het consult
op 22 mei
2015 klaagster niet (voldoende) heeft voorgelicht en gewezen op de risico’s die
er aan de behandeling waren verbonden. Klaagster heeft ingestemd met de behandeling.
Niet kan worden vastgesteld dat de kaakchirurg daarbij onbehoorlijke druk op klaagster
heeft uitgeoefend. Partijen verschillen van mening over de wijze waarop het consult
is verlopen, alhoewel de kaakchirurg zich daarvan geen bijzonderheden kan herinneren.
Wat er precies is gezegd, is uit het dossier niet op te maken. Klaagster stelt dat
zij niet van te voren op de hoogte is gesteld over welke ingreep er zou plaatsvinden
en het risico op mogelijke complicaties. Als dat wel was gebeurd, had klaagster ervoor
kunnen kiezen de ingreep wel of niet te laten doen. De kaakchirurg weerspreekt dit
en zegt dat de behandeling met klaagster heeft besproken. Volgens hem was het toendertijd
vaste gewoonte om bij een dergelijke eenvoudige chirurgische behandeling na de ingreep
te vermelden dat er sprake is van een risico op complicaties en een patiëntenfolder
mee te geven. Hierbij worden dan de meest voorkomende complicaties, te weten: infecties,
postoperatieve pijn en (na)bloedingen genoemd. Het college overweegt dat het hier
een regelmatig voorkomende eenvoudige ingreep met een lage complicatiekans betreft.
De kans op complicaties ligt dermate laag dat een patiënt hierop in de regel niet
wordt en hoeft te worden voorbereid. Klaagster heeft de behandeling laten uitvoeren
en zal daarmee een informed consent hebben gegeven. Dit staat evenwel niet als zodanig
in het dossier vermeld en de verslaglegging hadden op dat punt beter gekund. Het kan
echter niet tot het oordeel leiden dat de kaakchirurg buiten de geldende regels is
getreden. Concluderend is de handelwijze van de kaakchirurg op 22 mei 2015, daaronder
begrepen de behandeling/ingreep en de vastlegging daarvan, overeenkomstig wat op dat
moment in de gegeven situatie van een redelijk bekwaam en redelijk handelend kaakchirurg
verwacht mag worden.
Klachtonderdeel b is ook ongegrond.
Klachtonderdeel c) onjuiste informatie brief aan huisarts
5.6 Tot slot is het college van oordeel dat het verwijt van klaagster inhoudende
dat de
kaakchirurg onjuiste informatie heeft opgenomen in de brief aan de huisarts niet
kan slagen. De brief aan de huisarts is kort en bondig, maar bevat geen onjuiste wezenlijke
informatie. Niet kan worden vastgesteld dat er in de brief tuchtrechtelijk verwijtbaar
fouten zijn gemaakt of zaken onjuist zijn weergegeven.
Klachtonderdeel c is dan ook ongegrond.
Slotsom
5.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten
die het Regionaal Tuchtcollege heeft weergegeven in overweging 3. “De feiten” van
de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet of in
elk geval onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 Klaagster wil met haar beroep haar klacht in volle omvang door het Central
Tuchtcollege
laten beoordelen. Het beroep van klaagster strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege
de klacht alsnog gegrond verklaart.
4.2 De kaakchirurg heeft verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege
om het
beroep van klaagster te verwerpen.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het
Regionaal
Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover bij dat tuchtcollege
hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde zaaks dossier is aan
het Centraal Tuchtcollege gestuurd.
4.4 In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd. Daarbij
heeft ieder
van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde
feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge
behandeling op 2 juni 2025 is het debat voortgezet.
4.5 De bespreking van de zaak in raadkamer na de mondelinge behandeling in beroep
heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot het vaststellen van andere feiten
of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege.
4.6 De behandeling van de zaak in beroep geeft het Centraal Tuchtcollege wel
aanleiding tot
een aanvullende opmerking. Het Centraal Tuchtcollege betreurt de vele klachten die
klaagster sinds de ingreep op 22 mei 2015 heeft ervaren. Voorstelbaar is ook dat klaagster
zich indertijd overvallen heeft gevoeld door de gang van zaken voorafgaand aan de
ingreep, maar het medisch dossier biedt geen aanwijzingen dat de kaakchirurg op enige
manier tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Ook is niet gebleken dat de door
klaagsters benoemde klachten in dit specifieke geval voortvloeien uit de door de kaakchirurg
uitgevoerde ingreep. Met andere woorden: er is niet gebleken van een causaal verband
tussen de ingreep en de klachten die klaagster ervaart. Tot slot behoren de door klaagster
geuite klachten ook in zijn algemeenheid niet tot complicaties die kunnen voorvloeien
uit deze ingreep. Daarmee is niet komen vast te staan dat de klachten die klaagster
ervaart voortkomen uit de ingreep die zij heeft ondergaan.
4.7 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klacht van klaagster faalt en
het beroep zal
worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is genomen door R.C.A.M. Philippart, voorzitter,
Z.J. Oosting en T.W.H.E. Schmitz, leden-juristen, en B. van Noordenne en R. van
der Velden,
leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M. van Esveld, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juli 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE
Beslissing in raadkamer van 19 november 2024 op de klacht van:
A., wonende in B.,
klaagster,
tegen
C., kaakchirurg,
werkzaam in D.,
verweerder, hierna ook: de kaakchirurg,
gemachtigde: mr. C. Grondsma, advocaat in Leeuwarden.
1. De zaak in het kort
1. De klacht gaat over de ingreep die klaagster op 22 mei 2015 heeft ondergaan
bij verweerder, waarbij haar tongriem is weggehaald. Klaagster bleef na de behandeling
klachten houden en is meerdere keren teruggegaan en gezien door collega’s van verweerder.
Zij is ontevreden over het behandeltraject en het resultaat, onder andere omdat de
behandeling en de risico’s niet aan haar zijn uitgelegd en zij meer klachten heeft
dan voorheen.
2. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.3 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen van 24 januari 2024, ontvangen op 26 januari
2024;
- het verweerschrift, ontvangen op 28 maart 2024;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 21 mei 2024.
2.4 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het
college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij
aanwezig waren.
3. De feiten
3.1 Klaagster heeft via haar huisarts een verwijzing gekregen in verband
met last van
haar tongriem. In de verwijzing van 28 april 2015 staat het volgende genoteerd (alle
citaten voor zover relevant en letterlijk overgenomen):
’’kort tongriempje; op kinderleeftijd al eens ingeknipt
(..) graag uw therapie/advies’’
3.2 Op 22 mei 2015 heeft klaagster bij de kaakchirurg een ingreep ondergaan,
waarbij
het tongriempje is verwijderd (frenulectomie). De kaakchirurg heeft hierover in
zijn brief aan de huisarts van klaagster genoteerd:
’’Anamnese: patiente heeft als kind ooit het tongriempje laten klieven. Vanwege beperkte
mobiliteit van de tong en het geregeld beschadigen van het korte frenulum wil patiente
het frenulum opnieuw laten verwijderen.
(..)
Onderzoek:
Intra-oraal: relatief kort tongfrenulum.
Diagnose: (beperkte) ankyloglossie.
Beleid/behandeling: het tongriempje werd geëxcideerd.’’
3.3 In de periode na de ingreep is klaagster verschillende keren teruggegaan
naar het
ziekenhuis en gezien door twee collega’s van verweerder, omdat zij klachten bleef
houden. Zo werd zij op 26 mei 2015 gezien wegens pijn, een stijf aanvoelende tong
en misselijkheid/flauwte. Er werden een aantal hechtingen verwijderd en ibuprofen
voorgeschreven. Afgezien van enige zwelling werden er geen bijzonderheden waargenomen.
3.4 Vervolgens kwam klaagster op 9 juli 2015 op consult vanwege aanhoudende
last van haar tongpunt, last van een droge mond, een strak gevoel in de mond alsof
ze een beugel in heeft en het gevoel dat haar tong meer in de keel ligt. Bij onderzoek
werden geen opvallendheden aan de wond opgemerkt. Klaagster heeft toen aangegeven
ontevreden te zijn over het resultaat en dat zij bij een betere voorlichting de ingreep
niet had laten uitvoeren.
3.5 Klaagster heeft in april 2017 een klacht ingediend bij het ziekenhuis.
De
klachtencommissie heeft het klachtonderdeel betreffende de informatievoorziening
van verweerder aan klaagster voorafgaand aan het uitvoeren van de ingreep over de
aard en de omvang van de ingreep gegrond verklaard. Het ziekenhuis heeft het advies
tot het treffen van verbetermaatregelen overgenomen.
4. De klacht en de reactie van de kaakchirurg
4.4 Klaagster verwijt de kaakchirurg dat hij:
d) een verkeerde diagnose heeft gesteld en dus een onjuiste behandeling heeft
toegepast;
e) te weinig informatie over de behandeling heeft verstrekt, met name over de
risico’s en gevolgen van de ingreep (ontbreken informed consent);
f) onjuiste informatie in een brief naar de huisarts heeft opgenomen.
4.5 Verweerder heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Hij
vindt dat hij goede zorg heeft verleend en geen onjuiste behandeling heeft ingezet.
Ook weerspreekt verweerder dat hij geen uitleg heeft gegeven en heeft hij een andere
beleving van het verloop van de behandeling op 22 mei 2015. Verder is er volgens de
kaakchirurg geen verkeerde verklaring aan de huisarts verstuurd.
4.6 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de kaakchirurg de zorg heeft verleend die van hem verwacht
mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende kaakchirurg.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de kaakchirurg geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Daarbij moet rekening worden gehouden met de
stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en hetgeen
toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Dat een zorgverlener
beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
Verder is het belangrijk te vermelden dat het niet de taak van het college is om vast
te stellen of er causaal verband bestaat tussen de uitvoering van de ingreep op 22
mei 2015 enerzijds en de (huidige) klachten van klaagster. Ook is het college niet
gebonden aan oordelen van andere klachten- of geschilleninstanties.
5.2 Het is duidelijk dat klaagster meerdere aspecten rondom de ingreep/behandeling
in
2015 anders had willen zien en dat zij daar nog steeds last van heeft. Zonder hier
afbreuk aan te willen doen, moet het college op een zakelijke manier de vraag beantwoorden
of verweerder de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden.
Het oordeel van het college
5.3 Het college oordeelt dat de kaakchirurg niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld. Het college stelt voorop dat er al geruime tijd is verstreken sinds
het handelen van de kaakchirurg. Voor een gegrond verwijt aan verweerder is noodzakelijk
dat hem dit valt aan te rekenen. Op grond van de stukken en wat er bij het mondeling
vooronderzoek is besproken kan het college niet tot deze conclusie komen.
Klachtonderdeel a) onjuiste diagnose en behandeling
5.4 Het college is van oordeel dat van onzorgvuldig handelen van de kaakchirurg
rond de
ingreep aan de tongriem van klaagster niet is gebleken. Nergens is vast komen te
staan dat de uitgevoerde behandeling niet lege artis zou zijn uitgevoerd. Ook is niet
gebleken dat de diagnose onjuist was. De kaakchirurg heeft klaagster onderzocht en
geconstateerd dat haar tongriem kort was, waar zij bepaalde hinder van ondervond.
Daar past de diagnose (beperkte) ankyloglossie bij zoals de kaakchirurg heeft gesteld.
Zijn afweging om daartoe in dit geval over te gaan tot het verwijderen van de tongriem
(frenulectomie), acht het college niet onbegrijpelijk.
Klachtonderdeel a is ongegrond.
Klachtonderdeel b) ontbreken informed consent
5.5 Daarnaast verwijt klaagster de kaakchirurg dat hij tijdens het consult op
22 mei
2015 klaagster niet (voldoende) heeft voorgelicht en gewezen op de risico’s die
er aan de behandeling waren verbonden. Klaagster heeft ingestemd met de behandeling.
Niet kan worden vastgesteld dat de kaakchirurg daarbij onbehoorlijke druk op klaagster
heeft uitgeoefend. Partijen verschillen van mening over de wijze waarop het consult
is verlopen, alhoewel de kaakchirurg zich daarvan geen bijzonderheden kan herinneren.
Wat er precies is gezegd, is uit het dossier niet op te maken. Klaagster stelt dat
zij niet van te voren op de hoogte is gesteld over welke ingreep er zou plaatsvinden
en het risico op mogelijke complicaties. Als dat wel was gebeurd, had klaagster ervoor
kunnen kiezen de ingreep wel of niet te laten doen. De kaakchirurg weerspreekt dit
en zegt dat de behandeling met klaagster heeft besproken. Volgens hem was het toendertijd
vaste gewoonte om bij een dergelijke eenvoudige chirurgische behandeling na de ingreep
te vermelden dat er sprake is van een risico op complicaties en een patiëntenfolder
mee te geven. Hierbij worden dan de meest voorkomende complicaties, te weten: infecties,
postoperatieve pijn en (na)bloedingen genoemd. Het college overweegt dat het hier
een regelmatig voorkomende eenvoudige ingreep met een lage complicatiekans betreft.
De kans op complicaties ligt dermate laag dat een patiënt hierop in de regel niet
wordt en hoeft te worden voorbereid. Klaagster heeft de behandeling laten uitvoeren
en zal daarmee een informed consent hebben gegeven. Dit staat evenwel niet als zodanig
in het dossier vermeld en de verslaglegging hadden op dat punt beter gekund. Het kan
echter niet tot het oordeel leiden dat de kaakchirurg buiten de geldende regels is
getreden. Concluderend is de handelwijze van de kaakchirurg op 22 mei 2015, daaronder
begrepen de behandeling/ingreep en de vastlegging daarvan, overeenkomstig wat op dat
moment in de gegeven situatie van een redelijk bekwaam en redelijk handelend kaakchirurg
verwacht mag worden.
Klachtonderdeel b is ook ongegrond.
Klachtonderdeel c) onjuiste informatie brief aan huisarts
5.6 Tot slot is het college van oordeel dat het verwijt van klaagster inhoudende
dat de
kaakchirurg onjuiste informatie heeft opgenomen in de brief aan de huisarts niet
kan slagen. De brief aan de huisarts is kort en bondig, maar bevat geen onjuiste wezenlijke
informatie. Niet kan worden vastgesteld dat er in de brief tuchtrechtelijk verwijtbaar
fouten zijn gemaakt of zaken onjuist zijn weergegeven.
Klachtonderdeel c is dan ook ongegrond.
Slotsom
5.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.
6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 19 november 2024 door W.P. Claus, voorzitter,
Th.J.M. Hoppenreijs en F.S. Kroon, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.C. Sijtsema,
secretaris.
secretaris voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard,
of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring
kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u
is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege
voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk
in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald