ECLI:NL:TGZCTG:2025:114 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2025/2761
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:114 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-06-2025 |
Datum publicatie: | 10-07-2025 |
Zaaknummer(s): | C2025/2761 |
Onderwerp: | Onvoldoende informatie |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en de maatregel van waarschuwing opgelegd. Klaagster heeft beroep aangetekend. Het beroepschrift is echter niet tijdig ontvangen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De maatregel van waarschuwing blijft in stand. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2025/2761 van:
A.,
wonende te B.,
appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., oogarts,
werkzaam te D.,
verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. S. Slabbers, advocaat te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft op 26 april 2024 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen de heer C. een klacht ingediend. Bij beslissing van 24 januari 2025, onder nummer A2024/7166 (ECLI:NL:TGZRAMS:2025:26), heeft dat college de klacht gegrond verklaard voor wat betreft klachtonderdelen a en b, de klacht voor het overige ongegrond verklaard en aan de oogarts is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Voorts is bepaald dat de beslissing nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Medisch Contact. Klaagster is van die beslissing in beroep gekomen.
Het Centraal Tuchtcollege heeft de zaak in beroep buiten aanwezigheid van partijen in raadkamer behandeld.
2. Beoordeling van het beroep
2.1 In artikel 73 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) is de termijn voor het indienen van het beroepschrift gegeven. Die termijn is binnen zes weken na de verzending van het afschrift van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
2.2 Artikel 73 Wet BIG bepaalt verder dat, wanneer het beroepschrift na afloop van die termijn is ingediend, niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijft indien de indiener aantoont dat hij het beroep heeft ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.
2.3 Een afschrift van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege van
24 januari 2025 is bij brief van dezelfde datum aan klaagster verstuurd. Klaagster had daarom tot uiterlijk 7 maart 2025 de gelegenheid om schriftelijk beroep in te stellen. Klaagster heeft op 9 maart 2025 per e-mail een beroepschrift ingediend. Het beroepschrift is dus na afloop van de beroepstermijn, en daarmee te laat, ingediend.
2.4 Het Centraal Tuchtcollege heeft klaagster bij brief van 31 maart 2025 in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat zij het beroep zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden, heeft ingesteld. Klaagster heeft daarop gereageerd bij
e-mailbericht van 9 april 2025. Hierin voert zij aan dat de termijnoverschrijding is te wijten aan het feit dat haar prioriteiten de afgelopen periode bij haar pasgeboren baby lagen. Daar voegt zij aan toe dat dit de komende maanden niet anders zal zijn.
2.5 Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege heeft klaagster onvoldoende
aannemelijk gemaakt dat de omstandigheden van dien aard waren dat het voor haar niet
mogelijk was om eerder een beroepschrift in te dienen.
2.6 Omdat geen andere feiten en omstandigheden zijn aangevoerd of gebleken die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, is de conclusie dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en dat klaagster niet‑ontvankelijk verklaard moet worden in haar beroep. Het Centraal Tuchtcollege komt niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de zaak. Deze beslissing kan, gelet op artikel 74 lid 1 Wet BIG, in raadkamer worden gegeven.
3. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar
beroep.
Deze beslissing is gegeven door: Z.J. Oosting, voorzitter, S.M. Evers en B.J.M. Frederiks, leden-juristen en J.G. Bollemeijer en B.L.M. Zijlmans, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door C.J.M. Manders, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 juni 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.