ECLI:NL:TGDKG:2025:90 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/761011 / DW RK 24/429 EdV/WdJ
| ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2025:90 |
|---|---|
| Datum uitspraak: | 17-09-2025 |
| Datum publicatie: | 17-09-2025 |
| Zaaknummer(s): | C/13/761011 / DW RK 24/429 EdV/WdJ |
| Onderwerp: |
|
| Beslissingen: | |
| Inhoudsindicatie: | Klacht ongegrond. Klager beklaagt zich er over dat er beslag op zijn bankrekeningen is gelegd, terwijl er een verzetsprocedure liep. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 17 september 2025 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/761011 / DW RK 24/429 EdV/WdJ ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde: [ ].
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 11 december 2024, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 10 februari 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij e-mail, ingekomen op 11 juli 2025, heeft klager een aanvullend bewijsstuk overgelegd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 juli 2025 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 17 september 2025.
2. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Bij vonnis van 6 augustus 2024 van de rechtbank Noord-Nederland is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.
- Bij exploot van 30 september 2024 is het vonnis van 6 augustus 2024 aan klager betekend met gelijktijdig bevel tot betaling.
- Op 2 oktober 2024 heeft klager aangegeven dat er verzet is ingesteld tegen het ten laste van hem gewezen vonnis.
- Op 2 oktober 2024 heeft de opdrachtgever de gerechtsdeurwaarder desgevraagd geïnformeerd over het door klager ingestelde verzet en is de gerechtsdeurwaarder verzocht om de executie “op pauze te zetten”.
- Op 26 november 2024 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Rabobank en ING Bank N.V. ten laste van klager.
-
3. De klacht
Klager beklaagt zich er samengevat over dat:
a: de gerechtsdeurwaarder beslag op zijn bankrekeningen heeft gelegd, ondanks de toezegging van de opdrachtgever dat de executiemaatregelen zouden worden opgeschort hangende de verzetsprocedure;
b: het beslag volledig geautomatiseerd is gelegd zonder enige menselijke toetsing;
c: de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd tijdens de verzetsprocedure zonder enige voorafgaande waarschuwing of mogelijkheid tot het stellen van garanties;
d: de gerechtsdeurwaarder heeft nagelaten te controleren of daadwerkelijk een actuele opdracht tot executie bestond;
e: de gerechtsdeurwaarder niet bereid was om het aanbod van klager om zekerheid te stellen via de derdenrekening van zijn advocaat te accepteren. Dit alles heeft tot concrete schade geleid.
4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
5. De beoordeling van de klacht
5.1 Gerechtsdeurwaarders zijn op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar ders wet aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met deze wet en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. In deze beslissing wordt beoordeeld of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
5.2 Ten aanzien van de klachtonderdelen a en d stelt de gerechtsdeurwaarder dat op
8 november 2024 de verhaalsmogelijkheden van klager zijn besproken met de opdrachtgever. Hierbij heeft de gerechtsdeurwaarder aangegeven dat een loonbeslag niet zinvol is gezien de situatie van klager, maar dat het wel mogelijk is om een bankbevraging te doen. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting aangegeven dat hierbij is aangegeven dat bij een positief antwoord tot bankbeslag kan worden overgegaan. Hiervoor is tijdens het gesprek akkoord gegeven. Nadat de gerechtsdeurwaarder op 11 november 2024 twee positieve reacties ontvangen had, is op 26 november 2024 beslag onder de ING Bank N.V. en de Rabobank gelegd. De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder, gelet op de inhoud van het gesprek op 8 november 2024 met de opdrachtgever, er vanuit mocht gaan dat de eerdere opschorting tot het treffen van executiemaatregelen van 2 oktober 2024 was opgeheven. De kamer kan in ieder geval niet vaststellen dat, zo er al sprake was van miscommunicatie tussen de gerechtsdeurwaarder en de opdrachtgever, de oorzaak van deze miscommunicatie bij de gerechtsdeurwaarder ligt. Deze klachtonderdelen worden daarom ongegrond verklaard.
5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder op 8 november 2024 de mogelijkheid van een bankbevraging met de opdrachtgever heeft besproken. Een positieve bankbevraging resulteert volgens de gerechtsdeurwaarder automatisch in een bankbeslag. Zoals is toegelicht, betekent dit echter niet dat de bankbeslagen volledig geautomatiseerd worden gelegd, zonder enige menselijke toetsing. Dit klachtonderdeel stuit hierop af.
5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c stelt de kamer voorop dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. Er is dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis van 6 augustus 2024, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, te executeren. Een eventuele verzetsprocedure doet hier niet aan af. Op een gerechtsdeurwaarder rust geen wettelijke verplichting om een schuldenaar voorafgaand aan het leggen van beslag op de hoogte te stellen van het voornemen daartoe. Op dit klachtonderdeel is dan ook geen sprake van een tuchtrechtelijk laakbaar handelen.
5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de kamer dat, voor zover klager een zekerheidstelling heeft aangeboden, de gerechtsdeurwaarder hier niet akkoord mee hoefde te gaan nu er reeds op verzoek van de opdrachtgever beslag op de bankrekeningen van klager was gelegd. De gerechtsdeurwaarder heeft klager wel gewezen op de mogelijkheid van een versnelde verklaring door de bank om de schade voor klager zoveel mogelijk proberen te beperken. Ook dit klachtonderdeel slaagt niet.
5.6 Ten aanzien van het verzoek van klager om schadevergoeding dient hij zich tot de civiele rechter te wenden. Het tuchtrecht is hiervoor niet de geëigende weg.
5.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter,
mr. M.C.M. Hamer en mr. H.A. Roos, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 september 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.