ECLI:NL:TGDKG:2025:83 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/759914 / DW RK 24/402 BB/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2025:83
Datum uitspraak: 06-08-2025
Datum publicatie: 16-09-2025
Zaaknummer(s): C/13/759914 / DW RK 24/402 BB/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf toegepast.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 augustus 2025 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 12 november 2024 met zaaknummer C/13/754842 / DW RK 24/274 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/759914 / DW RK 24/402 BB/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 2 augustus 2024, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder en zijn kantoorgenoten. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 1 oktober 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

Bij beslissing van 12 november 2024 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 14 november 2024. Bij brief, ingekomen op 20 november 2024 en aangevuld op 27 november 2024, 25 mei 2025, en 10, 11, 13 en 16 juni 2025 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 juni 2025 waar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 6 augustus 2025.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- de gerechtsdeurwaarder is belast met een ten laste van klager op 20 mei 2024 uitgevaardigd dwangbevel van het Centraal Justitieel Incassobureau;

- bij exploot van 6 juni 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder het dwangbevel van 20 mei 2024 aan klager betekend, op de in artikel 46, lid 3, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalde wijze door verzending van het exploot per post.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager heeft zich er samengevat over beklaagd dat:

a: ex- gerechtsdeurwaarder [..] klager fysiek in elkaar heeft geslagen;

b: de gerechtsdeurwaarder heeft gedreigd klager met de auto omver te rijden;

c: de gerechtsdeurwaarder niet bevoegd is om vanuit de regio Amsterdam juridisch op te treden tegen klager, nu de woonplaats van klager valt onder de rechtbank Midden-Nederland.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders zijn op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar ders wet aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met deze wet en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. In deze beslissing wordt beoordeeld of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat uit het klachtenformulier niet blijkt dat de klacht ook is ingediend tegen ex-gerechtsdeurwaarder [..]. De klacht is gericht tegen gerechtsdeurwaarder [..] en zijn kantoorgenoten. Het handelen van ex-gerechtsdeurwaarder [..] kan niet aan gerechtsdeurwaarder [..] dan wel zijn kantoorgenoten worden verweten. Verder blijkt uit de door klager overgelegde aangifte bij de politie dat de gestelde mishandeling heeft plaatsgevonden op 23 februari 2023, terwijl de onderhavige klacht gaat over het betekenen van het op 20 mei 2024 uitgevaardigde dwangbevel. Dit klachtonderdeel wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b betwist de gerechtsdeurwaarder uitdrukkelijk dat hij op 6 juni 2024 heeft gedreigd klager met zijn auto omver te rijden. Nu klager zijn stelling niet aannemelijk heeft gemaakt dan wel met stukken heeft onderbouwd en dan ook niet kan worden vastgesteld wie het gelijk hier aan zijn zijde heeft, dient dit klachtonderdeel als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat de bevoegdheid van een gerechtsdeurwaarder om ambtshandelingen te verrichten niet is beperkt tot het arrondissement waarbinnen de gerechtsdeurwaarder zijn standplaats heeft. Een gerechtsdeurwaarder is bevoegd om in heel Nederland ambtshandelingen te verrichten, indien daarom wordt verzocht. Dit klachtonderdeel stuit hierop af.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager het volgende aangevoerd.

5.1 Verzoekt de kamer om het afgeven van een verklaring voor recht dat de gerechtsdeurwaarder zaken heeft gekocht van het CJIB.

5.2 De gerechtsdeurwaarder geeft zich als ambtenaar uit met een Duits certificaat.

5.3 De gerechtsdeurwaarder heeft verklaard dat artikel 461 Wetboek van Strafrecht niet op hem van toepassing is. De gerechtsdeurwaarder heeft het dwangbevel niet betekend omdat klager hem heeft verzocht te vertrekken. Op basis van de aanname dat klager de post heeft ontvangen mag men geen beslag leggen.

5.4 De gerechtsdeurwaarder wil dwang uitoefenen om zelfs een zorgverzekeringspremie te innen. Dit is een consumentencontract dat niet kan leiden tot een strafrechtelijke boete.

5.5 Klager hoeft de mishandelingen door de gerechtsdeurwaarder niet te tolereren. Klager wordt bedreigd in zijn persoonlijke levenssfeer en er is geweld toegepast waarvoor aangifte is gedaan bij de politie. De heer [..] is zijn beƫdiging kwijtgeraakt en kan hij nooit meer zijn ambt uitvoeren.

5.6 Niemand is bevoegd in Nederland te bepalen wie klager is.

5.7 Uit het antwoord van het Ministerie van Justitie en Veiligheid blijkt dat er geen informatie is dat aan klagers WOO-verzoek voldoet.

5.8 Mocht de kamer dit allemaal goedkeuren dan gaat klager de leden aangeven bij justitie. Klager verzoekt de organisatie zichzelf op te doeken.

5.9 Het staat vast dat meineed wordt gepleegd.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Voor zover klager nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan hij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager kan niet worden ontvangen in zijn klachten en stellingen als vermeld onder 5.2 tot en met 5.9, omdat dat allemaal nieuwe klachtgronden zijn. Ten aanzien van klachtonderdeel 5.5 geldt het volgende. Klager heeft zijn klacht in het klachtenformulier gericht tegen de gerechtsdeurwaarder en zijn kantoorgenoten, terwijl ex-gerechtsdeurwaarder [..] op het moment van het indienen van de klacht geen kantoorgenoot (meer) was van de gerechtsdeurwaarder. Uit de omschrijving van de klacht blijkt dat klager daarvan op de op hoogte was. De voorzitter heeft de klacht van klager dan ook terecht kunnen opvatten als niet gericht tegen ex-gerechtsdeurwaarder [..].

Aan het verzoek geformuleerd onder 5.1 kan niet worden voldaan, omdat de kamer alleen kan oordelen over ambtshandelingen van een gerechtsdeurwaarder.

6.2 Alles tegen elkaar afwegende overweegt de kamer dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. B. Brokkaar, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en M.F.J. Pijnenburg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 augustus 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.