ECLI:NL:TGDKG:2025:82 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/755899 / DW RK 24/312
| ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2025:82 |
|---|---|
| Datum uitspraak: | 06-08-2025 |
| Datum publicatie: | 16-09-2025 |
| Zaaknummer(s): | C/13/755899 / DW RK 24/312 |
| Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
| Beslissingen: | |
| Inhoudsindicatie: | Op grond van vaste jurisprudentie wordt van een gerechtsdeurwaarder verwacht dat hij/zij brieven en e-mailberichten met betrekking tot een bij hem/haar in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn, te weten rond twee weken, beantwoordt. Gebleken is dat niet voldoende (tijdig) is gereageerd op de brieven van klager. Maatregel van waarschuwing opgelegd. |
Beslissing van 6 augustus 2025 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/755899 / DW RK 24/312 ingesteld door:
[..],
wonende te [..],
klager,
gemachtigde: [..],
tegen:
[..],
voorheen toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [..],
beklaagde,
gemachtigde: [..].
Ontstaan en loop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 26 augustus 2024, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 10 oktober 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 juni 2025 waar de ouders van klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 6 augustus 2025.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- bij (verstek)vonnis van de kantonrechter te Den Haag van 2 augustus 2023 is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag;
- bij exploot van 25 augustus 2023 is het vonnis van 2 augustus 2023 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen;
- op 29 juli 2024 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder [..] ten laste van klager;
- bij exploot van 6 augustus 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager betekend;
- bij brief van 12 augustus 2024 heeft klager om aanvullende informatie en documenten verzocht;
- bij brief van 20 augustus 2024 heeft klager de gerechtsdeurwaarder herinnerd aan zijn brief van 12 augustus 2024 en de vervolgenstappen aangekondigd omdat daarop niet was gereageerd.
2. De klacht
Klager beklaagt zich samengevat over het volgende.
a: Het exploot voldoet niet aan de wettelijke eisen die worden gesteld door de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR) en meerdere eisen volgens het Burgerlijk Wetboek;
b: De gerechtsdeurwaarder heeft niet gereageerd op vragen om aanvullende informatie.
c: Er is geen gerechtelijke uitspraak voor het gelegde loonbeslag.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Gerechtsdeurwaarders en toegevoegd gerechtsdeurwaarders zijn op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar ders wet aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met deze wet en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. In deze beslissing wordt beoordeeld of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 De kamer beschouwt klachtonderdeel a als gericht tegen het exploot van 6 augustus 2024. Ten aanzien van dit klachtonderdeel, overweegt de kamer dat de WBTR geen vereisten bevat waaraan een exploot moet voldoen. Verder is niet gebleken dat het exploot niet aan de wettelijke vereisten voldoet. Voor zover klager in dit verband heeft verwezen naar verplichtingen die voortvloeien uit de Wet op het Notarisambt, geldt dat deze van toepassing zijn op notarissen, maar niet op gerechtsdeurwaarders. De verwijzing van klager naar een uitspraak van de Raad van State van 8 augustus 2001 kan klager evenmin baten, nu het in deze procedure gaat om ambtshandelingen op grond van artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet, dat een ander toetsingskader heeft dan dat de Raad van State heeft toe te passen.
Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel niet gemaakt worden.
4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b stelt de kamer voorop dat op grond van vaste jurisprudentie van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij/zij brieven en e-mailberichten met betrekking tot een bij hem/haar in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn, te weten rond twee weken, beantwoordt. Klager heeft bij brieven van 12 augustus 2024 en 20 augustus 2024 om aanvullende informatie en documenten verzocht. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder hierop heeft gereageerd. Weliswaar heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder ter zitting gesteld dat uit het digitale dossier blijkt dat er wel een reactie is gestuurd naar klager, maar deze bevindt zich niet in het dossier waarover de kamer beschikt. Gelet daarop, houdt de kamer het ervoor dat niet voldoende (tijdig) is gereageerd op de brieven van klager.
4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c wordt overwogen dat uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder was belast met de tenuitvoerlegging van het ten laste van klager gewezen vonnis van de kantonrechter te Den Haag van
2 augustus 2023. De stelling van klager dat er geen gerechtelijke uitspraak is voor het gelegde loonbeslag stuit hierop af. Een gerechtsdeurwaarder is op grond van artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet in beginsel verplicht om ambtshandelingen te verrichten indien hierom wordt verzocht. Op het moment dat een gerechtsdeurwaarder een opdracht tot het verrichten van een ambtshandeling ontvangt en geen sprake is van uitsluiting van bevoegdheid, ontstaat daarmee automatisch de verplichting tot het verrichten van die ambtshandeling (de ‘ministerieplicht'). De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door beslag op het inkomen van klager te leggen. Indien klager het met de tenuitvoerlegging van het vonnis niet eens is, dient hij een executiegeschil bij de civiele rechter aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.
4.5 De conclusie is dat de klacht onder b gegrond is. De kamer zal daarom de maatregel van waarschuwing opleggen. Bij die stand van zaken ziet de kamer geen aanleiding om de gerechtsdeurwaarder te veroordelen in de kosten die ten laste van de kamer komen voor de behandeling van de klacht. Omdat de klacht deels gegrond is, dient de gerechtsdeurwaarder wel aan klager het betaalde griffierecht te vergoeden, alsmede de door klager gemaakte (forfaitair vast te stellen) kosten.
BESLISSING
De kamer voor gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klachtonderdeel b gegrond;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,00, te betalen nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klager van het door hem betaalde griffierecht van € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.
Aldus gegeven door mr. B. Brokkaar, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en M.F.J. Pijnenburg, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 augustus 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.