ECLI:NL:TGDKG:2025:8 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/742909 / DW RK 23/433 LV/WdJ
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2025:8 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-01-2025 |
Datum publicatie: | 27-01-2025 |
Zaaknummer(s): | C/13/742909 / DW RK 23/433 LV/WdJ |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Er is niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel ten uitvoer te leggen en beslag te leggen om de bankrekeningen van klaagster. Nergens uit blijkt dat de opdrachtgever een minnelijke regeling wenst of geen belang meer heeft bij de vordering. Klacht ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 27 januari 2025 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/742909 / DW RK 23/433 LV/WdJ ingesteld door:
[ ],
gevestigd te [ ],
klaagster,
gemachtigde: [ ], verbonden aan [ ],
tegen:
1. [ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
2. [ ],
3. [ ],
toegevoegd gerechtsdeurwaarders te [ ],
beklaagden,
gemachtigde: [ ].
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief met bijlagen, ingekomen op 29 november 2023, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 9 januari 2024, heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 december 2024 alwaar de gemachtigden van partijen zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 27 januari 2025.
2. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Bij vonnis van de kantonrechter te Amersfoort van 25 januari 2023 is klaagster veroordeeld in de proceskosten.
- Bij exploot van 24 februari 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 het vonnis van 25 januari 2023 aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.
- Bij brief van 28 juli 2023 is namens de gerechtsdeurwaarders aan klaagster meegedeeld dat de vordering tot betaling van de proceskosten niet is voldaan en is klaagster aangeboden de vordering in termijnen te betalen.
- Bij e-mail van 7 augustus 2023 heeft [ ] de gerechtsdeurwaarders gevraagd aan te geven of de opdrachtgever recentelijk heeft verzocht om de vordering voort te zetten, omdat klaagster had begrepen dat beide partijen hun eigen kosten zouden dragen.
- Bij e-mail van 28 augustus 2023 is namens de gerechtsdeurwaarders aan klaagster medegedeeld dat de opdrachtgever zijn vordering handhaafde.
- Bij e-mail van 21 september 2023 heeft de opdrachtgever de gerechtsdeurwaarders verzocht de executie op te starten.
- Op 23 oktober 2023 is beslag gelegd onder de Volksbank N.V. en onder de ING Bank N.V. ten laste van klaagster. Beide beslagen hebben geen doel getroffen.
3. De klacht
Klaagster beklaagt zich er - voor zover de kamer begrijpt - samengevat over dat:
- gerechtsdeurwaarder sub 1 een beruchte gerechtsdeurwaarder is die geld int, maar niet afdraagt aan opdrachtgevers, dan wel voor eigen inkomen de vordering voortzet terwijl de opdrachtgever geen interesse meer heeft in die vordering;
- uit veelvuldige communicatie tussen klaagster en gerechtsdeurwaarder sub 1 blijkt dat klaagster er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat de vordering niet zou worden geïncasseerd;
- de e-mail van 28 augustus 2023 een vervalst bericht is;
- gerechtsdeurwaarders sub 1 en sub 3 zonder redelijke noodzaak gelijktijdig beslag hebben gelegd op twee bankrekeningen van klaagster;
- de gerechtsdeurwaarders pas acht maanden na betekening van het vonnis beslag hebben gelegd en het beslag daarom hadden moeten aankondigen.
4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders
De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
5. De beoordeling van de klacht
5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en toegevoegd gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.
5.2 Gebleken is het volgende. Klaagster is bij vonnis van 25 januari 2023 door de kantonrechter te Amersfoort veroordeeld om de proceskosten te voldoen. Uit de door klaagster overgelegde stukken blijkt nergens dat de opdrachtgever een minnelijke regeling wenst of geen belang meer heeft bij de vordering. Het vonnis is op
24 februari 2023 aan klaagster betekend. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken. Bij een geschil met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel geeft artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een algemene regeling. Krachtens deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.
5.3 Klaagster heeft geen hoger beroep tegen het vonnis van 25 januari 2023 ingesteld en ook een door haar aangekondigd kort geding heeft niet plaatsgevonden. Op
21 september 2023 heeft de opdrachtgever verzocht de executie van het vonnis aan te vangen. De stelling van klaagster ter zitting dat de e-mail van 21 september 2023 is vervalst, is niet aannemelijk gemaakt of met stukken onderbouwd.
5.4 Op een gerechtsdeurwaarder rust de plicht een vonnis ten uitvoer te leggen als daarom wordt verzocht. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook evenmin tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door daartoe over te gaan. Klaagster staat op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met haar hele vermogen in voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 Rv vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klaagster, dus ook op meerdere van haar bankrekeningen. Tegen de tenuitvoerlegging van het vonnis kan klaagster slechts opkomen door een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.
5.5 Voor de stelling van klaagster dat het beslag aangekondigd had moeten worden omdat dit pas acht maanden na de betekening van het vonnis plaatsvond, bestaat geen wettelijke grondslag. Aangezien nergens uit gebleken is dat de opdrachtgever geen belang meer had bij de vordering en klaagster ervoor heeft gekozen de vordering niet te voldoen, kon klaagster de executie van het vonnis verwachten.
5.6 De overige klachtonderdelen behoeven geen behandeling, nu deze zijn gestoeld op aannames die op geen enkele manier zijn onderbouwd. De gemachtigde van klaagster uit ongefundeerde beschuldigingen aan het adres van gerechtsdeurwaarder sub 1 kennelijk om te voorkomen dat hij aan het rechterlijk vonnis moet voldoen.
5.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. B. Brokkaar en M.F.J. Pijnenburg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 januari 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.