ECLI:NL:TGDKG:2025:69 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/750296 / DW RK 24/183 EdV/RH
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2025:69 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-06-2025 |
Datum publicatie: | 29-07-2025 |
Zaaknummer(s): | C/13/750296 / DW RK 24/183 EdV/RH |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | De gerechtsdeurwaarder heeft geen rekening gehouden met de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens niet adequaat gehandeld door klaagster niet direct het teveel ingehouden bedrag terug te betalen, maar te volstaan met een verwijzing naar de vaste betaaldagen, te weten dinsdag en donderdag. Het teveel ingehouden bedrag is pas twee weken nadat klaagster had gewezen op de onjuiste inhouding, geretourneerd. Door aldus te handelen heeft de gerechtsdeurwaarder het achterliggende motief van het bestaan van een beslagvrije voet miskend, te weten dat de schuldenaar wordt beschermd en dat wordt voorkomen dat mensen hun vaste lasten niet kunnen voldoen en daardoor in grotere problemen geraken. Omdat maatregelen zijn genomen dit in de toekomst te voorkomen wordt de (lichte) maatregel van waarschuwing opgelegd. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 27 juni 2025 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/750296 / DW RK 24/183 EdV/RH ingesteld door:
[..], in haar hoedanigheid als bewindvoerder van [..],
gevestigd te [..],
klaagster,
tegen:
[..],
gerechtsdeurwaarder te [..],
beklaagde,
gemachtigde: [..].
Ontstaan en loop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 3 mei 2024, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 17 juni 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.
De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 2 mei 2025 waar klaagster (digitaal) en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 27 juni 2025.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- op 28 maart 2024 is executoriaal derdenbeslag gelegd op de bankrekening van [..];
- bij e-mail van 28 maart 2024 heeft klaagster bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de beslagvrije voet;
- bij e-mail van 16 april 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld dat bij het verwerken van het bankbeslag rekening zal worden gehouden met een beslagvrije voet van € 2.747,09;
- bij e-mail van 23 april 2024 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder meegedeeld dat de beslagvrije voet niet is toegepast en verzocht het teveel geïncasseerde bedrag onmiddellijk terug te storten;
- op 3 mei 2024 heeft klaagster telefonisch (nogmaals) verzocht om het teveel geïncasseerde bedrag onmiddellijk terug te storten;
- op 7 mei 2024 is het bedrag geretourneerd.
2. De klacht
Klaagster klaagt samengevat over het volgende:
De gerechtsdeurwaarder heeft bankbeslag ten laste van haar client gelegd waarbij geen rekening is gehouden met de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder weigert het teveel geïncasseerde bedrag onmiddellijk terug te storten. Er lag al een loonbeslag ten laste van haar client, met als gevolg dat het problematisch is om de vaste lasten en leefgeld te betalen.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: Gdw) zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 Gdw.
4.2 De gerechtsdeurwaarder heeft in het verweerschrift erkend dat het bankbeslag wegens een ongelukkige samenloop van omstandigheden is uitgevoerd op basis van een onjuiste beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder heeft zijn excuses hiervoor aangeboden en het onterecht geïncasseerde bedrag op 7 mei 2024 teruggestort.
4.3 De kamer stelt vast dat de gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat op 18 april 2024 ten onrechte geen rekening is gehouden met de vastgestelde beslagvrije voet. Hierdoor is een (groot) tekort ontstaan op de rekening van de client van klaagster, waardoor de vaste lasten niet konden worden voldaan en client geen leefgeld kon krijgen. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens niet adequaat gehandeld door klaagster niet direct het teveel ingehouden bedrag terug te betalen, doch te volstaan met een verwijzing naar de vaste betaaldagen, te weten dinsdag en donderdag. Het teveel ingehouden bedrag is vervolgens pas op 7 mei 2024, en daarmee twee weken nadat klaagster had gewezen op de onjuiste inhouding, geretourneerd. Door aldus te handelen heeft de gerechtsdeurwaarder het achterliggende motief van het bestaan van een beslagvrije voet miskend, te weten dat de schuldenaar wordt beschermd en dat wordt voorkomen dat mensen hun vaste lasten niet kunnen voldoen en daardoor in grotere problemen geraken.
4.4 Ter zitting heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder toegelicht dat de termijn van terugbetaling binnen [..] is aangepast en dat thans terugbetaling binnen een dag kan plaatsvinden in een spoedeisende zaak.
4.5 De kamer oordeelt dat de klacht terecht is voorgesteld. Zij ziet aanleiding de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing op te leggen. Daarbij overweegt de kamer dat het kantoor van de gerechtsdeurwaarder inmiddels maatregelen heeft getroffen en de termijn van terugbetaling heeft aangepast. Om die reden zal de kamer niet de maatregel van berisping opleggen, maar volstaan met een waarschuwing.
4.6 Bij deze stand van zaken ziet de kamer geen aanleiding om de gerechtsdeurwaarder te veroordelen in de kosten van de procedure. Omdat de klacht gegrond is, dient de gerechtsdeurwaarder wel aan klaagster het betaalde griffierecht te vergoeden, alsmede de door klaagster gemaakte (forfaitair) gemaakte kosten.
4.7 Op grond van artikel 37, lid 7, Gdw bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klaagster het betaalde griffierecht ad € 50,- vergoedt.
4.8 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De kamer voor gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klaagster, te
begroten op € 50,-, te voldoen nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klaagster van het
griffiegeld van € 50,-, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.
Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M.C.M. Hamer en mr. H.A. de Roos, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 juni 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.