ECLI:NL:TGDKG:2025:61 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/755064 DW RK 24/283 MK/WdJ
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2025:61 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-07-2025 |
Datum publicatie: | 16-07-2025 |
Zaaknummer(s): | C/13/755064 DW RK 24/283 MK/WdJ |
Onderwerp: | Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Onzorgvuldigheden en onjuiste constateringen opgenomen in het proces-verbaal van verbindingen. Maatregel van berisping opgelegd en veroordeling in de proceskosten. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 16 juli 2025 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/755064 DW RK 24/283 MK/WdJ ingesteld door:
1. [ ],
2. [ ],
gevestigd te [ ],
klagers,
gemachtigde: [ ],
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 8 augustus 2024, hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 23 september 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij e-mail van 15 mei 2025 heeft de gerechtsdeurwaarder een aanvullend stuk verzonden. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 mei 2025 alwaar de gemachtigde van klagers en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 16 juli 2025.
2. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Op 27 en 28 juni 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder op verzoek van
[ ] (hierna: [ ]) een proces-verbaal van constatering opgemaakt bij de horeca-/golfgelegenheid van klager sub 1.
- Bij e-mail van 29 juli 2024 heeft de gemachtigde van klagers bezwaar gemaakt tegen de inhoud van de processen-verbaal van 27 en 28 juni 2024.
- Bij e-mail van 5 augustus 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder zich op het standpunt gesteld dat hij onafhankelijk en onpartijdig optreedt en dat zijn constatering alleen bestond uit het tellen van hoofden (bezoekers) op de verschillende afdelingen.
3. De klacht
Klagers beklagen zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder op 27 en
28 juni 2024 een proces-verbaal van constatering heeft opgemaakt op basis van feitelijke onjuistheden en/of informatie die onvoldoende is geverifieerd. De gerechtsdeurwaarder wekt met de processen-verbaal de indruk dat sprake zou zijn van een overtreding, wat niet het geval is.
4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
5. De beoordeling van de klacht
5.1 Gerechtsdeurwaarders zijn op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar ders wet (hierna: Gdw) aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met deze wet en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. In deze beslissing wordt beoordeeld of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
5.2.1 Het opmaken van een proces-verbaal van constatering was ten tijde van de klacht geen ambtshandeling in de zin van artikel 2 Gdw, maar een nevenwerkzaamheid als vermeld in artikel 20, lid 3 onder e, Gdw. In de memorie van toelichting op dit artikel is daarover onder meer het volgende opgenomen:
“De voorgestelde bepaling strekt er uitsluitend toe dat het de gerechtsdeurwaarder als nevenactiviteit is toegestaan door hem zelf waargenomen materiele feiten in een proces-verbaal van constatering vast te leggen.”
5.2.2 De wet schrijft ten aanzien van deze nevenwerkzaamheden voor dat de gerechtsdeurwaarder deze slechts verricht indien dit de goede en onafhankelijke vervulling van zijn ambt, dan wel het aanzien daarvan, niet schaadt of belemmert. Binnen deze grenzen staat het de gerechtsdeurwaarder vrij zijn eigen invulling aan de inhoud van die werkzaamheid te geven. Voor het opmaken van een dergelijke akte gelden geen wettelijke vormvoorschriften.
5.3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft in de processen-verbaal van 27 en 28 juni 2024 opgenomen dat [ ] aangrenzend woont aan klager sub 1. Dit is feitelijk niet het geval. De woningen van de oneven kant grenzen aan het perceel van klager sub 1, terwijl [ ] aan de even kant woont.
5.3.2 Ook heeft de gerechtsdeurwaarder in de processen-verbaal opgenomen dat [ ] (en tevens vertegenwoordiger van andere omwonenden) veel geluidsoverlast ondervindt van klager sub 1. De gerechtsdeurwaarder heeft dat zelf echter niet vastgesteld, zo heeft hij ook ter zitting bevestigd. De kamer overweegt bovendien dat de term “geluidsoverlast” als een juridische term kan worden aangemerkt en dat de gerechtsdeurwaarder deze term dus niet in een proces-verbaal moet opnemen tenzij noodzakelijk en dan in de juiste context.
5.3.3 Verder zijn in de processen-verbaal (in de considerans) de voorwaarden opgesomd die zouden staan vermeld in de aan klager sub 1 verleende exploitatievergunning. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat de gerechtsdeurwaarder met de latere constateringen een verband legt met deze opsommingen, terwijl het slechts gaat om de door de gerechtsdeurwaarder zelf waargenomen materiële feiten.
5.4 De gerechtsdeurwaarder heeft ten aanzien van de in 5.3 opgenomen klachtonderdelen verklaard dat dit geen onderdeel van zijn constatering was, maar dat de constatering alleen bestond uit het tellen van hoofden (bezoekers) op de verschillende verdiepingen. De in de considerans opgenomen elementen zijn alleen opgenomen om de context te schetsen, aldus de gerechtsdeurwaarder.
5.5 De kamer volgt deze redenering niet. Het kan zijn dat een gerechtsdeurwaarder behoefte heeft een bepaalde context op te nemen in een proces-verbaal van constatering. Als hij dat doet, is het van belang dat geen misverstand kan ontstaan over de status van deze context. Bijvoorbeeld door op te nemen dat “volgens partij x sprake is van geluidsoverlast”. Dit om te voorkomen dat bij een lezer van het proces-verbaal de indruk kan ontstaan dat de gerechtsdeurwaarder dit (ook) vindt of heeft geconstateerd. Dit heeft de gerechtsdeurwaarder in dit geval onvoldoende gedaan. Op de in 5.3 genoemde onderdelen is immers verwarring ontstaan.
5.6 De gerechtsdeurwaarder heeft in de processen-verbaal van constatering verder opgenomen hoeveel bezoekers zich in de onderneming van klager sub 1 bevonden. In het proces-verbaal van 27 juni 2024 zit een telfout: “De bij voorwaarde A er zich in totaal 130 bezoekers bevonden (80 boven en 30 beneden).” terwijl 80 en 30 opgeteld 110 is. Verder is de kamer van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder niet met zekerheid kan vaststellen dat het aantal personen dat hij genoteerd heeft ook het juiste aantal is, gelet ook op de gegeven toelichting ter zitting hoe de telling heeft plaatsgevonden. Bovendien staat niet vast dat het aantal personen allemaal bezoekers waren. De gemachtigde van klagers heeft in dat verband toegelicht dat niet al het personeel dat ter plaatse rondloopt bedrijfskleding draagt. Tot slot heeft de gerechtsdeurwaarder in het proces-verbaal van 27 juni 2024 vermeld dat hij heeft geconstateerd dat op de begane grond een bedrijfsevenement plaatvond waar hij een bedrijfsvlag met de naam van een bedrijf kon aflezen. De kamer overweegt dat het niet aan de gerechtsdeurwaarder is om vast te stellen of dat wat hij zag aan te merken is als een bedrijfsevenement . De gerechtsdeurwaarder had moeten volstaan met de vermelding van wat hij feitelijk zag, waaronder de constatering dat er een vlag met de vermelding van een tekst op die vlag op de begane grond was geplaatst.
5.7 De kamer verklaart de klacht gelet op deze onzorgvuldigheden gegrond. Daarbij staat vast dat de processen-verbaal van constatering onjuiste constateringen bevatten en de considerans onvoldoende zorgvuldig is geformuleerd. De gerechtsdeurwaarder heeft bovendien ter zitting niet de ernst ingezien wat de gevolgen van deze onzorgvuldigheden kunnen zijn. De kamer acht bij deze combinatie de maatregel van een berisping passend en geboden. Bij die stand van zaken zal de kamer de gerechtsdeurwaarder veroordelen in de kosten van de procedure en zal de gerechtsdeurwaarder aan klagers het betaalde griffierecht moeten vergoeden, alsmede de door klagers gemaakte kosten, bestaande uit een forfaitair bedrag van € 50 en de kosten van verleende rechtsbijstand ad € 300 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting: waarde per punt € 150).
5.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van een berisping op;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarder te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klagers, begroot op
€ 350, te betalen nadat de beslissing onherroepelijk is geworden; - bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klagers het betaalde griffierecht
ad € 50 vergoedt, nadat de beslissing onherroepelijk is geworden.
Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, voorzitter, mr. M.C.M. Hamer en
mr. H.A. Roos, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juli 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.