ECLI:NL:TGDKG:2025:59 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/759117 / DW RK 24/388 MK/SM
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2025:59 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-06-2025 |
Datum publicatie: | 20-06-2025 |
Zaaknummer(s): | C/13/759117 / DW RK 24/388 MK/SM |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. Ongegrond. Klager klaagt over (ambts)handelingen (en de gebeurtenissen die daarmee samenhangen) van langer dan drie jaar geleden. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 13 juni 2025 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 1 oktober 2024 met zaaknummer C/13/753410 DW RK 24/246 RH/en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/759117 / DW RK 24/388 MK/SM ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
gemachtigde: mr. J.D. Nijenhuis,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 3 juli 2024, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 15 augustus 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 1 oktober 2024 heeft de voorzitter de klacht niet-ontvankelijk verklaard. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 3 oktober 2024 aan klager toegezonden. Bij brief, ingekomen op 16 oktober 2024, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 4 april 2025 alwaar klager, diens gemachtigde en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is (nader) bepaald op 13 juni 2025.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Op 19 mei 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd onder Stichting Pensioenfonds PostNL ten laste van klager.
- Bij exploot van 20 juli 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager betekend.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder op 20 juli 2016 een exploot in de lege woning van klager heeft achtergelaten.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt, indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder waarop de klacht betrekking heeft, de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.
4.2 Klager klaagt over (ambts)handelingen in een periode van langer dan drie jaar geleden. Klager dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als niet-ontvankelijk verklaard.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager aangevoerd dat de verjaring van de termijn waarbinnen en klacht ingediend kan worden pas gaat lopen na de laatste betaling aan de beslagleggende gerechtsdeurwaarder en na ontvangst van de bevestiging van opheffing van de beslagging tegen finale kwijting van de schuldeiser (zijnde de ABN AMRO). Voorts heeft klager aangevoerd niet eerder dan 13 augustus 2024 bekend te zijn geweest met het standpunt van de gerechtsdeurwaarder. Ook is er bij klager (nog steeds) onduidelijkheid in wiens naam er beslag is gelegd, nu dat niet in opdracht van de ABN AMRO kan zijn gebeurd aangezien hiervan geen schriftelijk bewijs is geleverd door de gerechtsdeurwaarder.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 In verzet heeft klager zich beklaagd over andere onderwerpen dan de oorspronkelijke klacht. De kamer mag in verzet echter alleen de oorspronkelijke klachtonderdelen behandelen. Een klachtonderdeel dat pas voor het eerst bij verzet is ingediend, blijft buiten behandeling.
7.2 De klacht ziet op het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder met betrekking tot de exploten van 19 mei en 20 juli 2016. Ten aanzien daarvan heeft klager aangevoerd niet eerder kennis te hebben genomen van de in 2016 uitgebrachte exploten, omdat hij tot 3 september 2018 geen inschrijving had bij de Gemeentelijke Basisadministratie (thans Basisregistratie Personen, BRP). In de correspondentie tussen klager en de gerechtsdeurwaarder tussen 20 januari 2020 en 18 mei 2020 is deze omstandigheid reeds aangehaald door klager.
7.3 De termijn waarbinnen een klacht ingediend moet worden bedraagt drie jaar vanaf de dag waarop klager van het handelen of nalaten kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen. Al zou klager niet reeds in 2016 kennis hebben kunnen nemen van het vermeende klachtwaardig handelen van de gerechtsdeurwaarder, dan had hij daarvan kennis kunnen nemen zodra hij wist dat er beslag was gelegd en had hij afschrift van het exploot kunnen opvragen. Klager heeft over dit onderwerp in 2020 met de gerechtsdeurwaarder gecommuniceerd zodat hij in ieder geval toen bekend was of had kunnen zijn met wat in 2016 was gebeurd. Gelet hierop overweegt de kamer dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast en terecht heeft overwogen dat klager klaagt over (ambts)handelingen (en de gebeurtenissen die daarmee samenhangen) van langer dan drie jaar geleden. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Het door klager ter zitting aangevoerde maken dit ook niet anders.
7.4 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. S.J.W. van der Putten, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juni 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.