ECLI:NL:TGDKG:2025:58 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/749509 DW RK 24/162 MK/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2025:58
Datum uitspraak: 13-06-2025
Datum publicatie: 20-06-2025
Zaaknummer(s): C/13/749509 DW RK 24/162 MK/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Maatregel: waarschuwing. De gerechtsdeurwaarder heeft niet voortvarend opgetreden bij de intrekking van een procedure bij de rechtbank. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder op enig moment niet meer gereageerd op correspondentie van klaagster.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 13 juni 2025 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met zaaknummer C/13/749509 DW RK 24/162 MK/SM ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

gemachtigde: mr. L.M. Stroo,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 18 maart 2024, heeft klaagster een klacht ingediend tegen het kantoor van beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 4 juni 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 4 april 2025 alwaar klaagster, diens echtgenoot en mr. L.M. Stroo en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is (nader) bepaald op 13 juni 2025.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Klaagster is bij brief van 23 juni 2023 door de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder, Infomedics, aangeschreven om een bedrag van € 510,20 aan tandartskosten te voldoen. Bij brief van 3 augustus 2023 heeft Infomedics klaagster een herinnering gestuurd. Beide brieven waren geadresseerd aan de [ ] te [ ].
  • Bij brief van 28 november 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster bericht dat zijn kantoor verzocht is de verdere incasso te verzorgen. Klaagster is verzocht het openstaande bedrag van € 510,20 uiterlijk binnen 15 dagen na ontvangst van de brief te voldoen. De brief was geadresseerd aan de [ ] te [ ].
  • Bij exploot van 11 januari 2024 is klaagster gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter te Den Haag op 30 januari 2024.
  • Bij e-mail van 12 januari 2024 is namens klaagster het volgende verklaard:

Pas bij brief van 28 november 2023 is voor het eerst een mededeling over het bestaan van de een vermeende factuur aan ons toegezonden. De factuur ontbrak daarbij evenwel. Als gevolg van de kerstperiode heb ik niet kunnen nagaan waarop deze factuur zag en heb ik evenmin kunnen vaststellen of deze onder de tandartsverzekering van mijn vrouw zou vallen. Desalniettemin bent u overgegaan tot dagvaarding. Daarbij zat de factuur wel als productie, zodat ik inmiddels de factuur heb kunnen beoordelen.

De factuur wordt (…) niet betwist: het bedrag van de hoofdsom heb ik inmiddels voldaan. De rente, incassokosten en de gerechtelijke kosten zijn evenwel niet verschuldigd zijn.

Voorts wordt er in de e-mail opgemerkt dat de eerdere factuur en verdere correspondentie hen nooit heeft bereikt, nu deze waren verzonden naar het oude adres van klaagster.

  • Bij e-mail van 16 januari 2024 (13:52 uur) heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster medegedeeld dat zij de kosten ad € 329,03 uiterlijk vijf dagen voor de zittingsdatum dient te voldoen, omdat de betaling van de hoofdsom te laat door de gerechtsdeurwaarder is ontvangen.
  • Bij e-mail van 16 januari 2024 (15:37 uur), met de tandarts in de cc, heeft klaagster hierop gereageerd.
  • Bij e-mail van 16 januari 2024 (16:58 uur) heeft de tandarts klaagster laten weten dat de fout ten aanzien van de adressering bij Infomedics lag. Infomedics zal de factuur dan ook stoppen en de kosten van de gerechtsdeurwaarder zelf dragen.
  • Bij e-mail van 24 januari 2024 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder geïnformeerd dat Infomedics de betreffende factuur ten onrechte naar de gerechtsdeurwaarder heeft gestuurd en dat Infomedics de kosten van de gerechtsdeurwaarder zelf zal betalen. Klaagster heeft in de e-mail tevens verzocht om een bevestiging dat de dagvaarding zal worden ingetrokken en klaagster niet ter zitting hoeft te verschijnen.
  • Bij e-mail van 29 januari 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder bij Infomedics geïnformeerd naar een eventuele intrekking van de zaak voor zitting van 30 januari 2024 (te 10:00 uur).
  • Bij e-mail van 29 januari 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld geen bevestiging van de opdrachtgever te hebben ontvangen dat het dossier gestopt moet worden en dat de zitting vooralsnog doorgang zal vinden.
  • Bij e-mail van 30 januari 2024 (12:25 uur) – de datum waartegen is gedagvaard - heeft Infomedics de gerechtsdeurwaarder verzocht het dossier van klaagster 14 dagen on-hold te zetten.
  • Bij brief van 30 januari 2024 heeft de rechtbank bericht dat aan klaagster een nader termijn is verleend tot de rolzitting van dinsdag 27 februari 2024.
  • Bij e-mail van 5 februari 2024 heeft Infomedics de gerechtsdeurwaarder bericht met een stopverzoek voor drie dossiers en melding gemaakt dat de kosten voor rekening van de tandartspraktijk komen.
  • Bij brief van 27 februari 2024 heeft de rechtbank bericht dat aan klaagster een nader termijn is verleend tot de rolzitting van dinsdag 27 maart 2024.
  • Bij e-mail van 4 maart 2024 heeft klaagster er bezwaar tegen gemaakt dat de procedure bij de kantonrechter nog steeds niet is ingetrokken.
  • Bij brief van 7 maart 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder een akte van royement doen uitgaan naar rechtbank
  • Bij e-mail van 13 maart 2024 heeft klaagster een rappel gestuurd op haar bericht van 4 maart 2024
  • Op 27 maart 2024 is de zaak van klaagster bij de rechtbank doorgehaald op de rol.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder:

a: de procedure bij de rechtbank niet heeft ingetrokken, terwijl klaagster de hoofdsom na ontvangst van de dagvaarding meteen alsnog en ruim voor de eerste zittingsdatum heeft betaald;

b: niet (meer) reageert richting klaagster.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. Nu ter zitting is aangevoerd dat de in de aanhef van de beslissing genoemde gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk gehouden moeten worden voor de behandeling van het betreffende dossier op zijn kantoor, zal de klacht worden behandeld als gericht tegen hem. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer als volgt. Klaagster is door haar schuldeiser gedagvaard vanwege een onbetaald gebleven factuur. De gerechtsdeurwaarder is daarbij geen partij, hij treedt op namens de schuldeiser. Het is aan de schuldeiser, niet aan de gerechtsdeurwaarder, om te beslissen of een procedure moet worden opgestart en of die wel of niet moet worden ingetrokken vanwege een (deel)betaling. In het algemeen geldt dat als een dagvaarding eenmaal is uitgebracht, voldoening van enkel de hoofdsom niet meer voldoende is om een zaak in te trekken. Er zijn dan kosten gemaakt ter voorbereiding van de procedure. Of en onder welke voorwaarden de procedure in dat geval wordt ingetrokken is aan de schuldeiser en niet aan de gerechtsdeurwaarder. Dit leidt niet tot een tuchtrechtelijk verwijt.

4.3 Voor zover klaagster stelt dat intrekking had moeten plaatsvinden op basis van het bericht van de tandarts van 16 januari 2024 (16:58 uur), die klaagster als bijlage in haar mail van 24 januari 2024 heeft bijgevoegd, overweegt de kamer als volgt. Het uitgangspunt, ten aanzien van dit onderdeel, is dat de gerechtsdeurwaarder slechts kan afgaan op datgene wat zijn opdrachtgever opgeeft. Op een gemotiveerde stelling van in dit geval de wederpartij van zijn opdrachtgever dat zaken niet kloppen mag van de gerechtsdeurwaarder verwacht worden dat hij zijn opdrachtgever verzoekt om opheldering. Dit heeft de gerechtsdeurwaarder in dit geval gedaan. Het resultaat hiervan is dat de Infomedics de instructie heeft gegeven om het dossier van klaagster on-hold te zetten. Dat dit bericht van 30 januari 2024 ná de behandeling van de zaak op de rechtbank van die ochtend door de gerechtsdeurwaarder is ontvangen, kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten. Ook dit levert dus geen tuchtrechtelijk verwijt op.

4.4 De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens op 5 februari 2024 bericht van Infomedics ontvangen dat het dossier van klaagster “gestopt” moest worden en de kosten voor rekening van de tandartspraktijk zijn. De gerechtsdeurwaarder heeft met een instructie van 7 maart 2024 aan de rechtbank verzocht om royement wat op de rolzitting van 27 maart 2024 – de zaak stond toen voor conclusie of akte klaagster – is verwerkt. Het is juist dat er enige tijd gezeten heeft tussen 5 februari 2024 (bericht van Infomedics) en de instructie van 7 maart 2024 (bericht aan de rechtbank). De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat dit sneller had gekund. De gevolgen voor klaagster zijn beperkt geweest aangezien het royement plaatsvond voordat zij inhoudelijk verweer heeft gevoerd. Dit tezamen maakt dat ook deze late handeling geen tuchtrechtelijk verwijt oplevert.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt. De kamer overweegt dat gerechtsdeurwaarder wel een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden nu hij klager onvoldoende op de hoogte heeft gehouden en niet heeft gereageerd op verzoeken van klaagster. Dat wordt als volgt toegelicht.

4.6 Nadat de gerechtsdeurwaarder het bericht van Infomedics van 5 februari 2024 had ontvangen om te stoppen was het op zijn plaats geweest klaagster hierover te berichten, nu klaagster erop gebrand was de procedure van de rol te krijgen en de gerechtsdeurwaarder dat wist. Ook nadat de gerechtsdeurwaarder op 27 februari 2024 in kennis was gesteld door de rechtbank van het uitstel voor klaagster tot de zitting van 27 maart 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster niet laten weten dat hij opdracht had ontvangen de procedure te stoppen. Pas nadat klaagster bij e-mail van 4 maart 2024 aangaf dat de procedure nog steeds niet was ingetrokken, heeft de gerechtsdeurwaarder op 7 maart 2024 een akte van royement ingediend. Maar naar klaagster is niet gereageerd op de mail van 4 maart 2024, ook niet na de rappel van 13 maart 2024.

4.7 Aldus staat vast dat de gerechtsdeurwaarder na 30 januari 2024 klaagster niet heeft bericht en niet heeft gereageerd op het verzoek van 4 maart 2024 en een rappel van 13 maart 2024. Het is vaste rechtspraak dat van een gerechtsdeurwaarder verwacht mag worden dat hij correspondentie met betrekking tot bij hem in behandeling zijnde zaken binnen een redelijke termijn beantwoord. De erkenning van de gerechtsdeurwaarder dat de intrekking bij de kantonrechter eerder had gekund (zie hiervoor) strookt met de indruk van klaagster dat de gerechtsdeurwaarder in dit dossier niet altijd even voortvarend heeft opgetreden.

4.8 Alles afwegen oordeelt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder over de periode tussen 30 januari en 27 maart 2024 een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden nu niet voortvarend is gehandeld én hij het nagelaten heeft (binnen een redelijk termijn) te reageren op correspondentie van klaagster.

4.9 De kamer verklaart de klacht, zoals hiervoor overwogen, gedeeltelijk gegrond. In lijn met wat er staat tegenover het niet reageren op ter zaak doende correspondentie zal de kamer volstaan met het opleggen van de maatregel van waarschuwing. Bij die stand van zaken ziet de kamer geen aanleiding om de gerechtsdeurwaarder te veroordelen in de kosten van de procedure. Omdat de klacht deels gegrond is, dient de gerechtsdeurwaarder wel aan klaagster het betaalde griffierecht te vergoeden, alsmede de door klaagster gemaakte (forfaitair vast te stellen) kosten.

4.10 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart klachtonderdeel b. gegrond;
  • verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
  • legt aan de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde deel de maatregel van waarschuwing op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klaagster, te begroten op € 50,00 te betalen nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klaagster van het door haar betaalde griffierecht van € 50,00 nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. S.J.W. van der Putten, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juni 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.