ECLI:NL:TGDKG:2025:57 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/755612 DW RK 24/300 MK/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2025:57
Datum uitspraak: 13-06-2025
Datum publicatie: 20-06-2025
Zaaknummer(s): C/13/755612 DW RK 24/300 MK/SM
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Maatregel: Berisping. De gerechtsdeurwaarder heeft, als professional, nagelaten haar client (c.q. klager) helder te informeren over gemaakte afspraken met de wederpartij, dan wel nagelaten te verifiëren of klager, als leek, heeft begrepen waar de gemaakte afspraken toe zouden leiden.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 13 juni 2025 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/755612 DW RK 24/300 MK/SM ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

mr. [ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 20 augustus 2024, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 14 oktober 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 4 april 2025 alwaar klager, diens echtgenote en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is (nader) bepaald op 13 juni 2025.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Klager heeft per februari 2023 een woning verhuurd. Deze woning grenst aan de woning van klager.
  • Met ingang van februari 2024 werd de huur niet betaald. Op 4 maart 2024 heeft klager tegen de huurder aangifte bij de politie gedaan wegens valsheid in geschrifte. Naar de mening van klager zou de huurder bankafschriften hebben vervalst waardoor het zou lijken dat de huurder een betaling aan klager heeft verricht, terwijl dat in werkelijkheid niet was gedaan.
  • Bij e-mail van 11 maart 2024 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht ogenblikkelijk een juridische procedure tegen de huurder te starten.
  • Bij e-mail van 14 maart 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder aangegeven “even geduld te hebben”. Er was nog geen sprake van drie maanden huurachterstand en de zogenaamde ‘vroegsignalering’ moest nog plaatsvinden.
  • Bij e-mail van 8 april 2024 heeft klager de gerechtsdeurwaarder gemaild over een incident met de huurder, waarbij agenten en ambulance ter plekke waren.
  • In opdracht van klager is een kort geding dagvaarding opgesteld, die in concept ter goedkeuring aan klager is toegestuurd. Klager heeft hierop bij e-mail van 7 mei 2024 gereageerd en akkoord gegeven.
  • Er vonden daarna diverse incidenten plaats bij het gehuurde waar hulpverleners bij zijn betrokken.
  • Op 12 juni 2024 heeft de kort geding zitting plaatsgevonden.
  • Tijdens de mondelinge behandeling, waar partijen met hun gemachtigden zijn verschenen, is overleg gevoerd en is de eis gewijzigd. De kantonrechter heeft de huurder op 19 juni 2024 veroordeeld om het gehuurde binnen twee maanden na betekening te ontruimen.
  • Bij e-mails van 13 en 31 juli 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder de stand van zaken ten aanzien van de begeleiding van de huurder aan klager doorgegeven.
  • Bij e-mail van 14 augustus 2024 (11:16 uur) heeft de gerechtsdeurwaarder te kennen gegeven dat de huurder niet langer gebruik wil maken van begeleidingstraject en dat het vonnis om die reden zal worden betekend. Per ommegaande e-mail (om 11:42 uur) merkt klager op dat hij dacht de betekening van het vonnis reeds had plaatsgevonden. Tevens vraagt klager naar de reden waarom de betekening nu pas plaatsvindt.
  • Bij exploot van 14 augustus 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis van 19 juni 2024 aan huurder betekend met gelijktijdig bevel om binnen twee maanden zijn woning te ontruimen.
  • Tussen 15 en 22 augustus 2024 is tussen de gerechtsdeurwaarder en klager gecommuniceerd over de reden voor de late betekening op 14 augustus 2024 en de vroegsignalering.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

  1. heeft verzuimd het vonnis van 19 juni 2024 direct betekenen, met als gevolg dat de huurder twee maanden langer in het gehuurde kon verblijven en de termijn tot ontruiming geen twee maanden meer betrof maar vier maanden;
  2. per e-mail had heeft aangegeven dat de vroegsignalering op 1 maart 2024 was uitgezet naar de gemeente, terwijl uit het vonnis van 19 juni 2024 blijkt dat de melding pas op 6 mei 2024 heeft plaatsgevonden.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders zijn op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar ders wet aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met deze wet en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. In deze beslissing wordt beoordeeld of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer dat er een geschil bestaat tussen klager en de gerechtsdeurwaarder over de (achtergrond van de) eiswijziging tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding op 12 juni 2024. Klager stelt daartoe dat de termijn om te ontruimen is gewijzigd van veertien dagen naar twee maanden zodat, als overwogen onder 4.3 in het vonnis van 19 juni 2024, de huurder respijt wordt gegund om het hulpverleningstraject in goede banen te kunnen leiden. De gerechtsdeurwaarder stelt op haar beurt dat er naast de ontruimingstermijn van twee maanden na betekening is afgesproken dat het vonnis niet meteen zou worden betekend en dat dáármee invulling wordt gegeven aan het respijt dat wordt gegund om het hulpverleningstraject in goede banen te kunnen leiden. Dit zou het resultaat zijn van overleg tussen partijen tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling waarbij besproken is dat het vonnis pas na twee maanden betekend zou worden, aldus de gerechtsdeurwaarder. Klager betwist dat hij hiermee heeft ingestemd.

4.3 De kamer kan niet vaststellen wat er precies met wie besproken is tijdens genoemde schorsing en wie daardoor het gelijk aan zijn zijde heeft. Het geval wil wel dat klager – zoals blijkt uit zijn e-mail van 14 augustus 2024 – iets anders heeft begrepen uit het overleg tussen partijen op de rechtbank dan de gerechtsdeurwaarder. Dat leidt tot de vraag of deze onduidelijkheid voorkomen had kunnen worden en of de gerechtsdeurwaarder daarvan een verwijt is te maken.

4.4 Gelet op de rollen van partijen heeft de gerechtsdeurwaarder, als professional die zich vaker met dit soort zaken bezig houdt, verzuimd te verifiëren of klager, als leek, heeft begrepen wat zich op dat moment afspeelde. Ook heeft de gerechtsdeurwaarder de gevolgen van de vermeende afspraak niet of niet voldoende uitgelegd aan klager. Gelet op de spanning die klager al langere tijd ervaarde vanwege de huursituatie naast zijn eigen woning had de gerechtsdeurwaarder – bijvoorbeeld in een gesprek na afloop van de mondelinge behandeling of na ontvangst van het vonnis – beter moeten uitleggen waar hij aan toe was. Dit betekent dat de gerechtsdeurwaarder meer had kunnen doen om de onduidelijkheid die is ontstaan te voorkomen, en dus een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder klager bij e-mail van 28 februari 2024 heeft geïnformeerd dat zij op 1 maart 2024 een melding vroegsignalering kan doen. Niet in geschil is dat de gerechtsdeurwaarder de melding pas op 6 mei 2024 heeft gedaan bij de gemeente Oss. De gerechtsdeurwaarder stelt in het verweerschrift dat ze heeft getracht de melding rechtstreeks bij de gemeente Oss te doen, maar dat de melding niet werd geaccepteerd, met als gevolg dat ze de route van NVVK diende te volgen. Omdat de gerechtsdeurwaarder pas op 29 april 2024 de inlogcode heeft ontvangen, kon zij de vroegsignalering daarna pas doen. De gerechtsdeurwaarder heeft klager overigens bij e-mail van 14 maart 2024 ervan in kennis gesteld dat zij in afwachting was van bericht van NVVK aangaande de aanmelding vroegsignalering. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel niet gemaakt worden.

4.6 Gelet op het voorgaande verklaart de kamer de klacht gedeeltelijk gegrond en zal aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping worden opgelegd. Deze maatregel is passend omdat de gerechtsdeurwaarder ervoor gekozen heeft als gemachtigde van klager bij de mondelinge behandeling in een kort geding op te treden en daarmee in het bijzonder verwacht mocht worden de zorgvuldigheid in acht te nemen die daarbij hoort, waaronder het zorgen voor begrip van klager wat wordt afgesproken.

5. Kosten(veroordeling)

5.1 Nu de kamer de gerechtsdeurwaarder een maatregel oplegt, zal de kamer de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders daarnaast veroordelen tot betaling van:

  • een forfaitair bedrag van € 50 aan kosten van klager;
  • de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een

andere beslissing.

5.2 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de

gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klager betaalde

griffierecht (€ 50) aan hem dient te vergoeden.

5.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart klachtonderdeel a. gegrond;
  • verklaart klachtonderdeel b. ongegrond;
  • legt aan de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde onderdeel de maatregel van berisping op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 50, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klager van zijn kosten van de procedure in eerste aanleg, bestaande uit € 50 aan griffierecht, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500 te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. S.J.W. van der Putten, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juni 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.