ECLI:NL:TGDKG:2025:56 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/758437 DW RK 24/369 MK/SM
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2025:56 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-06-2025 |
Datum publicatie: | 20-06-2025 |
Zaaknummer(s): | C/13/758437 DW RK 24/369 MK/SM |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht ongegrond. Klager beklaagt zich erover geen vooraankondiging van het gelegde beslag te hebben gekregen met betrekking tot een vonnis van vier jaar eerder. Klager is echter tot twee keer toe – in het jaar voorafgaand aan het gelegde beslag – schriftelijk gewezen op de openstaande vordering. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 13 juni 2025 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/758437 DW RK 24/369 MK/SM ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde: [ ].
Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 22 oktober 2024, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 18 november 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 4 april 2025 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is (nader) bepaald op 13 juni 2025.
1. De feiten
- Bij vonnis van de kantonrechter te Den Haag van 25 maart 2020 is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.
- Bij exploot van 22 april 2020 is het vonnis van 25 maart 2020 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.
- Naar aanleiding van een brief in januari 2024 is tussen de gerechtsdeurwaarder en klager gecorrespondeerd over de openstaande vorderingen.
- Bij brief van 18 september 2024 is aan klager een overzicht van openstaande vorderingen verstrekt, met het verzoek om het totaal verschuldigde bedrag binnen vijf dagen te voldoen.
- Op 3 oktober 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd onder FedEx Express Netherlands B.V. ten laste van klager.
2. De klacht
Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder zonder vooraankondiging beslag op zijn inkomen heeft gelegd ter zake een vonnis van vierenhalf jaar geleden.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen om die reden niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. Nu de klacht zich richt tegen een door gerechtsdeurwaarder D. Joustra verrichte ambtshandeling, wordt deze gerechtsdeurwaarder in de aanhef van de beslissing aangehaald als beklaagde. Ter beoordeling staat of er ten aanzien van hem sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.
4.2 De kamer stelt voorop dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een executoriale titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het ten laste van klager gewezen vonnis van de kantonrechter van 25 maart 2020 te executeren. Klager stelt evenwel dat tussen de uitspraak van het vonnis – waarvan klager geen weet had, zo stelt klager – en de beslaglegging een dusdanige lange tijd zat, dat het op de weg van de gerechtsdeurwaarder lag om het beslag op voorhand aan te kondigen.
4.3 Hoewel er geen wettelijke verplichting rust op de gerechtsdeurwaarder om een beslag op voorhand aan te kondigen, zal de situatie waarbij een vonnis vierenhalf jaar later dírect zonder enig bericht wordt opgevolgd met een loonbeslag, kunnen leiden tot onderzoek naar de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden. In dit specifieke geval heeft de gerechtsdeurwaarder voorafgaand aan het beslag aan klager (i) in januari 2024 per e-mail en (ii) op 18 september 2024 per brief een overzicht gestuurd van openstaande vorderingen. In genoemde brief staat een overzicht van diverse dossiers met het bericht dat binnen vijf dagen betaald moet worden en dat er ook een regeling getroffen kan worden. Daar is niet op gereageerd. Op 3 oktober 2024 is er vervolgens beslag gelegd. Aldus is geen sprake van een periode van jaren zonder communicatie voordat beslag is gelegd. Dat klager zoals hij heeft aangevoerd de brief niet heeft ontvangen kan zo zijn, maar de gerechtsdeurwaarder heeft toegelicht dat de brief naar het bij hem bekende BRP adres is verzonden. Meer hoefde de gerechtsdeurwaarder in de gegeven omstandigheden niet te doen.
4.4 Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.
4.5 De kamer merkt op dat de bewoording van de brief van 18 september 2024 wel enig aandacht verdient. Onderscheid tussen vorderingen waar geen en wel een executoriale titel voor is, is met de gebruikte bewoording lastig te maken. Dat kan beter.
4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. S.J.W. van der Putten, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juni2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.