ECLI:NL:TGDKG:2025:46 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/760460 / DW RK 24/416 HE/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2025:46
Datum uitspraak: 28-05-2025
Datum publicatie: 28-05-2025
Zaaknummer(s): C/13/760460 / DW RK 24/416 HE/WdJ
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager stelt dat sprake is van verjaring en dat nergens uit blijkt dat de gerechtsdeurwaarder is gemachtigd en verzocht om de betwiste vordering te incasseren. Klager beklaagt zich verder over de beslagvrije voet en de in rekening gebrachte kosten. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 mei 2025 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 19 november 2024 met zaaknummer C/13/754849 DW RK 24/275 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/760460 / DW RK 24/416 HE/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 2 augustus 2024, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor en een medewerker van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen per e-mail op

11 september 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 19 november 2024 heeft de voorzitter klachtonderdeel a

niet-ontvankelijk verklaard en de klacht voor het overige als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van

21 november 2024 aan klager toegezonden. Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 29 november 2024, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij e-mail, ingekomen op 7 april 2025, heeft de gerechtsdeurwaarder aanvullende stukken toegezonden. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 14 april 2025, heeft klager nadere stukken toegestuurd. Bij e-mail met bijlage, ingekomen op 15 april 2025, heeft klager zijn verzet nogmaals aangevuld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 april 2025, alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 28 mei 2025.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- De gerechtsdeurwaarder is sinds oktober 2017 belast met een vordering van Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. (hierna: Zilveren Kruis) op klager.

- Bij exploot van 30 oktober 2020 is klager gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter te Leiden tegen 2 december 2020.

- Bij verstekvonnis van 9 december 2020 is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

- Bij exploot van 14 januari 2021 is het vonnis van 9 december 2020 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

- Bij e-mail van 14 januari 2021 heeft klager zich op het standpunt gesteld dat de gerechtsdeurwaarder klager sinds 2017 chanteert en dat hij geen betalingsachterstand bij Zilveren Kruis heeft.

- Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 22 januari 2021 gereageerd.

- Op 25 maart 2021 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Rabobank ten laste van klager.

- Op 18 mei 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank (SVB) ten laste van klager.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: sprake is van misleiding van de rechtsgang en klager niet op de juiste wijze is opgeroepen voor de zitting van 2 december 2020;

b: de gerechtsdeurwaarder tarieven manipuleert;

c: hij wordt gechanteerd;

d: de gerechtsdeurwaarder liegt over de bron van de vordering.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 Klager heeft zijn klacht tevens gericht tegen gerechtsdeurwaarderskantoor [ ]. Uit het verweerschrift blijkt dat dit kantoor op geen enkele wijze inhoudelijk betrokken is geweest bij het dossier van klager dan wel de gewraakte beslaglegging. Toegevoegd gerechtsdeurwaarder [ ] (destijds) werkzaam bij [ ], heeft slechts op 28 mei 2021 het proces-verbaal van het gelegde beslag onder de SVB aan klager betekend. De gerechtsdeurwaarders van [ ] kunnen om die reden dan ook niet als beklaagden worden aangemerkt. Indien klager desalniettemin een klacht wil indienen tegen [ ] kan dit alsnog separaat. Omdat [ ] een ander gerechtsdeurwaarderskantoor is, betekent dit dat de kamer een apart dossier zou moeten aanmaken en dat klager tweemaal griffierecht zou moeten betalen. De kamer ziet hiervan af.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat dit klachtonderdeel ziet op een periode van meer dan drie jaren geleden. Op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk verklaard.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder in het verweerschrift uitgebreid en gemotiveerd heeft toegelicht dat de tarieven die de gerechtsdeurwaarder hanteert allen conform de daarvoor geldende wet- en regelgeving zijn berekend. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken. Indien klager het niet eens is met de vordering, ligt het op zijn weg om een executiegeschil op te starten. Het tuchtrecht is daarvoor niet de geëigende weg.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat deze niet nader door klager onderbouwde stelling onvoldoende is om tuchtrechtelijk laakbaar handelen door de gerechtsdeurwaarder vast te stellen. Dit klachtonderdeel wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel d stelt klager dat de gerechtsdeurwaarder de vordering in 2017 heeft opgehaald bij BKR in Tiel. Klager heeft zijn stelling op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dan wel met stukken onderbouwd. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder de vordering rechtstreeks van Zilveren Kruis heeft ontvangen. Dit heeft Zilveren Kruis bij brief van 31 maart 2022 ook rechtstreeks aan klager medegedeeld. Dit klachtonderdeel stuit hierop af.

4.7 Voor zover klager er bezwaar tegen maakt dat [ ] en [ ] beiden op hetzelfde adres zijn gevestigd, ziet de voorzitter niet in dat dit een probleem is. In het betreffende pand zitten meerdere bedrijven, met ieder zelfstandige entiteiten en ieder een eigen bestuur. De stelling van klager dat in het geval één van de handelsnamen failliet gaat en/of wordt geschorst, er nog kan worden doorgegaan op de andere geregistreerde handelsnaam, volgt de voorzitter niet.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter klachtonderdeel a niet-ontvankelijk verklaard en de klacht van klager voor het overige als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager - kort samengevat- aangevoerd dat sprake is van verjaring van de vordering. Verder blijkt uit niets dat Zilveren Kruis de gerechtsdeurwaarder heeft gemachtigd en verzocht om de betwiste vordering bij klager te incasseren. Klager is tevens van mening dat de beslagvrije voet niet klopt en dat de gerechtsdeurwaarder onjuiste kosten bij klager in rekening brengt, zonder een en ander te onderbouwen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer behandelt klachten tegen gerechtsdeurwaarders en heeft de taak om te beoordelen of een gerechtsdeurwaarder juist heeft gehandeld. De kamer kan niet oordelen over juridische geschillen, zoals de verjaring van een vordering of de hoogte van de beslagvrije voet. Ook kan de kamer een gerechtsdeurwaarder niet veroordelen tot het terugbetalen van gelden of het vergoeden van mogelijk geleden schade. Hiervoor kan klager terecht bij de civiele rechter. Dat de kosten voor een civiele procedure hoog zijn, kan niet aan de kamer worden verweten. Voor zover klager in zijn klacht dergelijke vorderingen heeft gedaan kan de kamer daarover geen beslissingen nemen.

7.2 Voor zover klager nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan hij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld.

7.3 De kamer heeft goed geluisterd naar hetgeen de klager nog tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht over zijn klager tegen de gerechtsdeurwaarder, maar komt desondanks tot de conclusie dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast en op goede gronden de klacht ongegrond heeft verklaard. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Het door klager ter zitting aangevoerde maken dit niet anders.

7.4 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.5 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.J. Evers, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en mr. H.A. Roos, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 mei 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.