ECLI:NL:TGDKG:2025:36 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/747275 DW RK 24/96 MK/WdJ
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2025:36 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-04-2025 |
Datum publicatie: | 17-04-2025 |
Zaaknummer(s): | C/13/747275 DW RK 24/96 MK/WdJ |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | De gerechtsdeurwaarder heeft gelet op haar ministerieplicht niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de dagvaarding te betekenen. De gerechtsdeurwaarder had zich desgevraagd wel moeten legitimeren. Klacht gedeeltelijk gegrond. Maatregel van waarschuwing opgelegd. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 16 april 2025 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/747275 DW RK 24/96 MK/WdJ ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klaagster,
tegen:
[ ],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde: [ ].
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 1 maart 2024, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 3 april 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij e-mail met bijlage, ingekomen op 22 februari 2025, heeft klaagster haar klacht aangevuld. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 maart 2025 alwaar klaagster en de gerechtsdeurwaarder met haar gemachtigde zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 16 april 2025.
2. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- De gerechtsdeurwaarder was belast met de incasso van een vordering van [ ] op klaagster.
- Bij exploot van 7 februari 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder een dagvaarding aan klaagster betekend.
3. De klacht
Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:
a: klaagster heeft gedwongen een onjuiste factuur met bijkomende kosten te betalen;
b: weigerde te controleren of de factuur wellicht niet overeenkwam met de onderliggende overeenkomst;
c: zich bij het afgeven van het document weigerde te legitimeren;
d: onzorgvuldig is omgegaan met persoonsgegevens, nu er persoonsgegevens zijn gevraagd die voor het beantwoorden van de vraag van klaagster niet nodig waren;
e: heeft gezegd dat de schuldeiser weigerde om contact met klaagster op te nemen.
4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
5. De beoordeling van de klacht
5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.
5.2 Ten aanzien van klachtonderdelen a en b overweegt de kamer dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust om een dagvaarding te betekenen indien daarom wordt verzocht. Een gerechtsdeurwaarder is in beginsel gehouden een opdracht marginaal te toetsen. Uit het verweerschrift blijkt dat er voor de gerechtsdeurwaarder geen reden was tot twijfel of nader onderzoek. Indien klaagster het met de inhoud van dagvaarding niet eens was, had het op haar weg gelegen om verweer te voeren bij de kantonrechter. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen door de gerechtsdeurwaarder is op deze onderdelen geen sprake.
5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer dat een gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 13 Gerechtsdeurwaarderswet verplicht is zich te legitimeren als daarom wordt verzocht. Dat de gerechtsdeurwaarder dat in dit geval niet heeft gedaan staat vast, waarbij de gerechtsdeurwaarder heeft toegelicht dat zij zich uiterst onprettig voelde tijdens het doen van een ambtshandeling bij de voordeur van klaagster. De gerechtsdeurwaarder heeft in het verweerschrift en ter zitting verklaard dat klaagster daar direct een vijandige houding aannam, de gerechtsdeurwaarder vervelend bejegende en op bozige toon te woord stond. Hoewel de kamer begrijpt dat het in bepaalde situaties lastig is om met de geadresseerde van een ambtshandeling te communiceren, is dat in dit geval onvoldoende reden om af te zien van de plicht om zich te legitimeren als hierom wordt gevraagd. Dit klachtonderdeel is daarom terecht voorgesteld.
5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel d stelt klaagster het volgende. Toen zij de gerechtsdeurwaarder vroeg toe te lichten waarom zij zich niet wenste te legitimeren, heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht om een dossiernummer, postcode en huisnummer, geboortedatum en BSN. Uit de overgelegde producties bij de klacht blijkt dat klaagster deze vraag bij e-mail van 7 februari 2024 heeft gericht aan twee gerechtsdeurwaarderskantoren, te weten aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder en gerechtsdeurwaarderskantoor [ ]. Gerechtsdeurwaarderskantoor [ ] heeft bij e-mail van 9 februari 2024 aan klaagster om de hiervoor genoemde nadere persoonsgegevens gevraagd. Die vraag kwam dus niet van de gerechtsdeurwaarder. Dit klachtonderdeel stuit hierop af.
5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de kamer dat uit de overgelegde producties blijkt dat klaagster bij e-mail van 21 februari 2024 heeft verzocht om de opdrachtgever contact met haar op te laten nemen. Dit verzoek is bij e-mail van
23 februari 2024 naar de opdrachtgever doorgestuurd. Bij e-mail van 29 februari 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder de reactie van de opdrachtgever aan klaagster doorgegeven. Dat de opdrachtgever kennelijk geen contact met klaagster wil opnemen, kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten.
5.6 De kamer verklaart klachtonderdeel c gegrond en acht de maatregel van waarschuwing in dit geval passend en geboden. Daarbij speelt mee dat de gerechtsdeurwaarder en haar kantoor, terugkijkend op hetgeen is gebeurd en in aanloop naar de klacht, hebben aangegeven dat het wellicht beter was geweest als gerechtsdeurwaarder zich wel had gelegitimeerd. Bij deze stand van zaken ziet de kamer geen aanleiding om de gerechtsdeurwaarder te veroordelen in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer. Omdat de klacht deels gegrond is, dient de gerechtsdeurwaarder wel aan klaagster het betaalde griffierecht te vergoeden, alsmede de door klaagster gemaakte (forfaitair vast te stellen) kosten.
5.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart klachtonderdeel c gegrond;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- legt de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde deel van de klacht de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klaagster, te begroten op € 50, te betalen nadat de beslissing onherroepelijk is geworden;
- bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klaagster het betaalde griffierecht
ad € 50 vergoedt, nadat de beslissing onherroepelijk is geworden.
Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, voorzitter, mr. B. Brokkaar en
M.F.J. Pijnenburg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.