ECLI:NL:TGDKG:2025:33 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/754381 / DW RK 24/263 MK/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2025:33
Datum uitspraak: 16-04-2025
Datum publicatie: 17-04-2025
Zaaknummer(s): C/13/754381 / DW RK 24/263 MK/WdJ
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager weigert, ondanks meerdere verzoeken van de gerechtsdeurwaarder, de door de schuldenaar overgelegde bewijsstukken van betalingen te verifiëren. Het kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten dat hij het dossier heeft afgewikkeld. De gestelde bejegening is door klager niet nader onderbouwd. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 april 2025 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 16 juli 2024 met zaaknummer C/13/749880 DW RK 24/171 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/754381 / DW RK 24/263 MK/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 24 april 2024, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 31 mei 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 16 juli 2024 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 18 juli 2024 aan klager toegezonden. Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op

22 juli 2024, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 maart 2025 alwaar de gerechtsdeurwaarder met zijn gemachtigde is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op

16 april 2025.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- De gerechtsdeurwaarder is in opdracht van klager belast met een vordering van schuldeiser [ ] (hierna: [a]) op [ ] (hierna: [b]).

- Bij verstekvonnis van 18 januari 2021 van de kantonrechter te Den Haag is [b] veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

- Bij exploot van 12 februari 2021 is het vonnis van 18 januari 2021 aan [b] betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

- Op 30 maart 2021 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de

ING Bank N.V. ten laste van [b]. Dit proces-verbaal van beslag is bij exploot van 6 april 2021 aan [b] betekend.

- Bij e-mail van 31 maart 2021 heeft [b] de gerechtsdeurwaarder geïnformeerd dat de hoofdsom ad € 424,- op 3 juli 2020 aan [a] is overgemaakt nadat [a] het restitutieformulier had ingevuld en dat [b] het restant verschuldigde binnen zeven dagen wil overmaken.

- Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mails van 31 maart 2021 en

13 april 2021 bericht dat die betaling bij haar opdrachtgever niet bekend is en een overzicht van het totaal verschuldigde bedrag aan [b] verstrekt met het verzoek tot betaling over te gaan.

- Bij e-mail van 15 april 2021 heeft [b], met overlegging van bewijzen, bericht dat zij per ongeluk reeds twee maal een bedrag van € 424,- aan [a] heeft overgemaakt, te weten op 14 juli 2020 en 9 april 2021. [b] heeft hierbij meegedeeld dat zij niet voornemens was de extra kosten te betalen en heeft om terugbetaling van € 424,- verzocht.

- Bij e-mail van 16 april 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager verzocht bij [a] na te gaan of de door [b] gestelde betalingen inderdaad zijn ontvangen.

- Klager heeft hierop bij e-mail van 16 april 2021 geëist dat het vonnis ten uitvoer zou worden gelegd.

- De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens bij e-mails van 16 en 26 april 2021 nogmaals aan klager verzocht om bij [a] te verifiëren of de door [b] gestelde betalingen door [a] waren ontvangen.

- Klager heeft bij e-mail van 21 april 2021 onder meer meegedeeld dat hij het volledige bedrag op zijn rekening gestort wenste te zien.

- Op 28 april 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder het dossier van klager gesloten en is een afrekening aan klager verzonden, waarbij de door [b] gestelde betalingen in mindering zijn geboekt op de vordering.

- Bij e-mail van 22 oktober 2021 heeft klager bij de gerechtsdeurwaarder geklaagd over de afhandeling van zijn opdracht.

- Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 25 oktober 2021 gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: niet aan zijn exact gespecificeerde wettelijke taak voldoet;

b: klager een grote bek geeft en meent zich met bluf eruit te draaien.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a stelt de voorzitter voorop dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder in opdracht van klager het vonnis van 18 januari 2021 aan [b] heeft betekend en vervolgens bij het uitblijven van een reactie beslag op de bankrekening van [b] heeft gelegd. Nadat [b] met bewijsstukken heeft aangegeven dat de hoofdsom reeds tweemaal aan [a] is betaald, heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht dit bij [a] te verifiëren. Klager heeft echter geweigerd na te gaan of de door [b] gestelde betalingen daadwerkelijk door [a] zijn ontvangen. De voorzitter overweegt dat de gerechtsdeurwaarder bij de tenuitvoerlegging van een titel gehouden is om rekening te houden met reeds verrichte betalingen. Nu klager, ondanks meerdere verzoeken van de gerechtsdeurwaarder, weigert de door [b] met bewijsstukken overgelegde betalingen te verifiëren bij [a], kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten dat hij het dossier op 28 april 2021 heeft afgewikkeld. De gerechtsdeurwaarder heeft bij de afwikkeling van het dossier rekening gehouden met de proceskosten en rente, de gemaakte betekenings- en executiekosten, alsmede de door [b] gestelde betalingen. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel niet gemaakt worden.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat deze niet nader door klager onderbouwde stellingen onvoldoende zijn om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen. Dit klachtonderdeel wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder, als uitvoerende partij voor de rechter, geen enkele bevoegdheid heeft zelfstandig te bemiddelen, laat staan zelf beslissingen te nemen zodra een vonnis bij voorraad uitvoerbaar is. De verzoeken van de gerechtsdeurwaarder aan klager of [a], om nader onderzoek te doen inzake (dubbele) betalingen die verricht zouden zijn door [b], zijn irrelevant omdat geen van hen een contract heeft met de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder moet juist voor klager werken.

6.2 Klager heeft verder uitgelegd wat hij met het hebben van een grote bek en bluf bedoelt.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt.

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, voorzitter, mr. B. Brokkaar en

M.F.J. Pijnenburg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.