ECLI:NL:TGDKG:2025:27 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/746794 DW RK 24/83 EV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2025:27
Datum uitspraak: 28-03-2025
Datum publicatie: 02-04-2025
Zaaknummer(s): C/13/746794 DW RK 24/83 EV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. Klager heeft zich erover beklaagd dat hem is aangezegd binnen de termijn van zeven dagen een openstaande vordering te voldoen terwijl hij de betalingsregeling nakomt. Gebleken is dat klager niet voldeed aan de voorwaarden van een eerder overeengekomen betalingsregeling zodat die is komen te vervallen. De betalingsregeling waaraan klager refereert is echter niet tot stand gekomen in overleg met de gerechtsdeurwaarder dan wel schuldeiser. De aanzegging is dan ook niet gedaan ondanks een bestaande regeling.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 maart 2025 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/746794 DW RK 24/83 EV/SM ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

[ ],

en

[ ],

gerechtsdeurwaarders te [ ],

beklaagden,

gemachtigde. [ ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 20 februari 2024, heeft klager een klacht ingediend tegen het gerechtsdeurwaarderskantoor. Bij verweerschrift, ingekomen op 27 maart 2024, hebben de gerechtsdeurwaarders gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 februari 2025 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders is verschenen. De uitspraak is bepaald op 21 maart 2025, maar vervolgens aangehouden tot heden.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • De gerechtsdeurwaarders zijn belast met de executie van een op 26 mei 2021 gewezen (verstek)vonnis, waarin klager is veroordeeld tot betaling van € 2.515,44, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.129,03, én proceskosten (á € 832,30).
  • Bij exploot van 9 juni 2021 is het vonnis aan klager betekend en bevel gedaan een bedrag van € 3.566,31 te voldoen.
  • Bij exploot van 2 juli 2021 hebben de gerechtsdeurwaarders derdenbeslag gelegd onder de gemeente Rotterdam. Het beslag heeft geen doel getroffen.
  • Tussen oktober 2021 en september 2023 is tussen de gerechtsdeurwaarders en klager in elk geval twee keer een tijdelijke betalingsregeling overeengekomen van € 5,00 per maand.
  • Bij brief van 7 februari 2024 hebben de gerechtsdeurwaarders klager aangeschreven om binnen zeven dagen een bedrag van € 3.852,83 te voldoen.
  • Bij brief van 12 februari 2024 heeft klager verzocht om een (voortzetting van de) betalingsregeling en een onderbouwing van het verhoogde bedrag van € 2.129,03 naar € 3.852,83.
  • Bij brief van 15 februari 2024 hebben de gerechtsdeurwaarders aan klager om (onder meer) een overzicht van de inkomsten en uitgaven verzocht.

2. De klacht

Klager beklaagt zich – naar de kamer begrijpt – er over dat:

  1. hem bij brief van 7 februari 2024 is aangezegd de (volledige) vordering binnen zeven dagen te voldoen anders loopt klager het risico dat er beslag wordt gelegd. Klager is de betalingsregeling altijd stipt nagekomen en heeft meermaals aangegeven dat hij meerdere schuldeisers heeft. Alle andere schuldeisers zijn akkoord gegaan met een minnelijke regeling. De gerechtsdeurwaarders houden geen rekening met de gevolgen van een loonbeslag;
  2. dat hij geen reactie van de gerechtsdeurwaarders heeft ontvangen over de verhoging van de vordering van € 2.129,03 naar € 3.852,83.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met de Gerechtsdeurwaarderswet en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Dit is bepaald in artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw). In deze beslissing wordt beoordeeld of de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijt treft in de zin van dat artikel.

4.2 Klager heeft zijn klacht gericht tegen [ ] Incasso en gerechtsdeurwaarders. In het verweerschrift is niet aangegeven welke gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk is voor de behandeling van het dossier van klager. Nu niet duidelijk is welke gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk is voor het handelen dat door klager ter discussie wordt gesteld, worden de in de aanhef van deze beschikking vermelde (en aan het kantoor waartegen de klacht zich richt verbonden) gerechtsdeurwaarders als beklaagden aangemerkt.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer als volgt.

Tussen klager en de schuldeiser is eerst op 29 oktober 2021, voor de duur van 6 maanden, een betalingsregeling tot stand gekomen van € 5,00 per maand. In april 2022 hebben de gerechtsdeurwaarders klager bericht, onder toezending van een inkomen/uitgaven formulier, dat de regeling opnieuw beoordeeld diende te worden. In juli en augustus 2022 hebben de gerechtsdeurwaarders klager daartoe opnieuw aangeschreven waarna in september 2022 een regeling is aangegaan voor € 5,00 p/m voor de duur van 12 maanden. Op enig moment heeft klager voorgesteld de regeling met € 10,00 per maand voort te willen zetten. In september 2023 hebben de gerechtsdeurwaarders schriftelijk laten weten dat niet in wordt gegaan op dat voorstel van klager. Vervolgens is klager bij brief van 7 februari 2024 aangezegd het volledige bedrag (binnen zeven dagen) te voldoen.

4.4 Namens de gerechtsdeurwaarders is ter zitting desgevraagd verklaard dat klager niet heeft gereageerd op schriftelijke verzoeken om inzage van zijn inkomsten en uitgaven. Klager heeft de ontvangst van deze brieven niet betwist. Sterker nog, klager heeft ter zitting verklaard dat hij de gerechtsdeurwaarders bewust geen inzage in zijn financiële huishouding heeft gegeven omdat hij zichzelf wil beschermen tegen wat hij bestempeld als een “graaicultuur”. Klager heeft daartoe aangevoerd dat een stabiel inkomen vergaren binnen zijn werk als welzijnswerker geen zekerheid is. Hij is ervan overtuigd dat de gerechtsdeurwaarders een onredelijk deel van zijn inkomen zullen ‘afpakken’ en dat klager niets meer overhoudt voor zichzelf of andere schuldeisers.

4.5 De kamer stelt vast dat de gerechtsdeurwaarders voor de schuldeiser, hoewel onverplicht, een coulante betalingsregeling met klager zijn aangegaan. Eén van de voorwaarden die hieraan is gesteld, is dat klager (steeds, al dan niet op verzoek) inzichtelijk maakt wat zijn inkomsten en uitgaven zijn, zodat beoordeeld kan worden of de betalingsregeling nog in verhouding staat tot de openstaande vordering. Nu klager niet aan deze voorwaarde heeft voldaan en geen sprake meer was van een formele betalingsregeling, is de brief van 7 februari 2024 een logisch en te voorzien gevolg. Dat klager zonder overeenstemming zelf € 10,00 per maand is gaan betalen, doet hier niet aan af. De gerechtsdeurwaarders hebben, ten behoeve van hun opdrachtgever, belang bij een financiële onderbouwing van een voorstel om in termijnen te betalen.

4.6 De kamer begrijpt dat de gestelde betalingstermijn en de aankondiging van rechtsmaatregelen bedreigend kunnen overkomen, maar dit is niet te voorkomen. Dit soort brieven moeten immers een termijnstelling bevatten zodat, indien een reactie uitblijft, op enig moment de behandeling van de zaak kan worden voortgezet. Dat een dergelijke aankondiging dreigend over komt, maakt niet dat het niet een maatregel is die de gerechtsdeurwaarder mag treffen. Niet is gebleken van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel b. wordt het volgende overwogen.

Dat klager zich erover beklaagt geen antwoord te hebben gekregen op de vraag hoe de hoofdsom van € 2.129,03 is opgelopen, komt de kamer voorbarig voor. Klager heeft deze vraag op 12 februari 2024 voorgelegd aan de gerechtsdeurwaarders, om vervolgens op 20 februari 2024 de klacht aan deze kamer voor te leggen. Naar tuchtrechtelijk laakbare maatstaven zijn de gerechtsdeurwaarders geen redelijk termijn gegund om te reageren op zijn verzoek. Uit de stukken blijkt niet dat deze vraag van klager eerder onbeantwoord is gebleven door de gerechtsdeurwaarders. De klacht stuit hierop af.

4.8 Ten overvloede merkt de kamer op dat de gerechtsdeurwaarders klager op

28 februari 2024 een specificatie van de vordering hebben gestuurd. Hoewel dit na het indienen van de klacht is, heeft klager ook al eerder een opbouw van de vordering gekregen middels het betekeningsexploot van 6 april 2020, de betekening van het vonnis op 9 juni 2021 en het beslagexploot van 2 juli 2021.

4.9 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. M.C.M. Hamer en mr. S.J.W. van der Putten, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.