ECLI:NL:TGDKG:2025:26 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/746361 DW RK 24/69 EV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2025:26
Datum uitspraak: 28-03-2025
Datum publicatie: 02-04-2025
Zaaknummer(s): C/13/746361 DW RK 24/69 EV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond. Maatregel: waarschuwing. De wijze waarop de werkprocessen zijn ingericht hebben ertoe geleid dat ten onrechte executiemaatregelen ten laste van klager zijn uitgevoerd. De gerechtsdeurwaarder heeft dit vrijwel direct – weliswaar op aangeven van klager – gecorrigeerd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 maart 2025 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/746361 DW RK 24/69 EV/SM ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 8 februari 2024, aangevuld op 26 februari 2024, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 28 februari 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 februari 2025 alwaar (via een videoverbinding) klager, de gerechtsdeurwaarder en diens gemachtigde zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 21 maart 2025, maar vervolgens aangehouden tot heden.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • De gerechtsdeurwaarder is belast geweest met de executie van een op 26 november 2008 gewezen vonnis.
  • In maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd op de uitkering van klager.
  • Op 28 maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder per e-mail aan klager geschreven dat hij in 2013 al beslag heeft gelegd op de uitkering van klager en dat hij de kosten van het beslag van maart 2017 daarom niet in rekening brengt.
  • Op 31 januari 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder opnieuw executoriaal derdenbeslag gelegd op de uitkering van klager.
  • Op 7 februari 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder een beslagexploot betekend met kennisgeving van het executoriale derdenbeslag dat op 31 januari 2024 is gelegd onder het UWV. Daarna is het beslag opgeheven, zijn de kosten gecrediteerd en zijn excuses aangeboden.

2. De klacht

Klager beklaagt zich – naar de kamer begrijpt – erover dat de gerechtsdeurwaarder om de zoveel tijd executiemaatregelen treft, terwijl er al beslag ligt op zijn inkomen. Volgens klager mag er geen beslag worden gelegd als er eenmaal beslag ligt vanwege extra kosten die daarmee worden gemaakt. De financiële positie van klager is in al die tijd niet veranderd en deze terugkerende handelingen van de gerechtsdeurwaarder doen klager (mentaal) geen goed.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met de Gerechtsdeurwaarderswet en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Dit is bepaald in artikel 34, lid 1, van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw). In deze beslissing wordt beoordeeld of de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijt treft in de zin van dat artikel.

4.2 De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat in 2024 ten onrechte derdenbeslag is gelegd. Volgens hem is dit het gevolg geweest van een onverklaarbare fout in het automatiseringsproces. Nadat klager de fout onder de aandacht van de gerechtsdeurwaarder had gebracht, is het beslag opgeheven en zijn de kosten gecrediteerd.

4.3 Uit het dossier blijkt dat in 2013, 2017 en 2024 derdenbeslag is gelegd op de uitkering van klager. Steeds zijn, na melding hierover, de kosten gecrediteerd. De gerechtsdeurwaarder heeft in het verweerschrift en ook ter zitting geen verklaring kunnen geven voor de fout(en). Evenmin heeft hij duidelijk gemaakt of voorafgaand aan de beslagleggingen in 2017 en 2024 is onderzocht of het beslag enig doel kon dienen.

4.4 Vast staat dat het beslag uit 2024 ten onrechte is gelegd en dat het niet de eerste keer was dat dit gebeurde. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting geen verklaring voor deze fout kunnen geven. Dit is zorgelijk, omdat een niet-herleidbare fout ook in de toekomst niet kan worden uitgesloten. Dit alles raakt de zorgvuldigheid en nauwgezetheid waarmee de gerechtsdeurwaarder zijn ambt moet vervullen, inhoudende dat de gerechtsdeurwaarder geen beslag legt als duidelijk is dat dit geen doel dient, en dat hij de informatie die hij heeft – of kan verkrijgen – moet benutten. De zorgvuldigheid tenslotte waarmee hij zijn werkprocessen inricht is onderdeel van de kernwaarde vakbekwaamheid.

4.5 Op grond van het vorenstaande is de kamer dan ook van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht wordt dan ook gegrond verklaard. Aan de gerechtsdeurwaarder wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd.

4.6 Bij het bepalen van deze maatregel is meegewogen dat artikel 37 lid 2 Gdw eraan in de weg staat dat de gebeurtenissen uit 2017 en daarvoor onderdeel uitmaken van de klacht. Daarnaast betrekt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder alle kosten met betrekking tot de ten onrechte gelegde beslagen heeft gecrediteerd, zodat klager niet geconfronteerd is geworden met extra kosten. Met deze maatregel krijgt de gerechtsdeurwaarder de gelegenheid zijn handelen te verbeteren en gaat de kamer ervan uit dat een dergelijke gang van zaken zich niet opnieuw zal voordoen. Onder deze omstandigheden acht de kamer het niet billijk dat de gerechtsdeurwaarder de kosten van de behandeling bij de kamer moet vergoeden. Wel dient de gerechtsdeurwaarder aan klager de forfaitaire proceskosten te vergoeden. Voor klager wordt die vastgesteld op een forfaitair bedrag van € 50,-. Daarnaast moet hij het betaalde griffierecht aan klager vergoeden.

4.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,00, te betalen nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klager van het door hem betaalde griffierecht van € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. M.C.M. Hamer en mr. S.J.W. van der Putten, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.