ECLI:NL:TGDKG:2025:18 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/747628 / DW RK 24/105 LV/WdJ
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2025:18 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-02-2025 |
Datum publicatie: | 24-02-2025 |
Zaaknummer(s): | C/13/747628 / DW RK 24/105 LV/WdJ |
Onderwerp: | Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Dat de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat klaagster onvoldoende heeft onderbouwd dat de dwangsommen zijn verbeurd, kan niet aan de gerechtsdeurwaarders worden verweten. Verder is klaagster er voldoende op gewezen dat het belangrijk is om zelf naar de zitting te gaan en/of een advocaat te raadplegen voor de juiste strategie en dat niet verschijnen op de zitting waarschijnlijk een veroordeling oplevert. Klacht ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 24 februari 2025 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/747628 / DW RK 24/105 LV/WdJ ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klaagster,
tegen:
1. [ ],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],
2. [ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagden,
gemachtigde: [ ].
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 11 maart 2024, heeft klaagster een klacht ingediend tegen gerechtsdeurwaarder sub 1. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 17 mei 2024, heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 januari 2025 alwaar klaagster met haar echtgenoot en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 24 februari 2025.
2. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Bij vonnis van de kantonrechter te Assen van 18 januari 2022 zijn
[ ] (hierna: [ ]) en [ ] (hierna: [ ]) veroordeeld om binnen twee maanden na betekening van het vonnis het gebruik van het onder 3.1. aangeduide gedeelte van het perceel te beëindigen en het perceel te ontruimen en ontruimd te houden op straffe van een dwangsom.
- Bij herstelvonnis van de kantonrechter te Assen van 5 april 2022 is het vonnis van 18 januari 2022 verbeterd in die zin dat de verwijzing naar rechtsoverweging 3.1 moet worden gelezen als verwijzing naar rechtsoverweging 3.2.
- Bij exploot van 24 november 2022 zijn de vonnissen van 18 januari 2022 en
5 april 2022 aan [ ] en [ ] betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.
- Bij e-mail van 17 juli 2023 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarders verzocht de zaak te heropenen, aangezien de wederpartij nog niet aan de gestelde verplichtingen heeft voldaan. Klaagster heeft bij dit verzoek ter onderbouwing foto’s met datum 15 juni 2023 gevoegd.
- Bij exploot van 21 juli 2023 zijn bij [ ] en [ ] dwangsommen opgeëist over de periode 25 januari 2023 tot en met 15 februari 2023.
- Bij exploot van 4 oktober 2023 is klaagster in kort geding gedagvaard tegen 12 oktober 2023.
- Bij vonnis van de kantonrechter te Assen van 18 oktober 2023 is klaagster verboden het vonnis/de vonnissen van 18 januari 2022 en/of 5 april 2022 ten uitvoer te leggen, is klaagster verboden maatregelen ter incasso van de beweerdelijke verbeurde dwangsommen te treffen en is klaagster bevolen de gelegde beslagen op te heffen, totdat in de bodemprocedure onherroepelijk is beslist of de dwangsom verschuldigd is. Tevens is klaagster veroordeeld in de reële proceskosten ad € 4.610,10.
- Bij e-mail van 8 november 2023 heeft klaagster zich beklaagd over de door de gerechtsdeurwaarders gekozen periode waarover de dwangsommen verbeurd zouden zijn, te weten van 25 januari 2023 tot en met 15 februari 2023.
3. De klacht
Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders klaagster onvoldoende hebben geïnformeerd over het feit dat de door haar verstuurde foto’s niet binnen de periode vielen waarbinnen dwangsommen waren verbeurd. Ook hadden de gerechtsdeurwaarders klaagster tijdig moeten informeren dat klaagster zelf naar de rechtbank moest gaan of een advocaat had moeten inschakelen. Als gevolg van het niet tijdig informeren door de gerechtsdeurwaarders heeft klaagster een bedrag van € 4.924,- aan proceskosten moeten betalen.
4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders
De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
5. De beoordeling van de klacht
5.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts deur waar ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar ders wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts deur waar der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.
5.2 De klacht is gericht tegen een met naam genoemde gerechtsdeurwaarder. Op grond van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) dienen klachten die zijn gericht tegen een met naam genoemde gerechtsdeurwaarder te worden afgehandeld als zijnde tegen hem gericht. In het verweer heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 zich opgeworpen als beklaagde. De in de aanhef van deze beslissing genoemde gerechtsdeurwaarders worden daarom als beklaagden aangemerkt. Het verweerschrift zal worden beschouwd als zijnde afkomstig van beide genoemde gerechtsdeurwaarders. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.
5.3 Uit de overgelegde producties blijkt dat klaagster de gerechtsdeurwaarders bij
e-mail van 17 juli 2023 heeft verzocht de vonnissen van 18 januari 2022 en 5 april 2022 ten uitvoer te leggen. De betreffende vonnissen zijn op 24 november 2022 aan de tegenpartij betekend met bevel zorg te dragen voor ontruiming volgens het bepaalde in de vonnissen. Omdat de tegenpartij hier niet aan had voldaan, zijn de dwangsommen na 25 januari 2023 verbeurd. Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarders bij haar verzoek ter onderbouwing foto’s gestuurd (met datum 15 juni 2023) waaruit blijkt dat de wederpartij de betreffende palen op dat moment nog niet had verwijderd. Niet valt in te zien waarom de overgelegde foto’s niet als bewijs konden worden ingebracht. De uitleg van de gerechtsdeurwaarders dat als de paal er in juni 2023 nog staat, het aannemelijk is dat dit ook in de voorgaande periode het geval was, is niet onbegrijpelijk. De gerechtsdeurwaarder mag er verder vanuit gaan dat de verklaring van klaagster omtrent de locatie van de paal juist is. Dat de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat klaagster onvoldoende heeft onderbouwd dat de dwangsommen zijn verbeurd, kan niet aan de gerechtsdeurwaarders worden verweten.
5.4 Ten aanzien van de stelling van klaagster dat de gerechtsdeurwaarders haar er niet tijdig op hebben gewezen dat zij zelf of een advocaat naar de zitting had moeten gaan overweegt de kamer het volgende. Bij e-mail van 28 september 2023 is aan klaagster een concept-dagvaarding verzonden waaruit kan worden afgeleid dat de zitting 12 oktober 2023 zou plaatsvinden en dat zij in persoon of vertegenwoordigd door een advocaat aanwezig diende te zijn. Ter zitting bij de kamer heeft (de echtgenoot van) klaagster gesteld dat zij er vanuit ging dat de gerechtsdeurwaarders alles zouden regelen, omdat in de aanhef van de e-mail van 28 september 2023 staat “om u te informeren”. Voor zover de kamer heeft kunnen nagaan, blijkt nergens uit dat de gerechtsdeurwaarders hebben aangegeven dat zij klaagster ter zitting zouden bijstaan. In zoverre kan aan de gerechtsdeurwaarders niets verweten worden.
5.5 Verder blijkt uit het verweerschrift dat de gerechtsdeurwaarders (de echtgenoot van) klaagster er op 10 oktober 2023 telefonisch op hebben gewezen dat het belangrijk is dat (de echtgenoot van) klaagster of een advocaat aanwezig is bij de kort geding zitting van 12 oktober 2023. Tijdens een tweede gesprek op die dag hebben de gerechtsdeurwaarders (de echtgenoot van) klaagster op het hart gedrukt naar de zitting te gaan en/of een advocaat te raadplegen voor de juiste strategie en dat niet verschijnen op de zitting waarschijnlijk een veroordeling oplevert. Dat klaagster niet zelf naar de zitting is gegaan, maar haar echtgenoot namens haar dan wel dat zij zich niet heeft laten vertegenwoordigen door een advocaat is eveneens een omstandigheid die niet aan de gerechtsdeurwaarders verweten kan worden. De stelling van (de echtgenoot van) klaagster ter zitting dat haar juridisch adviseur had aangegeven klaagster niet ter zitting te mogen vertegenwoordigen en daarom niet naar de zitting is gegaan, kan tenslotte evenmin aan de gerechtsdeurwaarders worden verweten.
5.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en mr. O.J. Boeder, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 februari 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.