ECLI:NL:TGDKG:2025:15 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/755371 / DW RK 24/292 LV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2025:15
Datum uitspraak: 24-02-2025
Datum publicatie: 24-02-2025
Zaaknummer(s): C/13/755371 / DW RK 24/292 LV/WdJ
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich over de hoogte van de beslagvrije voet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 24 februari 2025 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 30 juli 2024 met zaaknummer C/13/749410 DW RK 24/158 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/755371 / DW RK 24/292 LV/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

gemachtigde: [ ],

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 16 april 2024, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 25 juni 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 30 juli 2024 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 1 augustus 2024 aan klager toegezonden. Bij e-mail, ingekomen op 14 augustus 2024, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager heeft zijn klacht aangevuld bij brief met bijlagen, ingekomen op 31 december 2024. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 januari 2025 alwaar klager met zijn gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 24 februari 2025.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- Bij vonnis 16 april 2021 van de kantonrechter te Rotterdam is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

- De gerechtsdeurwaarder heeft executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank (SVB) ten laste van klager. Op dat moment was [ ] de coördinerend deurwaarder.

- Vanaf april 2023 is de onderhavige gerechtsdeurwaarder coördinerend deurwaarder geworden.

- Bij e-mail van 12 september 2023 heeft de gemachtigde van klager de gerechtsdeurwaarder verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet en terugbetaling van de teveel ingehouden gelden, zulks met terugwerkende kracht.

- Bij e-mail van 20 december 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klager geïnformeerd dat er een bedrag van € 1.512,08 aan klager zal worden terugbetaald.

- De gemachtigde van klager heeft vervolgens meermalen verzocht om terugbetaling van de teveel ingehouden bedragen over de periode vóór april 2023.

- Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder steeds gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder weigert de teveel ingehouden gelden met terugwerkende kracht terug te storten.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 Uit de overgelegde producties blijkt dat [ ] tot 1 april 2023 coördinerend deurwaarder was. Uit de overgelegde producties blijkt verder dat [ ] de beslagvrije voet op 6 oktober 2022 heeft herberekend. De bewindvoerder van klager en de SVB zijn van de herberekende beslagvrije voet op de hoogte gesteld. Op 28 februari 2023 heeft de bewindvoerder van klager verzocht om nogmaals een herberekening van de beslagvrije voet uit te voeren. Hieraan heeft [ ] op 1 maart 2023 voldaan. In artikel 475i lid 4 juncto 475d lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald dat als een beslagene binnen vier weken na de mededeling van een (opnieuw) vastgestelde beslagvrije voet (i.c. 6 oktober 2022) omstandigheden meldt die de beslagvrije voet doen verhogen, de beslagvrije voet met terugwerkende kracht wordt aangepast. Nu het verzoek om aanpassing van de beslagvrije voet buiten de vier weken zijn ontvangen (namelijk op 28 februari 2023) is er geen terugwerkende kracht van toepassing.

4.3 De onderhavige gerechtsdeurwaarder is vanaf april 2023 coördinerend deurwaarder. De gemachtigde van klager heeft op 12 september 2023 verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet met terugwerkende kracht. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder het teveel ontvangen bedrag over de periode april tot en met november 2023 (ad € 1.512,08) in december 2023 aan klager heeft terugbetaald. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat het onjuist vaststellen van de beslagvrije voet, met de financiële problemen tot gevolg, klachtwaardig handelen is.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Ten aanzien van de stelling van klager dat de beslagvrije voet onjuist is berekend en er slechts 5% van zijn totale inkomen mag worden gebruikt voor het beslag, stelt de kamer voorop dat deze (tuchtrechtelijke) procedure zich niet leent voor het vaststellen van een beslagvrije voet. Een oordeel daarover is voorbehouden aan de civiele rechter. Wel is aan de orde in deze procedure of de gerechtsdeurwaarder rondom het vaststellen van een beslagvrije voet en de communicatie daarover gehandeld heeft zoals men van een gerechtsdeurwaarder mag verwachten. Niet gebleken dan wel met stukken onderbouwd is dat hier geen sprake van is.

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en mr. O.J. Boeder, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.