ECLI:NL:TGDKG:2025:14 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam DW RK 24/288 en C/13/755323 / DW RK 24/289 EdV/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2025:14
Datum uitspraak: 31-01-2025
Datum publicatie: 20-02-2025
Zaaknummer(s): DW RK 24/288 en C/13/755323 / DW RK 24/289 EdV/RH
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Verzet gedeeltelijk gegrond. Beslag op voertuig. De gerechtsdeurwaarder heeft onzorgvuldig gehandeld door de auto te veilen voor de helft van de ANWB veilingwaarde terwijl de vordering op klager slechts een tiende van dat bedrag bedroeg. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder daarbij een afweging heeft gemaakt om op dat moment de auto niet te veilen vanwege de veel lagere opbrengst ten opzichte van de ANWB koersprijs. Het verweer van gerechtsdeurwaarder dat een auto zonder papieren en sleutels nu eenmaal minder oplevert bij een veiling, doet in de ogen van de kamer niet af aan de zorgvuldigheid die de gerechtsdeurwaarder in deze bijzondere situatie (waarde auto en daadwerkelijk te realiseren verkoopwaarde versus hoogte vordering) in acht had moeten nemen. De gerechtsdeurwaarder heeft de belangen van klager onvoldoende meegewogen en heeft gehandeld in strijd met artikel 3.4 en 3.6 van de Gerechtsdeurwaardersverordening. Maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 31 januari 2025 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissingen van 30 juli 2024 met zaaknummers C/13/749383 / DW RK 24/156 en C/13/749385 / DW RK 24/157 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummers C/13/755318 / DW RK 24/288 en C/13/755323 / DW RK 24/289 EdV/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

gemachtigde: mr. [..],

tegen:

1. [..],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [..],

2. [..],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagden,

gemachtigden: [..] en [..].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 11 april 2024, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 31 mei 2024, heeft gemachtigde [..] op de klacht gereageerd. Bij beslissingen van 30 juli 2024 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klager is een afschrift van de beslissingen van de voorzitter toegezonden bij brief van 1 augustus 2024. Bij e-mail, ingekomen op 13 augustus 2024, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissingen van de voorzitter. Op 16 augustus 2024 zijn de gronden van het verzet ingediend. De verzetschriftenzijn gezamenlijk behandeld ter openbare terechtzitting van 20 december 2024 waar klager, zijn raadsman en de gemachtigden van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 31 januari 2025.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van de afschriften van voormelde beslissingen van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- bij verstekvonnis van de kantonrechter te Den Haag van 5 oktober 2023 is klager veroordeeld tot het betalen van een vordering van € 232,36 en € 297,49 aan proceskosten aan zorgverzekeraar [..].

- bij exploot van 17 oktober 2023 is het vonnis van 5 oktober 2023 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen;

- op 30 oktober 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 executoriaal beslag gelegd op twee motorvoertuigen van klager, te weten een Mercedes-Benz en een Volkswagen. Op 1 november 2023 is dit beslag aan klager betekend;

- op 7 december 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 de Volkswagen openbaar verkocht voor een bedrag van € 10.900.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: geen of onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar alternatieven voor executoriaal beslag;

b: onvoldoende inspanningen heeft verricht naar de waarde van de auto voor de openbare verkoop.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft in beide zaken als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts deur waar ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar ders wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts deur waar der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a stelt de voorzitter voorop dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het ten laste van klager gewezen vonnis van de kantonrechter van

5 oktober 2023 te executeren. Klager staat op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met zijn hele vermogen in voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klager, dus ook zijn motorvoertuigen. Indien klager het met de tenuitvoerlegging van de titel niet eens is dient hij een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.

4.2.2 Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat, alvorens beslag op de motorvoertuigen van klager is gelegd, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen is geraadpleegd. Hieruit zijn geen voor beslag vatbare inkomstenbronnen van klager gebleken. Uit het register van de Rijksdienst voor het Wegverkeer is gebleken dat klager twee motorvoertuigen op zijn naam had staan. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat ook de mogelijkheid tot het leggen van bankbeslag is overwogen, maar dat hier terughoudend mee is omgegaan, te meer nu de mogelijkheid van een volgens de gerechtsdeurwaarder minder ingrijpend middel als beslag op motorvoertuigen voorhanden was. Of dat minder ingrijpend is staat niet op voorhand vast, maar dat kan in het midden blijven. Voldoende is dat de gerechtsdeurwaarder overwogen heeft welke beslagmogelijkheden voorhanden waren. De stelling dat de er onvoldoende onderzoek is gedaan naar alternatieven voor executoriaal beslag stuit hierop af.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat op grond van bepaalde in artikel 441 lid 3 Rv het niet is toegestaan beslag te leggen indien redelijkerwijs voorzienbaar is dat de opbrengst minder is dan de kosten van de beslaglegging en de daaruit vloeiende executie. Dat is hier niet het geval. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat er onderzoek is gedaan naar de waarde van de auto van klager. Hieruit is een waarde van € 22.800,- gekomen. Van belang is dat de auto een importauto betrof en klager tijdens de veiling niet aanwezig was en ook de autopapieren en autosleutels ontbraken. De auto is verkocht aan de enige aanwezige koper voor een bedrag van € 10.900,-. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit klachtonderdeel niet gebleken.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager het volgende aangevoerd.

5.1 Klager heeft in zijn klacht onder randnummers 12 tot en met 19 uitgebreid onderbouwd waarom het handelen tuchtrechtelijk laakbaar was. De voorzitter heeft hier geen overwegingen aan gewijd. Volgens de rechtspraak van de kamer is een gerechtsdeurwaarder in beginsel verplicht zijn ministerie te verlenen, maar als zelfstandig openbaar ambtenaar moet hij opdrachten zorgvuldig beoordelen. Hierbij wordt van hem een kritische houding verwacht, waarbij de ministerieplicht ten opzichte van zijn opdrachtgever op een bepaald moment moet ophouden.

5.2 Klager was niet op de hoogte van de vordering en wist niet dat GGN met hem in contact wilde komen. Klager reageerde niet op berichten van de gerechtsdeurwaarder. Dat betekent niet dat de gerechtsdeurwaarder lichtvaardig mocht overgaan tot executoriale verkoop van de auto. Het is onwaarschijnlijk dat klager het risico zou willen lopen dat zijn voertuig zou worden verkocht voor een oorspronkelijke schuld van € 180,50 . Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM 25 april 2017, nr. 31371/12) heeft geoordeeld dat als het voor een gerechtsdeurwaarder duidelijk is dat de belangen van de schuldenaar ernstig worden geschaad bij de executie ter voldoening van een geringe schuld hij moet onderzoeken of er minder bezwarende alternatieven zijn.

5.3 De gerechtsdeurwaarder (sub 2) zou hebben overwogen bankbeslag te leggen, maar dit te ingrijpend te hebben gevonden. De voorzitter heeft overwogen dat in het midden kan blijven of dit minder ingrijpend is. Klager kan deze overweging niet volgen. De gerechtsdeurwaarder had moeten weten dat executoriale verkoop van de auto onmiskenbaar zou leiden tot onevenredige benadeling van klager, aangezien de auto voor een veel lagere prijs dan de werkelijke waarde van de auto werd verkocht. Het is niet duidelijk hoe de voorzitter tot dit oordeel is gekomen en hoe zich dit verhoudt met artikel 3.4 en 3.6 van de Gerechtsdeurwaardersverordening (Gdv).

5.4 De gerechtsdeurwaarder (sub 2) had kunnen volstaan met het leggen van het beslag op de auto en het tijdelijk in bewaring nemen van de auto alvorens tot executie over te gaan. Het geven van een prikkel zou in de opinie van klager voldoende zijn om het doel van de opdracht van de gerechtsdeurwaarder te bereiken, namelijk het voldoen van de vordering. Klager zou dan op de hoogte zijn van de vordering en de vordering betalen. Dit geldt ook voor het leggen van bankbeslag.

5.5 De voorzitter heeft onder 4.3 een onbegrijpelijke motivering gegeven. Slechts stukken van de zijde van de gerechtsdeurwaarders zijn betrokken bij de motivering. Hieruit blijkt niet of en hoe de gerechtsdeurwaarders zich hebben ingespannen de auto voor een hogere waarde te verkopen. De voorzitter is geheel voorbij gegaan aan de argumenten die klager in zijn klaagschrift onder 20 tot en met 29 heeft aangevoerd. Het is onduidelijk waarom de auto niet voor de gestelde waarde van

€ 22.800 is verkocht.

5.6 Klager handhaaft hetgeen hij in zijn klaagschrift naar voren heeft gebracht. Dit klaagschrift dient als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Met klager moet worden vastgesteld dat de voorzitter de klacht van klager zeer beknopt heeft weergegeven in de bestreden beslissingen waardoor meerdere aspecten die in de klacht zijn verwoord onbehandeld zijn gebleven. Slechts de ‘kern van de klachten’ geformuleerd in randnummers 6 en 7 zijn als klacht behandeld. Daarnaast zijn in de randnummers 8 tot met 29 meerdere klachten geformuleerd die niet zijn behandeld waarbij met name randnummers 15 tot en met 19 (de gerechtsdeurwaarder is te lichtvaardig overgegaan tot de executoriale verkoop gelet op de waarde van de auto en de geringe omvang van de vordering) relevant zijn. In randnummers 21 tot en met 23 heeft klager zich op het standpunt gesteld dat de gerechtsdeurwaarders onvoldoende inspanningen hebben verricht om de auto voor een hogere prijs te verkopen. Deze klachten zijn ten onrechte niet aan de orde gekomen in de bestreden beslissingen.

6.2 Ten aanzien van de gronden van het verzet wordt het volgende overwogen. Vastgesteld moet worden dat klager naast de betekening van het vonnis en beslag een aantal e-mails (op 21 en 23 november en 5 december 2023) van het kantoor van de gerechtsdeurwaarders heeft ontvangen over het bestaan van de vordering en de executieverkoop. Ook is gepoogd telefonisch contact met hem op te nemen en is tevens een huisbezoek aan klager gebracht. Klager heeft nergens op gereageerd. Hoewel klager tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat hij als internationaal chauffeur veel van huis is, komt dit voor zijn risico. Naar het oordeel van de kamer hebben de gerechtsdeurwaarders voldoende inspanningen verricht om klager te bereiken.

6.3 De stelling van klager dat de auto in bewaring genomen had moeten worden zodat hij een prikkel had gekregen, wordt niet gevolgd door de kamer. Bewaring werkt kostenverhogend. Daarnaast bestond geen noodzaak de auto in bewaring te nemen aangezien klager door het beslag en de inschrijving hiervan bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer de auto niet zou kunnen vervreemden.

6.4 Klager stelt dat de gerechtsdeurwaarders te weinig onderzoek hebben gedaan naar een alternatief voor het gelegde beslag op de auto’s en de openbare verkoop van een van de auto’s. Ter zitting heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders een uitdraai overgelegd waaruit blijkt dat op 24 oktober 2023 bankbevraging is gedaan bij ABN-AMRO, ING, Rabobank en Volksbank waaruit blijkt dat klager geen batig saldo heeft bij een van deze banken. Niet is vastgesteld of klager daadwerkelijk een bankrekening houdt bij een van deze banken, evenmin is de bankbevraging herhaald.

6.5 Ten aanzien van de proportionaliteit van het gelegde beslag op de twee voertuigen van klager geldt dat de beslaglegger aansprakelijk kan zijn voor de gevolgen van een beslag omdat het beslag is gelegd voor een te hoog bedrag, of lichtvaardig is gelegd. Dat moet echter worden beantwoord aan de hand van criteria die gelden voor misbruik van recht en wel in beginsel aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de debiteur door het beslag op een van die goederen in zijn belangen wordt getroffen. Vastgesteld moet worden dat beslag is gelegd op twee voertuigen, waarvan de laagste waarde van één voertuig volgens de door de gerechtsdeurwaarders overgelegde ANWB koerslijst al € 22.800 bedroeg, voor een vordering van € 1.070,89. Het is echter niet aan de tuchtrechter om een oordeel te geven over de rechtmatigheid van het beslag, maar aan de civiele rechter.

6.6 De geveilde auto in kwestie betreft een Volkswagen Golf GTD bouwjaar 2021 met kenteken [..]. Klager heeft deze auto in augustus 2023 aangeschaft voor

€ 37.000. Uit de koersprijs van de ANWB blijkt dat de veilingprijs € 22.800 bedraagt. De schuld van klager, zoals eerder gesteld, bedroeg € 1.070,89. Op 7 december 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 de auto geveild voor het bedrag € 10.900. Het overschot van de opbrengst ad € 9.386,93 is aan klager afgedragen. Uit het verweerschrift van klager en uit de mondelinge toelichting ter zitting blijkt dat bij de openbare verkoop van de auto slechts één gegadigde is verschenen. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft onzorgvuldig gehandeld door de auto te veilen voor een bedrag van € 10.900 wetende dat de waarde van de auto minimaal € 22.800 was, terwijl de vordering op klager tot op het moment van verkoop slechts € 1.070,89 bedroeg. Niet is gebleken dat hij daarbij een afweging heeft gemaakt om op dat moment de auto niet te veilen vanwege de veel lagere opbrengst ten opzichte van de ANWB koersprijs. Het verweer van gerechtsdeurwaarder sub 1 dat een auto zonder papieren en sleutels nu eenmaal minder oplevert bij een veiling, doet in de ogen van de kamer niet af aan de zorgvuldigheid die de gerechtsdeurwaarder in deze bijzondere situatie (waarde auto en daadwerkelijk te realiseren verkoopwaarde versus hoogte vordering) in acht had moeten nemen. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft de belangen van klager onvoldoende meegewogen en heeft gehandeld in strijd met artikel 3.4 en 3.6 van de Gdv.

6.7 Op grond van het voorgaande dient het verzet en de klacht gedeeltelijk gegrond te worden verklaard. De beslissingen van de voorzitter onder 4.3 kunnen niet in stand blijven en dienen te worden vernietigd.

6.8 Gelet op de omstandigheid dat de geconstateerde overtreding van de Gerechtsdeurwaardersverordening raakt aan de kerntaken en -waarden van het ambt van een gerechtsdeurwaarder, ziet de kamer aanleiding tot het opleggen van een berisping. Hierbij weegt zij enerzijds mee de grote financiële gevolgen voor klager, en anderzijds dat klager nooit heeft gereageerd op berichten van de gerechtsdeurwaarder.

6.9 De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klager worden die begroot op totaal € 350,00 aan kosten van klager vastgesteld op een forfaitair bedrag van € 50,00 en kosten van verleende rechtsbijstand ad € 300,00 (1 punt voor het verzetschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 150,00). Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,00.

6.10 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht dient te vergoeden.

6.11 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ten aanzien van 6.1 en 6.6 gegrond en vernietigt de bestreden beslissingen van de voorzitter voor wat betreft de formulering van de klacht en overweging 4.3;

- verklaart klachtonderdelen onder randnummers 15, 16, 19, 21, 22, 23 van de oorspronkelijke klacht gegrond:

- verklaart het verzet ongegrond ten aanzien van 6.2, 6.3, 6.4 en 6.5;

- legt de gerechtsdeurwaarder sub 1 voor het gegronde deel van de klacht de maatregel van berisping op;

- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 350,00, te voldoen nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;

- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,00, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moeten voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;

- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klaagster van het griffiegeld van 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, mr. J.H.J. Evers en M.J.C. van Leeuwen, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 januari 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen het deel waarbij het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ongegrond is verklaard, staat geen rechtsmiddel open.

Tegen het deel waarbij de beslissing van de voorzitter is vernietigd en alsnog op de klacht is beslist, kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.