ECLI:NL:TGDKG:2025:10 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/743028 / DW RK 23/441 LV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2025:10
Datum uitspraak: 27-01-2025
Datum publicatie: 27-01-2025
Zaaknummer(s): C/13/743028 / DW RK 23/441 LV/WdJ
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het dwangbevel te executeren. Voor wat betreft de hoogte van de berekende beslagvrije voet dient klaagster zich te wenden tot de gewone civiele rechter. Overige klachtonderdelen zijn onvoldoende onderbouwd om tuchtrechtelijk laakbaar handelen vast te stellen. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 27 januari 2025 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/743028 / DW RK 23/441 LV/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier, ingekomen op 29 november 2023, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Klaagster heeft haar klacht aangevuld bij e-mails ingekomen op 29 november 2023 en 12 december 2023. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 5 januari 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 december 2024 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 27 januari 2025.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- De gerechtsdeurwaarder is belast met een ten laste van klaagster uitgevaardigd dwangbevel van het CAK van 3 juni 2023.

- Op 27 juli 2023 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) ten laste van klaagster.

- Bij exploot van 4 augustus 2023 is het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klaagster betekend.

- Bij e-mail van 21 augustus 2023 heeft klaagster verzocht om inzage in haar dossier en om in contact te komen met de gerechtsdeurwaarder.

- Bij separate e-mail van 21 augustus 2023 heeft klaagster verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet.

- Bij e-mail van 23 augustus 2023 is op de e-mails van klaagster van

21 augustus 2023 gereageerd.

- Bij e-mails van 20 en 23 oktober 2023 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht om (telefonisch) contact met haar op te nemen.

- Op 23 oktober 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster verzocht om nadere bewijsstukken teneinde de beslagvrije voet te kunnen controleren.

- Op 26 oktober 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet herberekend op basis van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet.

3. De klacht

Klaagster beklaagt zich er - voor zover de kamer begrijpt - samengevat over dat:

  1. de communicatie niet volgens algemene fatsoensnormen en deskundig handelen verloopt;
  2. er geen transparante communicatie is over de voortgang van het dossier en/of veranderingen in het dossier van klaagster;
  3. er sprake is van machtsmisbruik en discriminatie en tevens van belangenverstrengeling en partijdigheid binnen het circuit van professionals;
  4. er dubbel beslag op het inkomen van klaagster is gelegd en de hoogte van het ingehouden bedrag niet klopt;
  5. er geen rekening wordt gehouden met de beslagvrije voet.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdelen a, b, c en d overweegt de kamer dat de enkele niet nader door klaagster onderbouwde stellingen onvoldoende zijn om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen.

5.3 Op een gerechtsdeurwaarder rust een ministerieplicht indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het dwangbevel van 3 juni 2023 te executeren. Klaagster staat op grond van artikel 3:276 Burgerlijk Wetboek met haar hele vermogen in voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klaagster, dus ook op haar uitkering en vakantiegeld. Tegen de tenuitvoerlegging van de titel kan klaagster slechts opkomen door een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder buiten de wet om zou hebben gehandeld.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de kamer dat de hoogte van de beslagvrije voet geen kwestie is die ter beoordeling van de kamer staat. Dit is slechts anders als sprake is van evidente fouten of handelen tegen beter weten in. Hiervan is niet gebleken. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat de beslagvrije voet is berekend met behulp van de gegevens uit de UWV Polisadministratie, de Basisregistratie Personen en van de Belastingdienst. Het is aan klaagster om met bewijsstukken aan te tonen indien de gerechtsdeurwaarder een onjuiste beslagvrije voet heeft toegepast. Dat heeft klaagster niet gedaan. Indien klaagster het met de berekende beslagvrije voet niet eens is, dient zij zich te wenden tot de gewone civiele rechter. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen door de gerechtsdeurwaarder is op dit klachtonderdeel niet gebleken.

5.5 Voor zover klaagster verzoekt om onkostenvergoeding dient klaagster zich tot de civiele rechter te wenden. Het tuchtrecht is hiervoor niet de geëigende weg.

5.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. B. Brokkaar en M.F.J. Pijnenburg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

27 januari 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.