ECLI:NL:TDIVTC:2025:7 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2023/49

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2025:7
Datum uitspraak: 20-02-2025
Datum publicatie: 25-06-2025
Zaaknummer(s): 2023/49
Onderwerp: Honden, subonderwerp: -
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Hond. Beklaagde wordt verweten, in hoofdzaak, te zijn tekortgeschoten met betrekking tot de sterilisatie van de hond van klagers en de verleende zorg na de operatie, met als gevolg dat de hond is overleden. [ongegrond ]

HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Uitspraak in de zaak van

W. en X., klagers,

tegen

dierenarts Y., beklaagde.

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 26 september 2024. Beklaagde was daarbij aanwezig, vergezeld door zijn gemachtigde, mr. E.J. Brouwer-van Vliet. Klagers zijn niet verschenen. Na de zitting is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten, in hoofdzaak, te zijn tekortgeschoten met betrekking tot de sterilisatie van de hond van klagers en de verleende zorg na de operatie, met als gevolg dat de hond is overleden.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klagers, een Labrador Retriever met de naam Z, die ten tijde van de gebeurtenissen die tot de onderhavige procedure hebben geleid ongeveer 4 jaar oud was.

3.2. Op 9 februari 2023 is de hond door beklaagde gesteriliseerd. Voorafgaand aan de operatie heeft beklaagde een pre-anesthetisch onderzoek verricht waaruit geen bijzonderheden naar voren kwamen. Dit strookt met de verklaring van klagers dat de hond voorafgaand aan de operatie gezond was. Beklaagde heeft toegelicht dat er zich tijdens de operatie geen bijzonderheden hebben voorgedaan.

3.3. Nadat de hond uit de narcose was ontwaakt is zij met klagers mee naar huis gegaan. Bij vertrek uit de kliniek hebben klagers een nazorgbrief meegekregen met daarin informatie over het hersteltraject en waarin wordt aangegeven dat bij een plotselinge achteruitgang, verminderde eetlust, koorts, bloedverlies of een slechte wondgenezing contact moest worden opgenomen met de praktijk. Beklaagde heeft in de stukken en ter zitting verklaard dat deze informatie ook mondeling met klagers is gecommuniceerd.

3.4. Op zaterdag 11 februari 2023 (volgens het klaagschrift) dan wel op zondag 12 februari 2023 (volgens het repliek) viel het klagers op dat er vocht uit de operatiewond kwam.

3.5. Op maandag 13 februari 2023, omstreeks 11:50 uur, hebben klagers telefonisch contact opgenomen met de praktijk en aangegeven dat de hond verminderde eetlust had en sloom was en dat er wat bloed uit de wond kwam en dat zij het daarom op prijs zouden stellen als beklaagde de wond zou controleren. De assistente heeft daarop een afspraak ingepland voor later die dag, aan het einde van de middag.

3.6. Diezelfde dag om 14.00 uur zijn klagers, eerder dan was afgesproken, uit eigen beweging

met de hond naar de praktijk gekomen, omdat haar gezondheidstoestand plotseling was verslechterd. De hond was slomer geworden, had gebraakt en diarree en er kwam meer bloed uit de wond. Beklaagde was op dat moment niet op de praktijk aanwezig. De assistente heeft beklaagde direct telefonisch gevraagd terug naar de praktijk te komen. Verder heeft zij getracht de hond te stabiliseren door het aanleggen van een buikverband, het toedienen van medicatie en het aanleggen van een infuus. Ook is een algemeen klinisch onderzoek verricht waaruit blijkens de patiëntenkaart het volgende naar voren kwam:

‘Bevindingen: T40.1. Veel bloederig vocht uit wond. Hechtingen zitten nog goed. Braken en waterdunne diarree. Slijmvliezen lichtroze, iets plakkerig, geen bloedingen of laesies. Sclera wit. CRT iets verhoogd, Hf80 pm. pols KRESS, geen ruis. Ademhaling 30 pm, costo-abdom., regelmatig.’

3.7. Die middag omstreeks 14.30 uur is beklaagde op de praktijk gearriveerd. Klagers waren inmiddels naar huis gegaan en hebben de hond achter gelaten. Beklaagde heeft ter zitting verklaard dat, toen hij de hond uit het opnamehok haalde, ze rechtop zat, hem aankeek en alert was. De hond is, aldus beklaagde, ook zelfstandig naar de spreekkamer gelopen. Beklaagde heeft een algemeen klinisch onderzoek verricht waaruit nagenoeg dezelfde bevindingen naar voren kwamen als eerder om 14.00 uur was vastgesteld. Wel waren het braken en de diarree gestopt en was het bloeden minder geworden. Daarop heeft beklaagde besloten af te wachten hoe de situatie zich verder zou ontwikkelen.

3.8. Omstreeks 15.00 uur die middag heeft beklaagde geconstateerd dat er bloed uit het verband begon te sijpelen. De ademhaling was iets verhoogd, maar de hond was niet benauwd. Ook de hartslag was stabiel. Beklaagde dacht blijkens de patiëntenkaart qua waarschijnlijkheidsdiagnose aan een stollingsprobleem, hemorragische diathese of een verhoogde permeabiliteit van de bloedvaten. Er heeft telefonisch contact plaatsgevonden met klagers en hen is geadviseerd de hond opnieuw te laten opereren om de herkomst van de bloedingen te achterhalen en indien mogelijk te verhelpen c.q. stelpen. Klagers zijn hiermee akkoord gegaan. Over het verloop van die tweede operatie is in de patiëntenkaart genoteerd:

‘Uitvoering: Hond in rugligging. Buikwond ziet er normaal uit, wel bloederig wondvocht lekkage. Hechtingen zitten nog goed vast. Huidhechtingen verwijderd. Hechtingen subcutis en spierlaag nog goed vast. Hechtingen losgeknipt. Grote mate van genezing/verkleving wondranden. Buikwand in linea alba opnieuw geopend. Snede 5 cm verlengd voor beter overzicht. Vrij (donker) bloed in buikholte 200-300 ml. Alle 4 de stompen opgezocht, geen hematoom, geen lekkage te zien. Ligaturen zaten nog goed. Rest abdomen volledig afgezocht op evt bloedingen. Onduidelijk waar het vandaan komt/kwam. Voor de zekerheid ophangbanden ovaria dubbel afgebonden, uiteinden baarmoederhelften opnieuw afgebonden. Linea alba gesloten met vicryl 0, knoophechtingen. Subcutis met doorlopend vicryl 0. Huid met supramid 0 liggende U-hechingen. T 39.1.’

3.9. De operatie heeft het leven van de hond niet kunnen redden. Ongeveer 30-45 minuten na de operatie heeft de hond een hartstilstand gekregen. Beklaagde heeft tevergeefs geprobeerd de hond te reanimeren.

3.10. Op verzoek van klagers heeft beklaagde de hond na het overlijden voor sectie aangeboden. De veterinair patholoog-anatoom heeft geen duidelijke doodsoorzaak, anders dan een (hypovolemische) shock, kunnen aanwijzen. Het verslag is op 22 maart 2023 door beklaagde aan klagers verstrekt.

3.11. Omdat klagers beklaagde verwijten fouten te hebben gemaakt met betrekking tot de operatie c.q. behandeling van de hond, hebben zij een advocaat in de arm genomen en getracht met beklaagde tot een minnelijke oplossing te komen. Dat is niet gelukt. Hierna zijn klagers de onderhavige tuchtprocedure gestart.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

Vooraf

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde is tekortgeschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klagers, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren. Bij de beoordeling van de klacht geldt als uitgangspunt dat de in het veterinair tuchtrecht te toetsen zorgvuldigheidsnorm niet zo streng is dat alleen de meest optimale diergeneeskundige zorg voldoet. De maatstaf is dus niet of het handelen van de dierenarts beter had gekund, maar of hij in de specifieke omstandigheden van het geval als redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot is opgetreden.

5.2. De verwijzingen van klagers naar gebeurtenissen die zich in de relatie tussen beklaagde en andere diereigenaren zouden hebben voorgedaan, zullen onbesproken blijven. Deze hebben niets van doen met de onderhavige procedure, die alleen tussen partijen speelt. Verder kan niet worden geklaagd over de wijze waarop een dierenarts met een diereigenaar communiceert of deze bejegent, tenzij de zorg voor het dier hieronder heeft geleden. Terzake van de klachten omtrent het vermeende achterhouden van het autopsieverslag, zal het college zich daarom eveneens van een oordeel onthouden. Het college wijst erop dat het diergeneeskundig handelen van een dierenarts stopt op het moment dat een dier komt te overlijden.

5.3. Verder geldt dat het vaste tuchtrechtspraak is dat, wanneer partijen elkaar tegenspreken over bepaalde feiten en op grond van de beschikbare gegevens door het college niet kan worden vastgesteld van welke lezing moet worden uitgegaan, de klacht met betrekking tot het desbetreffende onderdeel niet gegrond kan worden bevonden. Dit berust niet op de opvatting dat het woord van klagers minder geloof verdient dan dat van beklaagde, maar op het uitgangspunt dat het oordeel omtrent de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van het veterinair handelen of nalaten waarover is geklaagd, zijn grondslag behoort te vinden in feiten en omstandigheden die als vaststaand kunnen worden aangenomen. Een tuchtrechtelijke maatregel kan slechts op zodanige feiten en omstandigheden worden gebaseerd. Ten aanzien van de verwijten waarvan de onderliggende feiten niet zijn vast te stellen, zal het college zich dan ook van een oordeel onthouden.

5.4. Tot slot wordt voorafgaande aan de inhoudelijke bespreking van de klachten opgemerkt dat het college niet oordeelt over (de hoogte van) facturen of andere financiële geschilpunten, die om die reden eveneens onbesproken zullen blijven.

Inhoudelijk

5.5. De meest verstrekkende klacht is dat beklaagde verantwoordelijk wordt gehouden voor het overlijden van de hond. Hoewel het gelet op de trieste afloop voorstelbaar is dat bij klagers de gedachte heeft postgevat dat onjuist handelen bij de operatie(s) aan het overlijden van de hond debet moet zijn geweest, heeft de patholoog-anatoom geen eenduidige oorzaak van het overlijden kunnen vaststellen. Dit brengt mee dat een causaal verband tussen het handelen van beklaagde en het overlijden van de hond niet is komen vast te staan. Ook los hiervan dient echter door het college te worden beoordeeld of het diergeneeskundig handelen van beklaagde en de keuzes die hij in dat verband heeft gemaakt tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn geweest.

5.6. Voor wat betreft de eerste operatie is tussen partijen niet in geschil dat de hond daaraan voorafgaand gezond was en dat er geen klinische afwijkingen of bijzonderheden waren die aan een operatie in de weg stonden. De in de patiëntenkaart beschreven bevindingen bij het pre-anesthetisch onderzoek duiden daar ook op. Beklaagde heeft ter zitting toegelicht dat de operatie volledig ‘volgens het boekje’ is verlopen. Mede in aanmerking genomen de notities over de uitgevoerde operatie in de patiëntenkaart en de conclusie van de patholoog-anatoom dat deze lege artis (op de gebruikelijke manier) lijkt te zijn uitgevoerd, ziet het college geen aanleiding daaraan te twijfelen.

5.7. Na de operatie is de hond met klagers mee naar huis gegaan. Klagers verwijten beklaagde onvoldoende instructie te hebben gegeven over de zorg die de hond na de operatie nodig had. Tot de stukken behoort een nazorgbrief, gedagtekend 9 februari 2023 en te naam gesteld aan klagers, waarin uitleg over het nazorgtraject wordt gegeven en wordt aangegeven wanneer en bij welke omstandigheden of symptomen contact moest worden opgenomen met de praktijk. Naar het oordeel van het college zijn in die brief voldoende duidelijke instructies gegeven. Ter zitting en in de stukken heeft beklaagde verder toegelicht dat dezelfde informatie ook altijd mondeling wordt verstrekt. Het college heeft geen aanleiding te veronderstellen dat klagers onvoldoende zijn geïnstrueerd over de aandachtspunten na de operatie.

5.8. Klagers verwijten beklaagde verder dat de praktijk in het weekend gesloten was, zodat zij eerst op maandag contact konden opnemen, terwijl zij zich al op zaterdag of zondag zorgen maakten over het vocht dat uit de operatiewond kwam. Het college stelt vast dat in de nazorgbrief het telefoonnummer van de praktijk wordt vermeld. Beklaagde heeft toegelicht dat dit nummer ook in het weekend kan worden gebeld en dat diereigenaren dan worden doorverbonden naar de dienstdoende dierenarts. Hiervan uitgaande was de zorgverlening bij (spoed)hulpvragen gedurende het weekend voldoende geborgd. Dat klagers tijdens het weekend geen contact met de praktijk hebben gezocht en derhalve ook niet met een dienstdoend dierenarts zijn doorverbonden, kan beklaagde niet worden verweten.

5.9. Op 13 februari 2023 zijn klagers om 14.00 uur met de hond op de praktijk gearriveerd. Dat beklaagde op dat moment (nog) niet aanwezig was, kan hem niet worden aangerekend nu klagers hun komst niet hadden aangekondigd en zij een afspraak hadden voor later in de middag. De assistente is direct handelend opgetreden; zij heeft beklaagde gebeld, een buikverband aangelegd en de hond zo goed mogelijk gestabiliseerd en er is een eerste klinisch onderzoek verricht. Dat beklaagde, nadat hij om 14.30 uur op de praktijk arriveerde en de hond had onderzocht, heeft besloten de situatie even af te wachten, kan het college op basis van de in de patiëntenkaart beschreven bevindingen volgen. Blijkens de verklaring van beklaagde ter zitting was de hond op dat moment alert, liep ze zelfstandig naar de behandelkamer, braakte ze niet meer en had ze geen diarree en leek het bloeden te zijn gestopt. Het college acht begrijpelijk dat er op het moment dat beklaagde enige tijd later signaleerde dat er bloed uit het verband begon te sijpelen, er handelend moest worden opgetreden en dat toen is besloten om de hond opnieuw te opereren om de oorzaak van de bloeding te achterhalen en waar mogelijk te verhelpen. Gelet op de acuut ontstane situatie lag een doorverwijzing naar een tweedelijnskliniek of het aanvragen van een second opinion niet in de rede. Een tweede operatie was derhalve geïndiceerd en niet ingrijpen was geen optie, ondanks de verminderde conditie van de hond. Het college wijst er verder op dat er zich tijdens of na een operatie altijd complicaties kunnen voordoen zonder dat daar per definitie veterinair onjuist handelen van de dierenarts aan ten grondslag hoeft te liggen. Dat beklaagde tijdens de (geïndiceerde) tweede operatie of de daarbij toegepaste narcose verwijtbaar nalatig is geweest is op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting niet gebleken.

5.10. Tot slot vragen klagers zich af of beklaagde achteraf wijzigingen heeft aangebracht in de patiëntenkaart en het autopsierapport. Het college stelt voorop dat de patiëntinformatie digitaal wordt opgeslagen. Het college heeft begrepen dat, indien een diereigenaar een patiëntenkaart opvraagt, van de op het dier betrekking hebbende informatie een apart bestand wordt gemaakt waarvan de aanmaakdatum de datum van de uitdraai is, die naar de diereigenaar wordt verstuurd, zodat dit enkele gegeven niets zegt over het moment waarop de informatie feitelijk in de patiëntverslaglegging is genoteerd. Verder heeft beklaagde verklaard dat hij van de gebeurtenissen en bevindingen op 9 en 13 februari 2023 direct verslag heeft gedaan, maar dat hij na ontvangst van de brief van de advocaat van klagers alleen enkele passages heeft verduidelijkt. Het college heeft – mede gelet op de uitkomst van de autopsie – geen aanleiding te veronderstellen dat beklaagde moedwillig essentiële wijzigingen in zijn voordeel in de patiëntenkaart heeft aangebracht. Voor zover bij klagers het vermoeden leeft dat beklaagde ook het autopsierapport heeft aangepast, gaat het college daar niet in mee. Het sectieverslag is opgesteld door het Veterinair Pathologische Diagnostisch Centrum.

5.11. Resumerend is de afloop onverwacht en uitermate triest geweest, echter is voor het college niet gebleken van een veterinair tekortschieten door beklaagde dat een tuchtmaatregel rechtvaardigt. Dit leidt ertoe dat de klacht ongegrond wordt verklaard.

6. DE BESLISSING

Het college:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door de voorzitter, en door de leden en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2025.