ECLI:NL:TDIVTC:2025:3 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2023/17 2023/40
ECLI: | ECLI:NL:TDIVTC:2025:3 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-01-2025 |
Datum publicatie: | 25-06-2025 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: | Honden, subonderwerp: - |
Beslissingen: | Ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Hond. De klacht houdt in dat er met betrekking tot de sterilisatie van de hond van klagers en de verleende nazorg nalatig is gehandeld. [ ongegrond ] |
HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Uitspraak in de zaak van
X. en Y., klagers,
tegen
dierenarts V., beklaagde in zaaknr. 2023/17,
paraveterinair W., beklaagde in zaaknr. 2023/40,
tezamen te noemen: beklaagden.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1. DE PROCEDURE
Het college heeft in zaaknummer 2023/17 kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek en in zaaknummer 2023/40 van het klaagschrift en het verweerschrift. De mondelinge behandeling van de zaken werd geagendeerd op 26 september 2024. Beklaagden hebben zich voor de zitting afgemeld. Ook klagers zijn niet verschenen. Het college heeft de klachten in raadkamer besproken en uitspraak bepaald.
2. DE KLACHT
De klacht houdt in dat er met betrekking tot de sterilisatie van de hond van klagers en de verleende nazorg nalatig is gehandeld.
3. DE VOORGESCHIEDENIS
3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klagers, een teckel (teef) met de naam Z, geboren 9 mei 2020.
3.2. Op 24 februari 2023 is de hond naar de praktijk van beklaagden gebracht voor een sterilisatie. Tegen het einde van de ochtend, omstreeks 11:00 uur, zijn klagers door de paraveterinair gebeld met de mededeling dat de operatie goed was verlopen en dat de hond om 14:30 uur mocht worden opgehaald.
3.3. Om 12:45 uur zijn klagers opnieuw gebeld vanuit de praktijk, waarbij is aangegeven dat de hond eerder mocht worden opgehaald. Klagers stellen dat, toen zij op de praktijk aankwamen, de hond zich afwijkend gedroeg. De hond reageerde niet op haar naam, was gedesoriënteerd, niet enthousiast en stond en liep met een holle rug. Van de zijde van beklaagde is hierover een andere lezing gegeven en gesteld dat de hond fit en klinisch stabiel was.
3.4. Tijdens de autorit naar huis, ongeveer 30 minuten, was de hond volgens klagers erg onrustig, lag ze te kronkelen en had ze veel pijn. Thuisgekomen bleef de hond erg onrustig, lag ze in vreemde houdingen, bleef ze kronkelen en kreunen en schokte ze met haar buik. De hond wilde niet eten en maar matig drinken. In de avond hebben klagers contact opgenomen met de dienstdoende dierenarts, waar ze met de hond terecht konden. Deze dierenarts merkte volgens klagers een bloeduitstorting rondom de wond op en kon in het computersysteem van de bij de dienstregeling aangesloten dierenartsenpraktijken geen operatieverslag inzien, zodat onbekend was welke medicatie de hond had gehad tijdens en na de operatie. De dienstdoende dierenarts sprak blijkens de patiëntenkaart de verdenking uit dat de blauwverkleuring rond de wond mogelijk een gevolg was van het gebruik van wondspray. Als extra pijnstilling heeft deze dierenarts per injectie Buprecare aan de hond toegediend.
3.5. De volgende ochtend, 25 februari 2023, zat er volgens klagers niet veel leven in de hond, Zij hebben nogmaals een (andere) dienstdoende dierenarts gebeld, waarna qua pijnbestrijdende medicatie is overgeschakeld naar Metacam. Volgens klagers werd de wond twee dagen na de operatie rood en kwam er pus uit en hebben zij daarover met een (andere) dierenarts contact gehad.
3.6. Maandagochtend 27 februari 2023 heeft er een controleconsult bij een praktijk collega van beklaagden plaatsgevonden. De hond was volgens klagers bang, klampte zich aan hen vast en piepte het uit. Van de zijde van beklaagden is gewezen op de notities in de patiëntenkaart waarin staat vermeld dat de hond zich tijdens het consult normaal gedroeg. Volgens klagers zijn zij nog apart genomen voor een gesprek met een paraveterinair, van wie zij geen duidelijkheid kregen over wat er met de hond was gebeurd. Klagers hebben op hun verzoek bij het consult naast Metacam ook Tramadol als pijnstiller meekregen.
3.7. Klagers stellen dat de hond na de sterilisatie, anders dan voorheen, niet meer enthousiast en zelfverzekerd is, maar bang, schrikachtig, apathisch en alert op alles en iedereen. Zij hebben toegelicht een gedragsdeskundige te hebben ingeschakeld, maar dat dit weinig verandering in het gedrag van de hond teweeg bracht.
3.8. Op 3 maart 2023 zijn klagers naar de praktijk gegaan om te vragen wat er tijdens de operatie met de hond was gebeurd. De gemoederen zijn hoog opgelopen en klagers zijn verzocht de praktijk te verlaten.
3.9. Op enig moment hierna zijn klagers de onderhavige tuchtprocedures gestart. Daarin stellen zij zich onder meer op het standpunt dat de hond te weinig narcose heeft gekregen en daardoor de operatie deels heeft meegekregen, dat de wond niet goed is gehecht, dat de hond te vroeg mee naar huis is gegeven en dat ze onnodig veel pijn heeft geleden.
4. HET VERWEER
De dierenarts heeft in verweer beschreven hoe de operatie is verlopen. De inleiding op de operatie is om 8:30 uur gestart en om 9:33 uur is het operatieverslag opgemaakt. Bij aanvang is het operatiegebied geschoren en steriel gemaakt. Er is een braunule IV in de voorpoot geplaatst, waarna er via de braunule 0,25 Sedadex, 0,5 mg/ml (dexmedetomidine) en 0,25 ml Anesketin 100 mg/ml (ketamine) aan de hond is toegediend. Vervolgens is er op effect IV Propofol toegediend tot er een voldoende narcosediepte was bereikt en de ET tube kon worden geplaatst. Voorafgaand aan de operatie is er door de paraveterinair subcutaan een injectie Amoxicilline en een injectie Metacam toegediend. De anesthesiebewaking is door de paraveterinair verzorgd en tijdens de operatie was de hond volgens beklaagden stabiel. Het onderhoud van de narcose heeft middels toediening van isofluraan via de tube plaatsgevonden, in combinatie met de toediening van zuurstof. Vervolgens is de ovariëctomie uitgevoerd, zonder dat zich daarbij complicaties hebben voorgedaan. Na afloop van de operatie zijn de braunule en tube verwijderd op het moment dat de eerste reflexen (waaronder de slikreflex) terugkeerden en is de hond in een opnamehok geplaatst, voorzien van voldoende warmte en onder een deken. De paraveterinair is bij de hond gebleven totdat ze volledig wakker was en er hebben controles plaatsgevonden van de wond, slijmvliezen, ademhaling en lichaamstemperatuur, waar geen bijzonderheden uit naar voren kwamen. Om 11:00 uur zijn klagers gebeld door de paraveterinair en is hen verteld dat de operatie goed was verlopen en dat de hond om 14:30 uur mocht worden opgehaald. De hond werd echter snel goed wakker, is even buiten het opnamehok gezet en bleek alweer alert en liep vlot rond. Omdat de hond fit en wakker was en klinisch stabiel genoeg om in de vertrouwde thuisomgeving te herstellen, is omstreeks 12:45 uur opnieuw met klagers contact opgenomen. Een half uur later is de hond opgehaald, waarbij door de paraveterinair uitleg is gegeven over de nazorg en er medicatie Carporal (40mg) is meegegeven. Volgens beklaagden heeft de hond de praktijk wakker, klinisch stabiel en zelfstandig lopend verlaten.
5. DE BEOORDELING
Vooraf
5.1. In het geding is de vraag of beklaagden zijn tekortgeschoten in de zorg die zij als dierenarts en als paraveterinair hadden behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klagers, met betrekking tot welk dier hun hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren. Bij de beoordeling van die vraag is niet doorslaggevend of de meest optimale zorg is verleend, maar wordt als criterium aangehouden of beklaagden hebben gehandeld als van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht.
5.2. Vooraf wordt opgemerkt dat het vaste tuchtrechtspraak is dat, wanneer partijen elkaar tegenspreken over bepaalde feiten en op grond van de beschikbare gegevens door het college niet kan worden vastgesteld van welke lezing moet worden uitgegaan, de klacht met betrekking tot het desbetreffende onderdeel niet gegrond kan worden bevonden. Dit berust niet op de opvatting dat het woord van klagers minder geloof verdient dan dat van beklaagden, maar op het uitgangspunt dat het oordeel omtrent de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van het veterinair handelen of nalaten waarover is geklaagd, zijn grondslag behoort te vinden in feiten en omstandigheden die als vaststaand kunnen worden aangenomen. Een tuchtrechtelijke maatregel kan slechts op zodanige feiten en omstandigheden worden gebaseerd. Ten aanzien van de verwijten waarvan de onderliggende feiten niet zijn vast te stellen, zal het college zich dan ook van een oordeel onthouden.
Inhoudelijk
5.3. Het college stelt vast dat er door klagers diverse kwesties aan de orde zijn gesteld die buiten de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht vallen, zoals over zaken die zich op social media hebben afgespeeld, over discussies aan de balie, het feit dat klagers er niet van op de hoogte waren dat de praktijk was verkocht en dat er een bepaalde dierenarts niet meer werkzaam was. Deze kwesties zal het college daarom niet bespreken.
5.4. Omdat het klaagschrift is opgevat als zijnde gericht tegen de dierenarts en de paraveterinair, ligt alleen hun veterinair handelen in deze zaken ter beoordeling aan het college voor. Beklaagden zijn betrokken geweest bij de operatie als zodanig, waarbij de dierenarts de chirurg is geweest en de paraveterinair assistentie heeft verleend en de zorg na de operatie op de praktijk tijdens de recovery op zich heeft genomen.
5.5. Voor zover klagers stellen van een assistente te hebben gehoord dat er tijdens het scheren en het plaatsen van de braunule op de hond zou zijn gemopperd, is dit betwist. Van de zijde van beklaagden is gesteld dat de paraveterinair de hond op gebruikelijke en normale wijze goed heeft kunnen fixeren en dat de braunule door de dierenarts zonder moeite kon worden geplaatst en dat van enig hardhandig optreden of mopperen tegen de hond geen sprake is geweest. Klagers stellen tevens te hebben vernomen dat er na de operatie met de hond zou zijn gewandeld. Ook dit is betwist. De paraveterinair stelt dat de hond tijdens de recovery alleen even uit het opnamehok is gehaald en op de grond is gezet, maar dat ze die opnameruimte noch het gebouw heeft verlaten en dat er van wandelen met de hond geen sprake is geweest. Gelet op de tegenstrijdige lezingen die er hierover zijn gegeven zijn deze verwijten niet komen vast te staan.
5.6. Klagers stellen, althans suggereren dat de hond tijdens de operatie te weinig narcose toegediend heeft gekregen en daardoor de operatie deels bewust heeft meegekregen. Dit komt het college onwaarschijnlijk voor. Uitgaande van de beschreven toegepaste doseringen in relatie tot het gewicht van de hond en de beschreven wijze waarop de narcosediepte tijdens de operatie door de paraveterinair is gemonitord, heeft het college hier geen aanwijzingen voor. Dit klachtonderdeel slaagt niet.
5.7. Partijen hebben verder tegenstrijdige lezingen gegeven over de conditie waarin de hond verkeerde bij vertrek uit de kliniek. Waar klagers stellen dat de hond zich afwijkend gedroeg, is van de zijde van beklaagden aangevoerd dat de hond vroeg wakker en alert was, reden waarom klagers de hond mochten ophalen op een eerder moment dan initieel was afgesproken. De paraveteriniar heeft toegelicht dat zij de hond in de opnameruimte heeft gemonitord (controle slijmvliezen, ademhaling, wond, temperatuur) en dat de hond vlot alert en klinisch voldoende stabiel was om in de vertrouwde thuisomgeving verder te herstellen. Volgens beklaagden heeft de hond de praktijk zelfstandig lopend en fit verlaten. Het college gaat er op basis van de stukken verder vanuit dat er om 8:30 uur een aanvang met de operatie is gemaakt en dat deze voor 9:30 uur was afgerond, Daarbij hebben zich volgens beklaagden geen complicaties voorgedaan. De hond heeft omstreeks 13:15 uur, 3,5 uur na afloop van de operatie, de praktijk verlaten. Op grond van het voorgaande is voor het college niet komen vast te staan dat de hond onverantwoord vroeg mee naar huis is gegeven. Gelet op de tegenstrijdige lezingen die partijen hierover hebben gegeven wordt ook dit klachtonderdeel afgewezen.
5.8. Het college trekt niet in twijfel dat de hond bij thuiskomst vreemde houdingen aannam, zich anders gedroeg, onrustig was en pijn had. De dienstdoende dierenarts tot wie klagers zich met de hond in de avond hebben gewend, heeft ervoor gekozen Buprecare toe te dienen en een andere dienstdoende dierenarts heeft de volgende dag geadviseerd om over te schakelen op Metacam. Dit hoeft evenwel niet te betekenen dat de initieel ingezette pijnmedicatie incorrect is geweest. De dierenarts heeft toegelicht dat de hond, 7.9 kilo wegend, per injectie voorafgaand aan de operatie subcutaan 0,32 ml Metacam (5 mg/ml) toegediend heeft gekregen en heeft erop gewezen dat ook de narcosemiddelen dexmedetomidine en ketamine een pijnstillend effect hebben. Bij vertrek uit de kliniek zijn er tabletten Carporal 40 mg verstrekt, toe te dienen eenmaal daags een halve tablet vanaf de ochtend na de operatie, om daarmee de dagen na de operatie tot aan het controleconsult op de volgende maandag te overbruggen. Carporal betreft een gebruikelijk en geïndiceerd middel voor postoperatieve pijnbestrijding en ook qua voorgeschreven doseringen in relatie tot het gewicht van de hond (2-4 mg per kilogram lichaamsgewicht per dag) is conform de bijsluiter gehandeld. Het college volgt de dierenarts in haar betoog dat ieder dier anders op pijnmedicatie kan reageren en dat, als medicatie niet voldoende aanslaat, er een bijstelling kan plaatsvinden, zoals hier is gebeurd door de dienstdoend dierenarts(en). Voor zover de dienstdoend dierenarts overigens niet in het computersysteem kon om het operatieverslag in te zien, lijkt de oorzaak daarvan een technisch mankement te zijn geweest en is niet gebleken dat beklaagde hieraan debet is geweest. De volgende dag heeft een andere dierenarts geadviseerd om over te schakelen op Metacam en op de volgende maandag heeft de collega dierenarts van beklaagde op verzoek van klagers aanvullend Tramadol voorgeschreven. Op grond van het voorgaande ziet het college onvoldoende aanleiding om te concluderen dat er met betrekking tot de initiële inzet van pijnbestrijdende medicatie door de dierenarts tuchtrechtelijk verwijtbaat is gehandeld.
5.9. De klacht dat de wond slordig zou zijn gehecht en dat deze ontstoken is geraakt en er na enkele dagen pus uit kwam, is evenmin komen vast te staan. De dienstdoende dierenarts heeft genoteerd dat de wond er keurig uitzag en het vermoeden geuit dat de verkleuring rondom de wond door het gebruik van wondspray kon zijn veroorzaakt. Van de zijde van beklaagden is aangegeven dat er inderdaad Aluspray is gebruikt wat tot een verkleuring van het wondgebied kan hebben geleid. De praktijk collega die de hond tijdens het controleconsult op maandag 27 februari 2023 heeft onderzocht heeft ook geen bijzonderheden aan de wond opgemerkt. Daarmee acht het college voldoende weerlegd dat de wond niet goed zou zijn gehecht en deze ontstoken is geraakt en/of dat er sprake is geweest van pusvorming.
5.10. Klagers hebben nog gesteld dat de hond een gedragsverandering heeft ondergaan en dat vanwege opgelopen trauma een gedragstherapeut is ingeschakeld. Van de zijde van beklaagden is toegelicht dat herstel na een operatie tijd nodig heeft en dat een dier zich na een operatie anders kan gedragen. De dienstdoend dierenarts tot wie klagers zich in de avond na de operatie hebben gewend heeft in zijn patiëntenkaart genoteerd dat de hond weliswaar pijn leek te hebben in het abdomen, maar in zijn praktijk normaal rondliep, attent was en zich normaal gedroeg en heeft afsluitend genoteerd ‘Verwacht niet dat er veel aan de hand is, lijkt gewoon een wat gevoelig hondje’. Ook de praktijk collega van beklaagden die de hond op 27 februari 2023 heeft gezien heeft een normaal klinisch onderzoek beschreven bij een zich normaal gedragende alerte hond. Het is voor het college verder niet duidelijk of en zo ja, in hoeverre de door klagers geschetste gedragsverandering van structurele aard is gebleven. Nu klagers ter zitting niet zijn verschenen heeft het college hen niet kunnen bevragen over hoe het thans met de hond gaat, waarbij komt dat een sterilisatie als zodanig tot enige gedragsverandering kan leiden. Dat er veterinair onjuist handelen van beklaagden aan de beschreven gedragsverandering ten grondslag heeft gelegen is voor het college niet komen vast te staan.
5.11. Overige verwijten vallen buiten de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht, betreffen verwijten waar beklaagden niet zelf bij betrokken waren althans verwijten die van onvoldoende gewicht zijn om er tuchtrechtelijke consequenties aan te moeten verbinden.
5.12. Op grond van het voorgaande worden de klachten ongegrond verklaard.
6. DE BESLISSING
Het college:
In de zaak met het nummer 2023/17 tegen dierenarts V;
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door de voorzitter, en door de leden dierenartsen en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2025.
In de zaak met het nummer 2023/40 tegen paraveterinair W:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door de voorzitter, en door de leden dierenartsen en paraveterinair lid en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2025.