ECLI:NL:TDIVTC:2025:13 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2024/4

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2025:13
Datum uitspraak: 16-04-2025
Datum publicatie: 25-06-2025
Zaaknummer(s): 2024/4
Onderwerp: Klachtambtenaarzaken
Beslissingen: Gegrond, geen maatregel
Inhoudsindicatie: Klachtambtenarenzaak. Beklaagde wordt verweten dat hij een rund heeft behandeld met een diergeneesmiddel waarvoor een wachttijd voor vlees gold en dit niet tijdig heeft geadministreerd. Hierdoor heeft het kunnen gebeuren dat bij het rund door een andere dierenarts een noodslachting is uitgevoerd terwijl het dier zich nog in de wachttijd van dat diergeneesmiddel bevond. De klachtambtenaar heeft verzocht beklaagde een berisping op te leggen. [gegrond; geen maatregel]

HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Uitspraak in de zaak van

de klachtambtenaar, bedoeld in artikel 8.15 lid 2, onderdeel b, van de Wet dieren,

hierna: de klachtambtenaar,

tegen

dierenarts X.,

hierna: beklaagde.

-------------------------------------------------------------------------------------------------

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 28 november 2024. Daarbij was mr. L. Schleeper aanwezig als gemachtigde van de klachtambtenaar. Beklaagde is eveneens verschenen. Na de zitting is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten dat hij een rund heeft behandeld met een diergeneesmiddel waarvoor een wachttijd voor vlees gold en dit niet tijdig heeft geadministreerd. Hierdoor heeft het kunnen gebeuren dat bij het rund door een andere dierenarts een noodslachting is uitgevoerd terwijl het dier zich nog in de wachttijd van dat diergeneesmiddel bevond. De klachtambtenaar heeft verzocht beklaagde een berisping op te leggen.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Op 18 april 2023 heeft een dierenarts, niet zijnde beklaagde, een noodslachting uitgevoerd bij een rund van een melkveebedrijf te A (hierna: de rundveehouder) aldaar op het bedrijf. Het rund is op dezelfde dag aangeboden aan het slachthuis Y in B, vergezeld van een Voedsel Keten Informatie (VKI) formulier en een noodslachtverklaring. Deze dierenarts heeft het voor hem bestemde deel van de noodslachtverklaring ingevuld en ondertekend. Daaruit volgt dat hij ten aanzien van het dier heeft verklaard dat het rund is besprongen en uitgegleden als gevolg waarvan er sprake was van paralyse van de achterhand, en dat er geen beletselen waren om het vlees van het rund geschikt te verklaren voor humane consumptie.

3.2. Nadat de in het slachthuis aanwezige keuringsdierenarts op 18 april 2023 een verdachte spuitplek bij het rund had aangetroffen, is een melding ‘dubieuze VKI’ gedaan, wat voor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) aanleiding heeft gevormd een onderzoek te starten.

3.3. Op 11 mei 2023 hebben twee inspecteurs c.q. toezichthouders van de NVWA een inspectie uitgevoerd op het bedrijf van de rundveehouder. De rundveehouder heeft onder meer verklaard dat het rund op 14 april 2023 was behandeld met een Ca/Mg infuus. De NVWA-inspecteurs hebben inzage gekregen in de logboekadministratie met betrekking tot het gebruik van diergeneesmiddelen (hierna: het logboek) van de rundveehouder en een visitebrief van beklaagde. Hierin stond dat het betreffende rund op 11 april 2023 de diergeneesmiddelen Calcitat, en Rapidexon (25 ml) toegediend heeft gekregen vanwege melkziekte. Voor Rapidexon (REG NL 105653) geldt met het oog op vleesproductie een wachttermijn van acht dagen.

3.4. De NVWA-inspecteurs hebben op 8 juni 2023 beklaagde gehoord. Over de op 11 april 2023 bij de rundveehouder afgelegde visite heeft beklaagde verklaard dat hij het rund heeft onderzocht en aansluitend heeft behandeld voor een opgelopen pens en een infuus heeft gegeven tegen melkziekte, en tevens een injectie Rapidexon heeft toegediend in aanwezigheid van de veehouder. Verder heeft hij de veehouder mondeling op de hoogte gebracht van de wachttijden van de toegediende middelen.

Beklaagde heeft toegelicht dat voor de houder een klantportaal te raadplegen is waarin ook de visitebrieven en logboeken te zien zijn. Beklaagde heeft vervolgens verklaard dat hij vanwege drukte pas 9 dagen later de visitebrief heeft ingevuld op zijn computer en heeft verstuurd naar de veehouder.

3.5. Op basis van het onderzoek heeft de NVWA een voor de klachtambtenaar bestemd berechtingsrapport opgemaakt. De NVWA heeft daarin geconcludeerd dat indien beklaagde de visitebrief en logboek tijdig in het systeem had verwerkt en had verzonden aan de veehouder, er besloten had kunnen worden om te euthanaseren in plaats van te noodslachten.

3.6. De klachtambtenaar heeft op basis van het berechtingsrapport besloten de onderhavige tuchtprocedure te starten.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft schriftelijk verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van het rund in kwestie, dan wel of hij op andere wijze tekort is geschoten in de uitoefening van zijn beroep, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren. In eerdere jurisprudentie is bepaald dat deze artikelen ook betrekking hebben op het handelen of nalaten van dierenartsen, voor zover dit implicaties heeft voor de volksgezondheid en de afzet van dierlijke producten.

5.2. De klachtambtenaar heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht. Het betreffende rund bevond zich ten tijde van de noodslachting nog in de wachttijd van een diergeneesmiddel, waardoor het niet voor noodslachting in aanmerking kwam. Een andere dierenarts is tot het verrichten van de noodslachting overgegaan omdat het rund was besprongen en uitgegleden. Als deze dierenarts op de hoogte was geweest van de door beklaagde op 11 april 2023 toegediende diergeneesmiddelen had voorkomen kunnen worden dat het rund ten onrechte is genoodslacht en goedgekeurd voor humane consumptie. Doordat beklaagde de toegepaste diergeneesmiddelen pas negen dagen na de visite heeft geregistreerd is er een risico ontstaan voor de volksgezondheid. Hierdoor heeft beklaagde niet gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam dierenarts mag worden verwacht en het vertrouwen in de beroepsgroep van dierenartsen geschaad, aldus de klachtambtenaar.

5.3. Het college stelt bij het beoordelen van de klacht het volgende voorop. Een noodslachting van een rund buiten het slachthuis wordt verricht door een dierenarts. Ingevolge het bepaalde in de Verordening (EG) nr. 853/2004 van 29 april 2004 gelden daarbij voorwaarden waaraan moet worden voldaan voordat tot een noodslachting mag worden overgegaan. Zo moet het gaan om een dier dat een ongeval heeft gehad waardoor het om welzijnsredenen niet naar het slachthuis kon worden vervoerd, maar voor het overige gezond is. Alvorens een noodslachting uit te voeren, moet de dierenarts een zogenoemde ‘antemortemkeuring’ van het (dus nog steeds levende) rund ter plaatse verrichten. De dierenarts beslist daarbij of aan de voorwaarden voor noodslachting is voldaan en of het dier in dat verband voor het overige gezond is. Volgens vaste rechtspraak is de dierenarts verplicht om ten behoeve van een antemortemkeuring een anamnese af te nemen en een zorgvuldig klinisch onderzoek te verrichten, mede naar de algemene gezondheidstoestand van het rund. Om gezond te mogen worden verklaard, moet het dier vrij zijn van geneesmiddelresiduen; wachttijden van geneesmiddelen dienen derhalve te worden gerespecteerd en in acht te worden genomen.

5.4. Na te hebben beslist dat aan de voorwaarden voor noodslachting is voldaan en het dier voor het overig klinisch gezond is bevonden, dient de dierenarts het voor hem/haar bestemde deel van de noodslachtverklaring volledig in te vullen. Volgens vaste rechtspraak zijn de juistheid en volledigheid van verklaringen als de onderhavige van groot belang in het kader van het systeem van de georganiseerde gezondheidszorg voor dieren in Nederland. Verklaringen van dierenartsen vormen een wezenlijk onderdeel van dit systeem. De betrouwbaarheid van dit systeem staat of valt met het vertrouwen dat kan worden gehecht aan de door dierenartsen in dit kader af te leggen verklaringen.

5.5. Vaststaat dat de noodslachting van het betreffende rund door een andere dierenarts op 18 april 2023 heeft plaatsgevonden en daarmee tijdens de geldende wachttijd van acht dagen voor vlees van het op 11 april 2023 aan het rund toegediende geneesmiddel Rapidexon. Gelet hierop kwam het rund niet voor noodslachting in aanmerking.

5.6. Het gaat er hier om of beklaagde tekort is geschoten door de toegepaste diergeneesmiddelen te laat te registreren. Gebleken is dat beklaagde op 20 april 2023 de gegevens over het middel Rapidexon heeft geregistreerd in de visitebrief en het systeem binnen de praktijk waar hij werkzaam is. Het college oordeelt dat beklaagde dit eerder had moeten doen en de betreffende gegevens tijdiger aan de veehouder had moeten toesturen. Door dit na te laten heeft beklaagde niet zorgvuldig genoeg gehandeld. Het college volgt beklaagde niet in zijn stelling dat het voor een noodslachting niet noodzakelijk is dat een dierenarts op de hoogte is van eerder door een andere dierenarts toegediende medicatie en gaat ook voorbij aan de stelling dat de rundveehouder, die op de hoogte was van de toediening van Rapidexon en de daarvoor geldende wachttermijn, dit had moeten vermelden op het VKI- formulier. Beklaagde had als dierenarts een eigen verantwoordelijkheid en het college is van oordeel dat hij in die rol tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Beklaagde heeft te laat aan zijn administratieve verplichting voldaan en hierdoor de volksgezondheid in gevaar gebracht. De klacht is gegrond.

5.7. Bij het bepalen of en zo ja, welke maatregel aan beklaagde zou moeten worden opgelegd, overweegt het college als volgt. Het college neemt in aanmerking dat beklaagde zich tegenover de NVWA bij zijn verhoor transparant en open heeft opgesteld, dat hij de onzorgvuldigheid van zijn handelen heeft ingezien en heeft verklaard dat hij op eigen initiatief een cursus ‘Time management’ heeft gevolgd en afgerond en sindsdien zijn werkwijze heeft verbeterd. Beklaagde heeft naar voren gebracht dat hij voortaan direct aansluitend na een visite een digitale visitebrief opmaakt en verstuurt naar de betreffende veehouder. Alles bijeengenomen acht het college termen aanwezig om in dit specifieke geval geen maatregel op te leggen.

6. DE BESLISSING

Het college:
verklaart de klacht gegrond, als omschreven in de overweging 5.6;

ziet af van het opleggen van een maatregel, overeenkomstig artikel 8.32 van de Wet dieren.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door de voorzitter, en door de leden en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2025.