ECLI:NL:TDIVTC:2025:11 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2022/80 2023/8

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2025:11
Datum uitspraak: 06-03-2025
Datum publicatie: 25-06-2025
Zaaknummer(s):
  • 2022/80
  • 2023/8
Onderwerp: Katten, subonderwerp: -
Beslissingen:
  • Gegrond met waarschuwing
  • Ongegrond
Inhoudsindicatie: Kat. Paraveterinair wordt verweten dat hij de zorgen van klaagster over haar kat, in het bijzonder over het niet terugbellen over een spoedecho, niet serieus heeft genomen. Dierenarts wordt verweten dat zij haar verantwoordelijkheid om te zorgen dat de dierenartsenpraktijk werd bezet door het juiste personeel onvoldoende heeft genomen en dat zij de zorgen van klaagster over haar kat niet serieus heeft genomen. [Gegrond met waarschuwing 2022/80] [Ongegrond 2023/8]

HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Uitspraak in de zaak van

X. , klaagster,

tegen

Paraveterinair V., beklaagde sub 1 (2022/80)

Dierenarts W., beklaagde sub 2 (2023/8)

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de dupliek en de repliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 26 september 2024. Daarbij zijn verschenen klaagster en beklaagde sub 2. Beklaagde sub 1 heeft zich voor de zitting afgemeld. Hierna is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

2.1. Klaagster verwijt beklaagde sub 1, samengevat en zakelijk weergegeven, dat hij de zorgen van klaagster over haar kat niet serieus heeft genomen.

2.2. Beklaagde sub 2 wordt verweten, samengevat en zakelijk weergegeven, dat zij haar verantwoordelijkheid om te zorgen dat de dierenartsenpraktijk op 5 oktober 2022 werd bezet door het juiste personeel onvoldoende heeft genomen. Daarnaast wordt beklaagde sub 2 verweten dat zij de zorgen van klaagster over haar kat niet serieus heeft genomen.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de kat van klaagster met de naam Z, een Europese Korthaar die ten tijde van de gebeurtenissen die tot de onderhavige procedure hebben geleid achttien jaar en negen maanden oud was (hierna: de kat).

3.2. Klaagster heeft op 29 september 2022 een afspraak gemaakt voor haar kat bij de dierenartsenpraktijk van beklaagden voor een seniorencheck. De paraveterinair die de seniorencheck heeft uitgevoerd hoorde een lichte hartruis. Zij raadde een bloedonderzoek aan. Klaagster is hiermee akkoord gegaan.

3.3. Klaagster is op zaterdag 1 oktober 2022 naar de dierenartsenpraktijk geweest voor een spoedconsult, omdat de kat niet lekker in zijn vel zat. Hij bleek koorts te hebben. Klaagster heeft toen Metacam meegekregen. De kat is vervolgens goed opgeknapt.

3.4. Op 3 oktober 2022 was de uitslag van het bloedonderzoek binnen. De bloedwaarden waren goed. Het enige opvallende was een lichte bloedarmoede. De paraveterinair heeft aangegeven dat een hartecho kan worden gemaakt om de oorzaak van het hartruisje te achterhalen.

3.5. Klaagster heeft op 5 oktober 2022 om 8:04 uur gebeld naar de dierenartsenpraktijk van beklaagden. Beklaagde sub 1 heeft de telefoon opgenomen. Beklaagde sub 1 werkte die dag op de vestiging van de dierenartsenpraktijk in A. Op die vestiging was die dag geen dierenarts aanwezig. Klaagster heeft aangegeven dat het niet goed ging met haar kat en dat ze daarom een spoedecho van het hart wilde. Beklaagde sub 1 heeft haar het telefoonnummer van U in B gegeven waar (spoed)echo’s kunnen worden gemaakt.

3.6. Klaagster heeft om 9:25 uur naar U gebeld om te vragen naar de mogelijkheden voor een spoedecho van het hart van de kat. Door een medewerker van het U is aangegeven dat klaagster een doorverwijzing van haar eigen dierenarts nodig heeft om een spoedecho te laten maken.

3.7. Klaagster heeft om 9:31 uur naar de dierenartsenpraktijk van beklaagden gebeld. Ze heeft nogmaals aan beklaagde sub 1 aangegeven dat ze een spoedecho wil, omdat het niet goed ging met haar kat. Ze heeft verteld dat de kat niet eet en niet loopt. Beklaagde sub 1 heeft aangegeven dat hij haar verzoek zal voorleggen aan een dierenarts. Beklaagde sub 1 heeft telefonisch contact gehad met beklaagde sub 2. Zij was die dag werkzaam op de vestiging in C. Beklaagde sub 1 heeft aan beklaagde sub 2 aangegeven dat klaagster een spoedecho wilde, omdat haar kat slechter eet en rustiger is dan normaal. Beklaagde sub 2 heeft op basis van deze informatie doorgegeven aan beklaagde sub 1 dat het verstandig is om de kat vandaag nog te zien, maar dat het geen spoed heeft.

3.8. Klaagster heeft om 10:31 uur wederom telefonisch contact opgenomen met beklaagde sub 1. Klaagster heeft in dit gesprek aangegeven dat ze zich erg veel zorgen maakt om haar kat en dat ze bang is dat haar kat het niet gaat redden.

3.9. Beklaagde sub 1 heeft om 10:47 uur contact opgenomen met klaagster. Hij heeft aangegeven dat klaagster om 14:00 uur terecht kan bij de vestiging in C.

3.10. Klaagster heeft om 11:47 uur weer telefonisch contact opgenomen met beklaagde sub 1. Ze heeft in dit gesprek huilend aangegeven dat haar kat nergens meer op reageerde. Beklaagde sub 1 heeft aangegeven dat klaagster meteen naar de vestiging in C moest komen.

3.11. Beklaagde sub 2 heeft de kat bij aankomst onderzocht op de praktijk in C. Ze heeft klaagster geadviseerd om de kat te laten euthanaseren. Klaagster wilde de kat echter alle kansen geven. Beklaagde sub 2 heeft de kat vervolgens in het opnamehok geplaatst, aan het infuus gelegd en dexamethason gegeven. Dit heeft echter niet geholpen. De kat is om 13:40 uur geëuthanaseerd.

4. HET VERWEER

Beklaagden hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

Ten aanzien van beklaagde sub 1 (zaaknummer 2022/80)

5.1. Beklaagde sub 1 wordt verweten dat hij de zorgen van klaagster over haar kat niet serieus heeft genomen. Specifiek geldt deze klacht vanaf het tweede telefoongesprek dat op 5 oktober 2022 om 9:31 uur heeft plaatsgevonden, omdat beklaagde sub 1 klaagster niet heeft teruggebeld over de spoedecho.

5.2. In het geding is de vraag of beklaagde sub 1 tekort is geschoten in de zorg die hij als paraveterinair had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren.

5.3. Het college oordeelt als volgt. Klaagster heeft tijdens de telefoongesprekken op 5 oktober 2022 meerdere malen aangegeven dat het niet goed ging met haar kat. Beklaagde sub 1 heeft tijdens deze gesprekken geen anamnese afgenomen om een beter beeld te krijgen van de gezondheidstoestand van de kat. Het college is van oordeel dat beklaagde sub 1 had moeten doorvragen naar de klachten van de kat om te kunnen inschatten welke vervolghandelingen nodig waren. Dit heeft beklaagde sub 1 echter nagelaten. Daarnaast is het college van oordeel dat beklaagde sub 1 op basis van het telefoongesprek om 10:31 uur, al dan niet in overleg met een dierenarts, een spoedafspraak had moeten aanbieden. Klaagster heeft tijdens dit gesprek aangegeven dat ze bang is dat haar kat het niet zal redden. Beklaagde sub 1 had, gelet op de ernst van de bewoordingen van klaagster, niet zelfstandig mogen beslissen dat een spoedafspraak niet nodig was. Beklaagde sub 1 heeft, zonder opnieuw te overleggen met een dierenarts, een consult aangeboden om 14:00 uur wat, gelet op de inhoud van het telefoongesprek om 10:31 uur, onvoldoende was om passende hulp aan te bieden. Beklaagde sub 1 heeft slechts administratief gehandeld. In zoverre is beklaagde sub 1 tekort geschoten in de zorg die hij als paraveterinair had behoren te betrachten.

5.4. Samenvattend kan beklaagde sub 1 worden verweten dat hij onvoldoende heeft doorgevraagd naar de klachten van de kat en dat hij tijdens het telefoongesprek om 10:47 uur heeft nagelaten een spoedafspraak aan te bieden zonder (opnieuw) te overleggen met beklaagde sub 2. De onder onderdeel 6 genoemde maatregel wordt daarom door het college passend en geboden geacht.

Ten aanzien van beklaagde sub 2 (zaaknummer 2023/8)

5.5. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klaagster, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2. van de Wet dieren. Bij de beoordeling van de klacht geldt als uitgangspunt dat de in het veterinair tuchtrecht te toetsen zorgvuldigheidsnorm niet zo streng is dat alleen de meest optimale diergenees kundige zorg voldoet. De maatstaf is dus niet of het veterinair handelen van beklaagde beter had gekund, maar of zij in de specifieke omstandigheden van het geval en in retrospectief bezien, als redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot is opgetreden.

5.6. Beklaagde sub 2 wordt verweten dat zij haar verantwoordelijkheid niet heeft genomen om te zorgen dat de dierenartsenpraktijk op 5 oktober 2022 werd bezet door het juiste personeel. Ter zitting heeft klaagster bevestigd dat zij geen klachten heeft over het consult in de middag van 5 oktober 2022. Door het college kunnen alleen klachten inhoudelijk worden behandeld die zien op het diergeneeskundig handelen of nalaten van een dierenarts. Hier wordt geklaagd over een keuze die is gemaakt op managementniveau. Beklaagde sub 2 is en blijft slechts verantwoordelijk voor de diergeneeskundige zorg aan een dier, ongeacht de keuzes die op managementniveau worden gemaakt. Over de diergeneeskundige zorg die beklaagde sub 2 heeft verricht in de middag van 5 oktober 2022 wordt niet geklaagd, zodat dit deel van de klacht niet kan slagen.

5.7. Beklaagde sub 2 wordt tevens verweten dat zij de zorgen van klaagster over haar kat niet serieus heeft genomen.

5.8. Het college oordeelt als volgt. Beklaagde sub 1 heeft op 5 oktober 2022 rond 9:30 uur contact opgenomen met beklaagde sub 2 om te overleggen over het verzoek van klaagster om een spoedecho. Beklaagde sub 1 heeft doorgegeven dat klaagster een spoedecho wil, omdat de kat rustiger was dan normaal en slechter at. Beklaagde sub 2 heeft op basis van deze informatie beoordeeld of een spoedecho dan wel een spoedconsult nodig was. Op basis van de informatie die beklaagde sub 2 van beklaagde sub 1 heeft doorgekregen was er naar het oordeel van het college geen reden voor beklaagde sub 2 om anders te handelen dan ze heeft gedaan. Uit de informatie die beklaagde sub 1 aan beklaagde sub 2 heeft doorgegeven blijkt namelijk niet dat de gezondheidstoestand van de kat dermate slecht was dat een spoedconsult noodzakelijk was.

5.9. Voor zover nog over andere kwesties is geklaagd, vallen deze verwijten ofwel buiten de reikwijdte van het tuchtrecht, ofwel zijn deze niet komen vast te staan, dan wel van onvoldoende gewicht om er tuchtrechtelijke consequenties aan te moeten verbinden.

6. DE BESLISSING

Het college:

In de zaak met nummer 2022/80 tegen beklaagde sub 1;

verklaart de klacht gegrond;

geeft beklaagde daarvoor een waarschuwing, als bedoeld in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel a, van de Wet dieren.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door de voorzitter, en door de leden-dierenartsen en uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2025.

In de zaak met nummer 2023/8 tegen beklaagde sub 2;

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door de voorzitter, en door de leden-dierenartsen en uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2025.