ECLI:NL:TDIVTC:2025:10 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2024/12
ECLI: | ECLI:NL:TDIVTC:2025:10 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-02-2025 |
Datum publicatie: | 25-06-2025 |
Zaaknummer(s): | 2024/12 |
Onderwerp: | Honden, subonderwerp: - |
Beslissingen: | Ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Hond. Beklaagde wordt verweten, samengevat en zakelijk weergegeven, dat hij met betrekking tot de hond van klager, die naar achteraf is vastgesteld meest waarschijnlijk necrotiserende fasciitis had, in zijn onderzoek, diagnosestelling en behandeling is tekortgeschoten en de hond niet tijdig heeft verwezen naar een tweedelijnskliniek. [ongegrond ] |
HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Uitspraak in de zaak van
X., klager,
tegen
dierenarts Y., beklaagde.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1. DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer en de repliek. Beklaagde heeft bericht af te zien van het indienen van een akte van dupliek. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2024. Daarbij waren zowel klager met zijn partner als beklaagde aanwezig. Na de zitting is uitspraak bepaald.
2.DE KLACHT
Beklaagde wordt verweten, samengevat en zakelijk weergegeven, dat hij met betrekking tot de hond van klager, die naar achteraf is vastgesteld meest waarschijnlijk necrotiserende fasciitis had, in zijn onderzoek, diagnosestelling en behandeling is tekortgeschoten en de hond niet tijdig heeft verwezen naar een tweedelijnskliniek.
3.DE VOORGESCHIEDENIS
3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klager, een kooiker met de naam Z, geboren op 29 november 2018.
3.2. Op dinsdag 7 november 2023 is van de zijde van klager naar de praktijk van beklaagde gebeld omdat de hond twee maanden na haar laatste loopsheid weer uitvloeiing had c.q. bloed verloor. Er is een afspraak gemaakt voor een consult op vrijdag 10 november 2023.
3.3. Tijdens het consult op 10 november 2023 dacht beklaagde na zijn klinisch onderzoek aan gespleten loopsheid. Beklaagde heeft geadviseerd een controle-echo te laten maken van de eierstokken en baarmoeder met het oog op een eventuele sterilisatie dan wel om daarmee te wachten tot de volgende loopsheid en in overweging gegeven om dit binnen de familie te bespreken.
3.4. Op zondag 12 november 2023 heeft een consult plaatsgevonden bij de dienstdoende dierenarts omdat de hond thuis lag te rillen en trillen onder de bank. Deze dierenarts heeft geconstateerd dat de rug erg gevoelig en bij aanraking pijnlijk voor de hond was. Er zijn NSAID’s voorgeschreven, met het advies om, als het na enkele dagen niet beter zou gaan, weer contact op te nemen met de eigen dierenarts (beklaagde).
3.5. Op maandag 13 november 2023 heeft de partner van klager naar de praktijk van beklaagde gebeld en verslag gedaan van het bezoek aan de weekenddierenarts en aan de assistente verzocht om een echo te laten maken. Beklaagde heeft na lezing van het verslag van de weekenddierenarts met klaagster telefonisch contact gehad en aangegeven dat de hond mogelijk een trauma had en zich ergens aan kon hebben gestoten. Er is een afspraak voor een consult ingepland voor woensdag 15 november 2023.
3.6. Op dinsdag 14 november 2023 is een video-opname naar beklaagde toegestuurd om aan te geven dat de hond vreemd liep. Op woensdag 15 november 2023 heeft de partner van klager in de ochtend naar de praktijk gebeld omdat de hond hijgde, koud aanvoelde, niet kon lopen, niet wilde eten maar wel dronk. Conform afspraak is de zoon van klager met de hond op consult geweest. Beklaagde heeft geconstateerd dat de hond beter liep en heeft bij zijn klinisch onderzoek een zwelling onder de laatste ribben gesignaleerd. Beklaagde is uitgegaan van een stoottrauma (kneuzing) en heeft de dosering Carprodyl verhoogd.
3.7. Op donderdag 16 november 2023 heeft klager naar de praktijk gebeld omdat de hond zich rondom de zwelling tot bloedens toe had gebeten en er een rode en zwarte huid zichtbaar was. Er is een consult ingepland om 12:00 uur. Beklaagde heeft vastgesteld dat de hond geen koorts had. Hij heeft haren rondom de wond c.q. necroseplek weggeknipt en bij inspectie ervan geconcludeerd dat de huid deels was afgestorven en dat er weer nieuwe huid zichtbaar is. Er is een antibioticumzalf voorgeschreven.
3.8. In de middag heeft er weer een consult bij beklaagde plaatsgevonden, omdat er vocht uit de necroseplek kwam. Beklaagde heeft vastgesteld dat er onderaan die plek een klein gaatje was ontstaan, waar vocht uitliep wat op de onderzoekstafel niet meer nadruppelde. Met klager is afgesproken opnieuw contact op te nemen bij verslechtering en beklaagde heeft toegelicht wanneer hij of collega’s de dagen daarna dienst hadden.
3.9. Op vrijdag 17 november 2023 werd de wond erger en omdat op zaterdag 18 november 2023 de achterpoot van de hond plotseling verdikt was en er een tweede wond op de huid verscheen, is door klager contact opgenomen met de dienstdoende dierenarts die na onderzoek de mogelijkheid van een bloedstollingprobleem opperde.
3.10. Tijdens de dienst van beklaagde op zondag 19 november 2023 is er telefonisch contact geweest tussen partijen en heeft beklaagde op verzoek een verwijzing geregeld naar het dierenziekenhuis in A, waar bloed bij de hond is afgenomen, de buik is geschoren en afgestorven huid is verwijderd. Daar zijn twee grote open necroseplekken op de huid waargenomen en een verdikte achterpoot. Er is een antibioticum voorgeschreven, de wonden zijn schoongemaakt en verbonden en voorgesteld is om de volgende dag contact op te nemen met beklaagde om te beoordelen of hij de wonden kon opfrissen. Klager en zijn familie wensten niet meer terug te gaan naar beklaagde en de hond is die middag naar het dierenziekenhuis in B gebracht. Klager is in de avond geïnformeerd over de situatie, die zorgelijk was, waarbij de wonden waren verergerd. Beklaagde had intussen na raadpleging van literatuur via het internet gevonden dat er mogelijk sprake kan zijn van necrotiserende fasciitis (hierna ook: NF). Vanuit het dierenziekenhuis B is er contact geweest met W in C en is geconcludeerd dat er meest waarschijnlijk sprake was van NF, maar dat ook panniculitis / vasculitis niet werd uitgesloten als oorzaak van de ziekteverschijnselen.
3.11. Op maandag 20 november 2023 is klager gecontacteerd door een chirurg van het dierenziekenhuis B, die aangaf dat een behandeltraject langdurig, pijnlijk, intensief en stressvol voor de hond zou zijn, met een geringe overlevingskans en dat ook rekening moest worden gehouden met het uitvallen van organen en aangetaste gewrichten. Er is geadviseerd tot euthanasie, waarmee klager en zijn familie hebben ingestemd. Vanwege de verdenking op NF is de hond in het dierenziekenhuis geëuthanaseerd, waarbij klager en zijn familie in verband met het besmettingsgevaar in beschermende kleding aanwezig waren.
3.12. Vanaf maandag 20 november 2023 is er door beklaagde getracht telefonisch en per e-mail contact met klager en zijn familie te krijgen. Beklaagde heeft vervolgens per e-mail nog vragen van klager en zijn familie beantwoord, echter niet tot hun tevredenheid. Op enig moment hierna is klager deze tuchtprocedure gestart. De klacht komt er op neer dat beklaagde geen pro-actieve houding heeft aangenomen, de klachten (wonden, bloeduitstortingen en afwijkend (loop)gedrag) heeft gebagatelliseerd, onvoldoende onderzoek heeft verricht, de diagnose NF heeft gemist en in plaats daarvan is blijven volharden in een verkeerde diagnose (stootletsel), waarbij is nagelaten om de hond eerder te verwijzen naar een tweedelijnskliniek.
4. HET VERWEER
Op het door beklaagde gevoerde verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.
5. DE BEOORDELING
5.1. In het geding is de vraag of beklaagde is tekortgeschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klager, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen, of dat hij anderszins is tekortgeschoten in de uitoefening van zijn beroep, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren. Naar vaste jurisprudentie wordt bij de beoordeling van die vraag niet getoetst of de meest optimale zorg is verleend, De maatstaf is dus niet of het handelen van beklaagde beter had gekund, maar of hij als redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot is opgetreden.
5.2. Voor zover beklaagde wordt verweten dat hij zich niet empathisch heeft getoond na het overlijden van de hond betreft dit een communicatieve kwestie die buiten de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht valt. Dit klachtonderdeel wordt buiten de beoordeling gelaten.
5.3. Het college zal de consulten en contacten die er bij en met beklaagde zijn geweest achtereenvolgens bespreken.
5.4. Tijdens het telefonisch contact op 7 mei 2023 is een afspraak gemaakt voor een consult enkele dagen later, op vrijdag 10 mei 2023. Beklaagde heeft overigens gesteld wel een eerder consult te hebben aangeboden maar dat klager zelf nog wilde wachten. Hoe het ook zij, gelet op de beschreven gezondheidssituatie van de hond op dat moment acht het college niet verwijtbaar dat het consult voor enkele dagen later is ingepland. De hond had weliswaar (weer) uitvloeiing die stonk, maar was er niet ziek van en at, dronk, was levendig en had geen diarree.
5.5. Tijdens het consult op 10 november 2023 heeft beklaagde de hond klinisch onderzocht waarbij de lichaamstemperatuur is gemeten en de vulva is gecontroleerd. Beklaagde dacht aan gespleten loopsheid althans een tweede loopsheid die op zijn eind leek te zijn. De lichaamstemperatuur was iets verhoogd en er waren uitwendig geen afwijkingen noch bijzonderheden met betrekking tot de (nog minimale) uitvloeiing uit de vulva. Er is gesproken over het maken van een echo, naar beklaagde heeft gesteld met het oog op een eventuele sterilisatie die enkele maanden later zou kunnen plaatsvinden. Beklaagde heeft aangegeven dat daarmee ook kon worden gewacht tot de volgende loopsheid en in overweging gegeven om dit binnen de familie te bespreken. Nu er geen aanwijzingen waren voor een baarmoederontsteking, die overigens ook door andere nadien bij de behandeling van de hond betrokken dierenartsen niet is gediagnosticeerd, in combinatie met de afwezigheid van klinisch verontrustende verschijnselen (nauwelijks afscheiding meer te zien, vulva al kleiner, geen PUPD, ontlasting niet afwijkend, geen koorts of bijzonderheden bij buikpalpatie), is naar het oordeel van het college tuchtrechtelijk niet verwijtbaar geweest dat er door beklaagde op dat moment niet direct is besloten tot of aangedrongen op een echo.
5.6. Op zondag 12 november 2023 is van de zijde van klager contact opgenomen met de dienstdoende dierenarts omdat de hond lag te rillen en trillen onder de bank. De dienstdoend dierenarts heeft geconstateerd dat de rug bij aanraking pijnlijk voor de hond was, aan de rechterflank lateraal juist achter de laatste rib, maar er was geen zwelling of verwonding te ontdekken. Er werd gedacht aan een trauma of een gescheurd spiertje door overbelasting. Er is rust geadviseerd en er zijn NSAID’s voorgeschreven met de instructie om, als het na enkele dagen niet beter zou gaan, contact op te nemen met de eigen dierenarts (beklaagde). De dienstdoend dierenarts heeft dus geen tekenen van een baarmoederontsteking vastgesteld; enkel rugpijn zonder een zwelling of verwonding.
5.7. Op maandag 13 november 2023 heeft de partner van klager naar de praktijk van beklaagde gebeld en verslag gedaan van het bezoek aan de weekenddierenarts en de assistente verzocht om een echo te laten maken, naar het college uit de stukken heeft begrepen om te bezien of er toch geen sprake was van een baarmoederontsteking. Beklaagde heeft na het lezen van het verslag van de dienstdoende dierenarts met klaagster telefonisch contact gehad en aangegeven dat de hond zich mogelijk ergens aan kon hebben gestoten, maar de familie van klager kon niet bedenken of dit het geval was geweest. Als het relaas van beklaagde wordt gevolgd dan is er een consult aangeboden maar wilde klager het nog een dag afwachten, ook omdat de weekenddierenarts dit had geadviseerd. Er is een afspraak gemaakt voor een consult op woensdag 15 november 2023. Dat beklaagde niet direct tot een echo heeft besloten omdat hij de hond eerst zelf graag wilde zien acht het college onder de gegeven omstandigheden verdedigbaar, ook omdat er geen aanwijzingen voor een baarmoederontsteking waren gebleken.
5.8. Op dinsdag 14 november 2023 is een video-opname naar beklaagde toegestuurd ter voorbereiding op het consult dat de volgende dag zou plaatsvinden en om te laten zien dat de hond vreemd liep. Beklaagde heeft de beelden bekeken en geconstateerd dat de hond traag sjokkend aan de riem liep, hetgeen paste bij bewegingspijn. Op woensdag 15 november 2023 heeft de partner van klager in de ochtend naar de praktijk gebeld omdat de hond hijgde, koud aanvoelde, niet kon lopen, niet wilde eten maar wel dronk. Conform de voor die dag reeds gemaakte afspraak is de zoon van klaagster met de hond naar de praktijk gekomen. Beklaagde heeft geconstateerd dat de hond beter liep –met de staart omhoog- dan op de hem een dag eerder toegestuurde video-opname te zien was. Verder had de hond in de ochtend wat gegeten en plaste ze in een redelijk goede houding. Per saldo was er uitwendig alleen sprake van een zwelling c.q. hematoom rechts onder de laatste ribben, die weliswaar pijnlijk was, maar niet warm aanvoelde en die de bewegingspijn kon verklaren. Hiervan uitgaande is naar het oordeel van het college verdedigbaar geweest dat beklaagde qua waarschijnlijkheidsdiagnose is blijven uitgaan van een stoottrauma (een kneuzing) en niet van een infectie en heeft besloten de dosering pijnmedicatie (Carprodyl) te verhogen, met de bedoeling om de zwelling vanzelf te laten genezen. Uit de stukken volgt dat de hond hierna thuis op de bank sprong en achter een kat aanging, met de aantekening dat de hond extra pijnstilling had gekregen, en dat de familie van klager, op zoek naar een verklaring, niet uitsloot dat de hond zich kon hebben gestoten aan een scherpe hoekpunt van een tafel.
5.9. Op donderdag 16 november 2023 heeft klager naar de praktijk gebeld omdat de hond zich rond de zwelling tot bloedens toe had gebeten en er een rode en zwarte huid zichtbaar is. Tijdens een consult om 12:00 uur heeft beklaagde vastgesteld dat de hond geen koorts heeft, maar dat er wel een haarloze bloederige (necrose)plek van circa een decimeter in doorsnee was ontstaan achter de al bestaande zwelling op de ribben, welke initiële zwelling niet was veranderd. Beklaagde heeft vastgesteld dat er op de randen van deze necroseplak een actieve afstoting bezig was. Hij heeft langs de randen haren weggeknipt en bij inspectie van de wond geconcludeerd dat de huid deels was afgestorven en dat er weer nieuwe gezonde huid zichtbaar was. Dat het gehele onderlijf blauw verkleurd was is door beklaagde betwist en daarover bestaat tegenspraak. Dat beklaagde dacht aan een afstotingsproces van de huid en de wond bij voorkeur aan de lucht wilde laten drogen en genezen is naar het oordeel van het college verdedigbaar geweest. De keuze om de hond geen kap of rompertje om te doen is op zichzelf voldoende beargumenteerd, waaraan niet afdoet dat hij nadien heeft kunnen waarderen dat klager zelf de hond loszittende t-shirts heeft omgedaan. Er is een antibioticumzalf (Clindacutin) voorgeschreven om te smeren rondom de wond. Als wordt uitgegaan van het door beklaagde beschreven klinische beeld is niet onbegrijpelijk geweest dat er door beklaagde werd gedacht aan een afstervende huid en dat zich weer nieuwe huid zou vormen.
5.10. Met betrekking tot het consult in de middag in verband met het feit dat er vocht uit de wond kwam, heeft beklaagde opnieuw onderzoek verricht en vastgesteld dat er onderaan de necroseplek een klein gaatje was ontstaan waar vocht uitliep, wat op de onderzoekstafel niet meer nadruppelde. De necroseplek was platter en het restant vocht was waterig en stonk niet. Het college acht verdedigbaar dat beklaagde ervan uit ging dat er sprake was van een verder loslatende huid als onderdeel van het genezingsproces en dat het heldere niet stinkende vocht niet wees op een ontsteking. Gelet op de tegenspraak daarover is voor het college niet komen vast te staan dat de hond die middag erg ziek was. Daarvan uitgaande kan het college de keuze van beklaagde om af te wachten volgen, waarbij is aangegeven dat hij of collega’s in de daarop volgende dagen beschikbaar waren voor contact.
5.11. Het verdere verloop, te weten het bezoek van klager aan de weekenddierenarts op zaterdag 18 november 2023 en de doorverwijzing naar het dierenziekenhuis A en vervolgens naar Waalwijk op zondag 19 november 2023 is hiervoor onder 3.10 en 3.11 beschreven. Het door de weekenddierenarts vermoede bloedstollingprobleem is overigens niet vastgesteld, maar uiteindelijk werd NF het meest waarschijnlijk geacht. Beklaagde heeft gesteld dat hij de defecten in de huid, die in A zijn vastgesteld, voor het eerst zag op de hem door het dierenziekenhuis toegestuurde foto’s.
5.12. Mede gelet op de uiteindelijk afloop is voorstelbaar dat klager en zijn familie, die frequent hun zorgen hebben geuit over de hond, zich op het standpunt stellen dat beklaagde in een eerder stadium meer onderzoek had kunnen en moeten (laten) verrichten. Dit neemt niet weg dat het college heeft te beoordelen of het veterinair handelen van beklaagde binnen de grenzen van de redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Het gehele verloop in retrospectief overziend is voor het college niet komen vast te staan dat beklaagde tekort is geschoten in de uitoefening van zijn beroep, althans niet zodanig dat dit tuchtrechtelijke consequenties zou moeten hebben. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat beklaagde is uitgegaan van een verdedigbare waarschijnlijkheidsdiagnose en dat de beschreven klinisch waarneembare verschijnselen tot en met het laatste consult op 16 november 2023 daarbij pasten. Dat het gehele onderlijf bij de laatste consulten bij beklaagde blauw verkleurd was wordt door beklaagde betwist en is voor het college niet komen vast te staan. Het college wijst er verder op dat NF een zeldzaam voorkomende bacteriële infectie betreft die uiteindelijk eerst in B na raadpleging van een andere specialist als meest waarschijnlijke ziekteoorzaak werd gezien en die zich acuut kan presenteren en zich snel (binnen uren, dagen) kan uitbreiden met diepe wonden. Op zondag 19 november 2023 zijn in het dierenziekenhuis in A de open wonden gebleken, waarvan voor het college niet vast staat dat deze ten tijde van het laatste consult bij beklaagde reeds aanwezig waren en toen reeds gesignaleerd hadden kunnen worden als hij de huid volledig had geschoren of dat deze te voorkomen zouden zijn geweest als de hond een kap of rompertje had gedragen. Ook het feit dat de wonden op zondag en maandag in het ziekenhuis in B, ondanks verzorging, ernstig verder zijn verslechterd geeft de snelheid aan waarmee een infectie als NF zich kan ontwikkelen. Alles bijeengenomen komt het college tot een ongegrondverklaring van de klacht.
6. DE BESLISSING
Het college:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door de voorzitter, en door de leden en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2025.