ECLI:NL:TDIVBC:2025:7 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VBC 2025/02

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2025:7
Datum uitspraak: 10-10-2025
Datum publicatie: 10-10-2025
Zaaknummer(s): VBC 2025/02
Onderwerp: Overige diersoorten
Beslissingen: Verwerpt het beroep
Inhoudsindicatie: Beroep van een stichting tegen een uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege op een klacht tegen een dierenarts. De zaak heeft betrekking op de controle door de dierenarts van een populatie grote grazers in een Natura 2000-gebied. De stichting maakt de dierenarts hierover verschillende verwijten. Het Veterinair Tuchtcollege heeft de klacht in eerste aanleg ongegrond verklaard.

Zaaknummer: Datum uitspraak:

VBC 2025/02 10 oktober 2025

Uitspraak op het beroep van:

Stichting Hart voor Dieren Oostvaardersplassen,

appellante,

gemachtigde mr. A. van Toorn,

tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege van 12 november 2024 in zaaknr. 2022/68

in het geding tussen:

appellante

(klaagster in eerste aanleg)

en

[dierenarts], dierenarts (hierna: de dierenarts),

gemachtigde mr. T.A.M. van Oosterhout.

1. Verloop van de procedure

Bij uitspraak van 12 november 2024 (ECLI:NL:TDIVTC:2024:37) heeft het Veterinair Tuchtcollege de klacht van appellante tegen de dierenarts ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft appellante op 10 januari 2025 beroep ingesteld.


De dierenarts heeft een verweerschrift ingediend.

Het Veterinair Beroepscollege heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 september 2025, waar partijen zijn verschenen. Appellante werd vertegenwoordigd door E.J.E. Nagel en A.G. Versluis, bijgestaan door haar gemachtigde. De dierenarts werd bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld door M. van Egmond en W. Wubben.

2. Voorgeschiedenis


2.1 Het Veterinair Beroepscollege gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.


2.2 Appellante is een dierenwelzijnsorganisatie die ten doel heeft dierenleed in de

Oostvaardersplassen te voorkomen.

2.3 De Oostvaardersplassen zijn ontstaan ten tijde van de drooglegging van de

Flevopolders, ruim 50 jaar geleden. Het kerngebied van de Oostvaardersplassen is ongeveer

5.600 hectare groot. Het gebied bestaat uit diverse landschapstypen, zoals moeras en nat en

droog grasland. Het kerngebied is op grond van de Wet natuurbescherming (thans: de Omgevingswet) aangewezen als Natura 2000-gebied en wordt als zodanig beheerd door Staatsbosbeheer. In het gebied zijn de zogenoemde grote grazers (Heckrunderen, Konikpaarden en edelherten) geïntroduceerd tussen 1983 en 1992, te weten 32 Heckrunderen, 20 Konikpaarden en 57 edelherten. Tijdens de telling van oktober 2021 zijn 380 Heckrunderen, 280 Konikpaarden en 1.900 edelherten geteld. Na deze telling zijn 46 Heckrunderen uit het gebied gehaald. In maart 2022 zijn er 334 Heckrunderen geteld.

2.4 De dierenarts kreeg medio 2018 verzoeken van Staatsbosbeheer en actievoerders om

veterinaire bijstand van grote grazers in de Oostvaardersplassen en aangrenzende

gebieden. De dierenarts was voor 2018 niet werkzaam geweest in de Oostvaardersplassen.

2.5 De dierenarts controleert met regelmaat in opdracht van Staatsbosbeheer de populatie grote grazers in de Oostvaardersplassen. De frequentie van deze bezoeken varieert en gaat in de winterperiode en bij strengere omstandigheden omhoog. Hij rijdt dan samen met de kuddebeheerder in een terreinauto door het gebied. De dierenarts voert de controles op afstand uit, al dan niet met behulp van een verrekijker. De dierenarts stelt tijdens deze controles de individuele BCS (Body Condition Score) van de Heckrunderen vast. Hij doet dit steekproefsgewijs waarbij hij gemiddeld 70% van de populatie Heckrunderen scoort. Tevens worden minimaal één keer per jaar elf tot twaalf Heckrunderen voor sectie naar de Gezondheidsdienst voor dieren gebracht. De sectieverslagen daarvan worden door de dierenarts meegenomen in zijn advisering.

2.6 De BCS-methode kent een schaal van 1 tot en met 5, waarbij een score 1 betekent dat een

dier te dun is en een score 5 dat een dier te dik is. De afspraak met Provincie Flevoland is

dat bij een gemiddelde BCS van 2 de Heckrunderen worden bijgevoerd. Afhankelijk van de omstandigheden adviseert de dierenarts soms ook bij een hogere BCS tot bijvoeren.

2.7 In de jaren 2021 en 2022 zijn de Heckrunderen op advies van de dierenarts bijgevoerd.

3. Procedure in eerste aanleg


De klacht
3.1 Appellante heeft de dierenarts in eerste aanleg, samengevat en zakelijk weergegeven, verweten dat hij:

  1. ernstige dierenmishandeling faciliteert van de Heckrunderen op de

Oostvaardersplassen door hen te onthouden van voedsel in met name de winter;

  1. de BCS van de Heckrunderen vaststelt op afstand, al dan niet met behulp van een verrekijker;
  2. niet of te laat advies geeft over het bijvoeren van de Heckrunderen in de winter;
  3. een groot aantal Heckrunderen bij het vaststellen van de BCS niet beoordeelt dan wel weglaat in de rapportage waarin de BCS wordt verwerkt;
  4. een gemiddelde BCS toepast;
  5. de vegetatie van het kerngebied slecht beoordeelt;
  6. het rapport van rundvee-specialist [naam] met daarin aanbevelingen heeft genegeerd;
  7. in slechts drie uur tijd de BCS van 300 Heckrunderen, 300 Konikpaarden en 2.500 edelherten in een gebied van 1.100 hectaren scoort.

De beslissing van het Veterinair Tuchtcollege
3.2 Het Veterinair Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de dierenarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en heeft de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard.

4. Gronden van beroep en verweer

Beroepsgronden
4.1 Appellante stelt zich op het standpunt dat het Veterinair Tuchtcollege ten onrechte heeft

geoordeeld dat de dierenarts niet onzorgvuldig heeft gehandeld ten opzichte van de Heckrunderen.

Volgens appellante heeft de dierenarts wel degelijk onzorgvuldig gehandeld. De verwijten van appellante aan de dierenarts kunnen – zoals ter zitting besproken – als volgt worden samengevat:

  • het hanteren van een ondeugdelijk systeem voor de meting van de BCS van de Heckrunderen;
  • het ten onrechte onthouden van het advies om deze runderen bij te voeren.

4.2 Appellante verzoekt het Veterinair Beroepscollege om de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege te vernietigen, het beroep gegrond te verklaren en de dierenarts alsnog tuchtrechtelijk te veroordelen.

Verweer

4.3 De dierenarts meent dat het Veterinair Tuchtcollege op basis van een heldere en

draagkrachtige motivering tot het oordeel is gekomen dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hij stelt zich dan ook op het standpunt dat het beroep van appellante moet worden verworpen en de beslissing dat hij niet tuchtrechtelijk heeft gehandeld moet worden bevestigd.

5. Beoordeling van het beroep

Het toetsingskader

    1. Beoordeeld dient te worden of het Veterinair Tuchtcollege terecht heeft geoordeeld dat de

dierenarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dat kader acht het Veterinair Beroepscollege allereerst van belang te bepalen of de Heckrunderen van de Oostvaardersplassen al dan niet als gehouden dieren kunnen worden aangemerkt. Uit artikel 1.2, eerste lid, van de Wet dieren volgt namelijk dat het welzijnsbegrip en overige bepalingen van de Wet dieren enkel zien op gehouden dieren, tenzij anders is bepaald.

5.2 Net als het Veterinair Tuchtcollege is het Veterinair Beroepscollege van oordeel dat de Heckrunderen in de Oostvaardersplassen geen gehouden dieren zijn. Daartoe acht het Veterinair Beroepscollege (in navolging van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in onder meer de uitspraak van 20 september 2022, ECLI:NL:CBB:2022:622) van doorslaggevend belang dat er bij de Heckrunderen geen volledige beschikkingsmacht van de mens is. De in artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren opgenomen plicht tot verzorging van gehouden dieren, zoals onder andere nader uitgewerkt in artikel 1.7, aanhef en onder e, van het Besluit houders van dieren, is om die reden niet van toepassing. Het Veterinair Tuchtcollege heeft dan ook terecht geoordeeld dat voor de Heckrunderen een breder welzijnsbegrip geldt. Dat neemt niet weg dat de runderen leven in een aangewezen en begrensd natuurgebied. Voor Staatsbosbeheer als beheerder geldt de verantwoordelijkheid om toe te zien op het welzijn van de runderen. In dat licht moet ook de zorgplicht van de dierenarts ten opzichte van de runderen worden gezien. Deze zorgplicht is in artikel 4.2, tweede lid, van de Wet dieren expliciet ook ten aanzien van andere dan gehouden dieren van toepassing verklaard. Voor de toetsing door het Veterinair Beroepscollege is daarbij van belang of de dierenarts als een redelijk bekwaam en redelijk handelend dierenarts heeft gehandeld.

Het hanteren van een ondeugdelijk systeem voor de meting van de BCS

    1. Volgens appellante heeft het Veterinair Tuchtcollege ten onrechte geoordeeld dat de

dierenarts de BCS van de Heckrunderen niet onzorgvuldig scoort. In dat verband heeft zij aangevoerd dat de dierenarts het bodyscore systeem hanteert dat wordt gebruikt voor landbouwdieren, terwijl hij dit systeem vervolgens niet correct toepast. Concrete toepassing van het systeem houdt volgens appellante in dat ieder dier individueel wordt beoordeeld en wordt aangeraakt om te bepalen welke BCS aan het dier moet worden toegekend. Als dit niet mogelijk blijkt, moet geconcludeerd worden dat er op dit moment geen goed systeem is om de Heckrunderen in de Oostvaardersplassen te scoren en kan de dierenarts op basis daarvan ook niet zorgvuldig adviseren over de toestand van de dieren.

5.4 Het college volgt appellante niet in haar standpunt dat de BCS-methodiek alleen deugdelijk

kan worden toegepast wanneer hiervoor één-op-één dezelfde werkwijze wordt gehanteerd als binnen de melkveehouderij, waarvoor de methodiek is ontwikkeld. Naast het feit dat dit in de Oostvaardersplassen praktisch onuitvoerbaar is, acht het Veterinair Beroepscollege dit, gelet op de status van de runderen en het daarvoor geldende bredere welzijnsbegrip, ook niet noodzakelijk. Het Veterinair Beroepscollege acht het navolgbaar en acceptabel dat voor de unieke leefomstandigheden van de runderen in de Oostvaardersplassen met overeenkomstige toepassing van de BCS-methode een eigenstandig systeem wordt toegepast waarbij de conditie van de runderen op kuddeniveau wordt beoordeeld en waarbij per controle gemiddeld zo’n 70% van de kudde wordt gezien. Daarbij acht het Veterinair Beroepscollege van belang dat de dierenarts niet op eigen houtje te werk gaat, maar bij zijn rondes regelmatig wordt vergezeld en gecontroleerd door andere dierenartsen en/of door deskundigen van de NVWA. Ook wordt zijn werk regelmatig besproken binnen de veterinaire commissie voor de Oostvaardersplassen. De werkwijze van de dierenarts is hiermee aldus inzichtelijk en wordt kennelijk onderschreven door meer dierenartsen en/of andere deskundigen die zich bezig houden met de voedingstoestand van de Heckrunderen. Naar het oordeel van het Veterinair Beroepscollege kan de dierenarts met zijn wijze van scoren een afdoende beeld verkrijgen van de gemiddelde conditie van de kudde en is dit voldoende in het kader van het toezicht op het welzijn van de runderen.

5.5 Wat betreft het verwijt van appellante dat de verslaglegging van de dierenarts naar aanleiding van de controles zo summier is dat daarmee voor een buitenstaander niet inzichtelijk en toetsbaar is hoe tot de door hem gegeven scores wordt gekomen, acht het Veterinair Beroepscollege van belang dat de verslagen van de dierenarts tot doel hebben om de opdrachtgever te informeren en adviseren. Niet is gebleken dat hiervoor voorschriften zijn vastgesteld, waaraan de dierenarts zich dient te houden. Dat een en ander voor appellante niet geheel inzichtelijk is, maakt deze wijze van verslaglegging dan ook niet ondeugdelijk. Voor zover, gelet op het bepaalde in artikel 4.2 van de Wet dieren, in dit geval over de wijze van verslaglegging kan worden geklaagd, is die naar het oordeel van het Veterinair Beroepscollege niet ondeugdelijk en kan niet worden volgehouden dat de dierenarts daarmee is tekortgeschoten.

Het onthouden van het advies om bij te voeren

5.6 Appellante verwijt de dierenarts dat hij heeft nagelaten te adviseren om dieren met een BCS van 2 of lager bij te voeren.

5.7 Het Veterinair Beroepscollege heeft hiervoor (onder 5.4) al overwogen dat de beoordeling op kuddeniveau navolgbaar en acceptabel is. Daaruit voortvloeiend acht het Veterinair Beroepscollege het eveneens navolgbaar en acceptabel dat het advies tot bijvoeren wordt gekoppeld aan de gemiddelde BCS. Bijvoeren op individueel niveau is, gelet op de leefwijze van de dieren, sowieso niet mogelijk, zoals de dierenarts en Staatsbosbeheer overtuigend hebben toegelicht. Verder kunnen de individuele scores binnen de kudde, meer dan binnen een melkveehouderij, nogal uiteenlopen in verband met geslacht en leeftijd. Ook om die reden acht het Veterinair Beroepscollege het verantwoord dat van een gemiddelde score wordt uitgegaan en dat de laagste score binnen de kudde niet maatgevend wordt geacht.

5.8 Vast staat dat de dierenarts in beginsel adviseert om bij een gemiddelde BCS van 2 of lager bij te voeren. De dierenarts betrekt echter ook andere factoren in zijn advisering, zoals de weersomstandigheden, de terreingesteldheid, de hoeveelheid ganzen in het gebied en het gedrag binnen de kudde. Dit leidt ertoe dat soms bij een hogere gemiddelde BCS dan 2 wordt geadviseerd om bij te voeren. Dit blijkt ook uit de online gepubliceerde verslagen van de werkbezoeken van de dierenarts[1], waarnaar partijen hebben verwezen. Zo heeft de dierenarts bij zijn werkbezoek op 16 maart 2020, bij een gemiddeld BCS van 2,3 geadviseerd:

“De Bcs is de afgelopen twee weken verder gezakt. De hiervoor beschreven, bij de verwachting achterblijvende voedselaanwas beginnen we nu terug te zien in de BcS. Omdat de als gevolg van inundatie en vertrapping beschadigde zode naar verwachting ook meer tijd nodig heeft om zich te herstellen en gezien de zeer grote aantallen ganzen die het graasoppervlak beperken is het advies om op korte termijn te beginnen met bijvoeren en niet te wachten tot de Bcs geheel beneden de twee is gedaald. De ervaring leert dat het, ook na aanvang van bijvoeren, even duurt voordat de daling in BcS is gestopt.”

En bij een gemiddelde BCS van 2,4 op 4 februari 2021:

“Alle dieren zijn actief en alert. De BcS is iets verder gezakt maar is niet in strijd met de verwachting in dit jaargetijde. Vorig jaar is begonnen met bijvoeren bij BcS 2,3 . De dieren zijn toen nog wel iets verder teruggezakt, mede ook omdat het voedselaanbod in 2020 agv de grote groepen ganzen achterbleef met de gebieden buiten de OVP. Ook is het aantal dieren t.o.v. de gestelde doelen nog te hoog. Gelet op de licht dalende BcS en met het vooruitzicht de komende week van een dagenlange, grasmat bedekkende sneeuwlaag, vorst en wind waardoor de dieren minder van het voedselaanbod gebruik kunnen maken is het advies om met bijvoeren te beginnen, om zo te voorkomen dat de BcS te snel en te veel verder daalt.”

Dit laatste advies om bij te voeren is gehandhaafd tot eind mei 2021.

5.9 Uit de verslagen van de dierenarts blijkt naar het oordeel van het Veterinair Beroepscollege van een weloverwogen advisering. Overigens heeft de dierenarts toegelicht dat bij afwijkend gedrag van een individueel dier hieraan extra aandacht wordt besteed, ook al is het niet mogelijk om binnen het gebied van de Oostvaardersplassen afzonderlijk bij te voeren. Al met al is het Veterinair Beroepscollege van oordeel dat het welzijn van de runderen met deze werkwijze voldoende is gewaarborgd.

Slotsom
5.10 Voorgaande overwegingen leiden tot de slotsom dat het Veterinair Tuchtcollege terecht heeft overwogen dat de dierenarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het beroep wordt verworpen.


6. Beslissing

Het Veterinair Beroepscollege verwerpt het beroep.

Aldus gewezen op 10 oktober 2025 door mr. E.A. Minderhoud (voorzitter), mr. J.L.W. Aerts en

mr. J.D. Streefkerk (jurist-leden), drs. J.G. van Schaik en drs. W.A. Breukers (dierenarts-leden), in tegenwoordigheid van mr. M.D. Moeke als secretaris.

mr. E.A. Minderhoud mr. M.D. Moeke

Voorzitter Secretaris