ECLI:NL:TAHVD:2025:93 Hof van Discipline 's Gravenhage 240257

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2025:93
Datum uitspraak: 30-05-2025
Datum publicatie: 05-06-2025
Zaaknummer(s): 240257
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Klager heeft bij de raad van de orde een verzoek ingediend tot inschrijving op het tableau zoals bedoeld in artikel 2 Advw. De raad van de orde heeft geweigerd dit verzoek in behandeling te nemen op grond van artikel 2 lid 9 Advw. Klager heeft tegen deze beslissing beklag ingediend bij het hof. Tegen het buiten behandeling laten van een verzoek tot inschrijving binnen de termijn van artikel 2 lid 9 Advw staat, anders dan bij een weigering om een verzoek tot inschrijving in behandeling te nemen op grond van het bepaalde in artikel 4 lid 1 Advw, echter niet de mogelijkheid van beklag open. Het hof verklaart het beklag dan ook niet-ontvankelijk.

Beslissing van 30 mei 2025
in de zaak 240257


naar aanleiding van het beklag op grond van artikel 5 Advocatenwet van:


klager

tegen:

de Raad van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Midden-Nederland

de raad van de orde

1 HET BEKLAG

1.1 Klager heeft bij de raad van de orde in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de raad van de orde) een verzoek ingediend tot inschrijving op het tableau als advocaat zoals bedoeld in artikel 2 Advocatenwet (Advw). De raad van de orde heeft in de beslissing van 6 september 2024 geweigerd dit verzoek in behandeling te nemen op grond van artikel 2 lid 9 van de Advw. Klager heeft op 16 september 2024 een beklag tegen de beslissing van de raad van de orde ingediend bij het hof.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het hof heeft kennisgenomen van:
- een e-mail van 16 september 2024, met daarbij gevoegd het beklagschrift met bijlagen,
- het verweer van de raad van de orde.

2.2 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 4 april 2025. Daar zijn klager en mr. [naam], lid van de raad van de orde, verschenen.

3 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1 Klager is als advocaat ingeschreven op 31 augustus 2019.

3.2 Op 30 november 2022 heeft klager, nadat een eerder verzoek om verlenging van 4 maanden was toegewezen, aan de raad van de orde verzocht zijn stage nogmaals te verlengen.

3.3 In een beslissing van 3 januari 2023 heeft de raad van de orde het verzoek tot verlenging afgewezen. Het is de raad van de orde niet gebleken dat klager over onvoldoende praktijkervaring beschikt.

3.4 Op 22 augustus 2023 is klager van het tableau geschrapt wegens het niet behalen van de beroepsopleiding binnen de daarvoor gestelde termijn. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend.

3.5 Op 8 november 2023 heeft klager de raad van de orde verzocht om wederom ingeschreven te worden als advocaat op het tableau.

3.6 In een beslissing van 21 december 2023 heeft de raad van de orde het verzoek tot inschrijving als advocaat niet in behandeling genomen omdat klager de termijn van vijf jaar waarbinnen niet een nieuw verzoek kan worden ingediend, niet in acht heeft genomen.

3.7 Het beklag op grond van artikel 5 Advw tegen deze beslissing is bij beslissing van 2 augustus 2024 niet-ontvankelijk verklaard omdat klager zijn beklag niet binnen de beklagtermijn van gronden heeft voorzien (gepubliceerd op tuchtrecht.nl onder ECLI:NL:TAHVD:2024:273).


4 HET VERZOEK EN DE WEIGERING

4.1 Klager heeft op 5 augustus 2024 de raad van de orde opnieuw verzocht om inschrijving als advocaat op het tableau.

4.2 In de beslissing van 6 september 2024 heeft de raad van de orde geweigerd het verzoek tot inschrijving in behandeling te nemen. De raad heeft daartoe overwogen dat uit artikel 4 Advw volgt dat de raad van de orde een beëdigingsverzoek kan weigeren indien de verzoeker geschrapt is op grond van artikel 8c lid 1 onderdeel c Advw en het verzoek wordt ingediend binnen de door de Algemene Raad bepaalde termijn van vijf jaar. Klager is op 22 augustus 2023 geschrapt van het tableau en heeft binnen één jaar (opnieuw) een verzoek tot beëdiging ingediend. De raad van de orde heeft daarom op grond van artikel 4 lid 1 sub c Advw geweigerd het verzoek in behandeling te nemen. In zijn verweer tegen het beklag van klager heeft de raad van de orde hieraan toegevoegd dat artikel 2 lid 9 Advw van toepassing is en dat de raad van de orde het verzoek tot inschrijving (alsnog) op grond daarvan buiten behandeling laat.


5 DE BEOORDELING

Ontvankelijkheid van het beklag

5.1 Artikel 2 lid 9 Advw bepaalt dat indien een beslissing van de raad van de orde tot weigering van het in behandeling nemen van een verzoek tot inschrijving als bedoeld in artikel 4, eerste lid, Advw onherroepelijk is geworden, een nieuw verzoek dat is ingediend binnen een jaar na het geweigerde verzoek buiten behandeling wordt gelaten.

5.2 Klager heeft op 25 januari 2024 beklag ingediend tegen de weigering van de raad van de orde van 21 december 2023 om zijn eerdere verzoek tot inschrijving in behandeling te nemen. In een beslissing van 2 augustus 2024 heeft het hof het beklag van klager tegen deze beslissing van de raad van de orde niet-ontvankelijk verklaard. Daarmee is deze beslissing van de raad van de orde onherroepelijk geworden.

5.3 Klager heeft zijn nieuwe verzoek tot inschrijving vervolgens ingediend op 5 augustus 2024, en dus binnen een jaar na het geweigerde verzoek van 21 december 2023. Daarmee doet de situatie als bedoeld in artikel 2 lid 9 Advw zich voor. De raad van de orde heeft dit nieuwe verzoek buiten behandeling gelaten. Tegen het buiten behandeling laten van een verzoek tot inschrijving binnen de termijn van artikel 2 lid 9 Advw staat, anders dan bij een weigering om een verzoek tot inschrijving in behandeling te nemen op grond van het bepaalde in artikel 4 lid 1 Advw, niet de mogelijkheid van beklag open. Het hof zal het beklag dan ook niet-ontvankelijk verklaren.

5.4 Aan een inhoudelijke behandeling van het beklag tegen de beslissing van de raad van orde van 6 september 2024 komt het hof daarom niet toe.

6 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Raad van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland niet-ontvankelijk.


Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, V. Wolting, I.P.A. van Heijst en J.A. Huijgen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Sijses, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2025.

griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 30 mei 2025.