ECLI:NL:TAHVD:2025:76 Hof van Discipline 's Gravenhage 250153

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2025:76
Datum uitspraak: 08-05-2025
Datum publicatie: 08-05-2025
Zaaknummer(s): 250153
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Verwijzing
Beslissingen:
  • Voorzittersbeslissing
  • Verwijzing
Inhoudsindicatie: Afwijzende verwijzing. De klacht is zodanig gebrekkig geformuleerd dat deze als onbegrijpelijk en daarmee als lichtvaardig ingediend moet worden gekwalificeerd. Met deze klacht, die zoals uit het overzicht in de uitspraak van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 18 november 2024, ECLI:NL:TADRSHE:2024:164, blijkt, verband houdt met klachten die klager blijft indienen tegen advocaten die hebben opgetreden in procedures rondom en na de beëindiging van klagers dienstverband bij [de werkgever], maakt klager naar het oordeel van de voorzitter misbruik van de toegang tot het klachtrecht.

Beslissing van de voorzitter van
het Hof van Discipline


van 8 mei 2025
in de zaak 250153


naar aanleiding van de klacht van:



klager

tegen:

mr. T. van der Dussen
voorheen deken in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

verweerder

1 HET VERZOEK


De voorzitter van het hof verwijst naar het e-mailbericht van 17 april 2025 van de stafjurist van de Orde van Advocaten Zeeland-West-Brabant. De stafjurist heeft een door klager ingediend webformulier van 11 april 2025 aan het hof gestuurd. Tevens heeft de stafjurist gewezen op een beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 18 november 2024, met nummer 24-692/DB/ZWB. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2024:164 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE BEOORDELING


2.1 Op grond van het bepaalde in artikel 46c lid 5 Advocatenwet dient een klacht tegen een deken in beginsel te worden verwezen naar een deken van een andere orde. De voorzitter zal hiertoe echter niet beslissen en licht dit als volgt toe.

2.2 In de beslissing van de Raad van Discipline van 18 november 2024 waar de stafjurist van de Orde van Advocaten Zeeland-West-Brabant op heeft gewezen, is een overzicht van door klager tegen meerdere advocaten ingediende klachten opgenomen. Deze klachten houden allemaal verband met de afwijzing van een vordering van klager in een ontslagprocedure. Ook de onderhavige klacht over verweerder houdt volgens de stafjurist hiermee verband.

2.3 De klacht is op het gebruikte webformulier als volgt geformuleerd:

“ Wat is uw klacht?

De deken overtreedt de privacy van burgers door verschillende civiele zaken samen te pakken terwijl die geen verband hebben. De deken blijkt niet deskundige te zijn inzake de procedures bij aansprakelijkheid en is daarbij slordig De deken komt tot uitspraken die niet zorgvuldig zijn geno,en

Wilt u uw klacht onderbouwen?

Gaat over van Z”

2.4 De voorzitter stelt vast dat deze klacht zodanig gebrekkig is geformuleerd dat deze als onbegrijpelijk en daarmee als lichtvaardig ingediend moet worden gekwalificeerd. De onderbouwing maakt een en ander niet bepaald inzichtelijker.

2.5 Met deze klacht, die zoals uit het overzicht in de uitspraak van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 18 november 2024, met nummer 24-692/DB/ZWB blijkt, verband houdt met klachten die klager blijft indienen tegen advocaten die hebben opgetreden in procedures rondom en na de beëindiging van klagers dienstverband bij [de werkgever], maakt klager naar het oordeel van de voorzitter misbruik van de toegang tot het klachtrecht. Het hof zal de klacht daarom niet verwijzen.

3 BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:


wijst het verzoek tot verwijzing af.


Deze beslissing is gewezen op 8 mei 2025 door mr. J.D. Streefkerk, plaatsvervangend voorzitter.

Plaatsvervangend voorzitter

De beslissing is verzonden op 8 mei 2025.