ECLI:NL:TAHVD:2025:69 Hof van Discipline 's Gravenhage 250039
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2025:69 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-04-2025 |
Datum publicatie: | 11-04-2025 |
Zaaknummer(s): | 250039 |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Verwijzing |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | In de beslissing van de voorzitter is het verwijzingsverzoek afgewezen omdat klager het klachtrecht tegen de deken voor een ander doel (persoonlijk ongenoegen) gebruikt dan waarvoor het is bedoeld (waarborg van de kwaliteit van de beroepsgroep). Het hof ziet op basis van het onderzoek in verzet geen aanleiding om tot een andere beoordeling van het verwijzingsverzoek te komen dan die van de voorzitter. Dat de voorzitter gebruik heeft gemaakt van een verkeerde toetsingsnorm of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten is niet gebleken. Het hof is van oordeel dat klager met zijn klacht over het onderzoek van verweerder en zijn algemene stelling dat er sprake is van grove misstanden in het toezicht op de advocatuur, het klachtrecht gebruikt voor een doel waarvoor het niet is bedoeld. |
Beslissing van 11 april 2025
in de zaak 250039
naar aanleiding van het verzet
tegen de beslissing van de voorzitter van het hof
van 6 februari 2025 in de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 DE PROCEDURE
1.1 Met de beslissing van 6 februari 2025 heeft de voorzitter van het hof het verzoek van klager tot verwijzing van de klacht tegen verweerder afgewezen. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TAHVD:2025:22 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
1.2 Het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter is op 7 februari 2025 ontvangen door de griffie van het hof. Behalve het verzetschrift bevat het dossier de stukken die in verband met het verwijzingsverzoek aan het hof zijn verstrekt. Het dossier bevat daarnaast het verweer van de deken, de repliek van klager en de dupliek van verweerder.
1.3 Het hof heeft het verzet behandeld in raadkamer.
2 HET VERZET
De gronden van verzet
2.1 Klager heeft aan het verzet ten grondslag gelegd -zakelijk weergegeven- dat er sprake is van grote misstanden in het toezicht op de advocatuur.
Het verweer
2.2 Verweerder heeft tegen het verzet aangevoerd dat niet is gebleken dat de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van 6 februari 2025 is gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. Tevens kan volgens verweerder niet in redelijkheid worden betwijfeld dat de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter juist is.
2.3 Verweerder heeft erop gewezen dat hij een klacht van klager tegen een advocaat in zijn arrondissement heeft onderzocht en zijn visie op de klacht heeft gegeven. De inhoud van deze visie was dat de kans aanmerkelijk is dat de Raad van Discipline de klacht niet-ontvankelijk zal verklaren. Verweerder heeft klager erop gewezen dat hij de klacht aan de Raad van Discipline kan voorleggen en klager heeft van deze mogelijkheid ook gebruik gemaakt. De klacht is vervolgens door de Raad van Discipline bij beslissing van 5 juni 2023 niet-ontvankelijk verklaard (ECLI:NL:TADRSHE:2023:70) en het verzet van klager is bij beslissing van 18 december 2023 (ECLI:NL:TADSHE:2023:146) ongegrond verklaard.
2.4 Volgens verweerder is dit hoe het wettelijk systeem hoort te werken en past het niet dat klager een klacht tegen de deken indient omdat hij het niet eens is met de visie van de deken op de klacht tegen een advocaat en verweerder tot een dekenbezwaar had moeten komen.
3 BEOORDELING
Verzet mogelijk?
3.1 De beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is ingesteld, ziet op de situatie als bedoeld in artikel 46c lid 5 Advw. In dit artikel is bepaald dat de voorzitter klachten tegen een deken verwijst naar een deken van een andere orde om de klacht te laten onderzoeken en af te handelen.
3.2 De wet voorziet niet in de mogelijkheid van afwijzing van het verzoek en ook niet in een bijbehorend rechtsmiddel tegen die afwijzing. Het hof is echter van oordeel dat verzet mogelijk moet zijn als de voorzitter het verwijzingsverzoek afwijst. Om die reden heeft het hof de mogelijkheid van (het afwijzen van verwijzingsverzoeken en) verzet tegen afgewezen verwijzingsverzoeken vastgelegd in artikel 13 van het procesreglement.
Maatstaf
3.3 Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
3.4 In de beslissing van de voorzitter is het verzoek afgewezen omdat klager het klachtrecht tegen de deken voor een ander doel (persoonlijk ongenoegen) gebruikt dan waarvoor het is bedoeld (waarborg van de kwaliteit van de beroepsgroep)
3.5 Het hof ziet op basis van het onderzoek in verzet geen aanleiding om tot een andere beoordeling van het verwijzingsverzoek te komen dan die van de voorzitter. Dat de voorzitter gebruik heeft gemaakt van een verkeerde toetsingsnorm of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten is niet gebleken.
3.6 Het hof is van oordeel dat klager met zijn klacht over het onderzoek van verweerder en zijn algemene stelling dat er sprake is van grove misstanden in het toezicht op de advocatuur, het klachtrecht gebruikt voor een doel waarvoor het niet is bedoeld. Het klachtrecht tegen een deken is er niet voor om het systeem van onafhankelijk toezicht aan de orde te stellen. Daar zijn andere wegen voor. De voorzitter heeft dan ook terecht tot uiting gebracht dat klager in dit geval misbruik maakt van het klachtrecht. De voorzitter heeft het verzoek tot verwijzing terecht op die grond afgewezen. Als verder niet relevant zal het hof dan ook niet ingaan op hetgeen klager heeft aangevoerd over zijn ervaringen met zijn eigen advocaat.
3.7 Het hof verklaart het verzet van klager ongegrond.
4 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
4.1 verklaart het verzet ongegrond.
Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. B.J.R. van Tongeren
en J.M. Frons, leden, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri, griffier, en in het openbaar
uitgesproken op 11 april 2025.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 11 april 2025.