ECLI:NL:TAHVD:2025:65 Hof van Discipline 's Gravenhage 240101

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2025:65
Datum uitspraak: 07-04-2025
Datum publicatie: 08-04-2025
Zaaknummer(s): 240101
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klaagster heeft verweerster gevraagd om haar bij te staan in huurkwesties. Klaagster verwijt verweerster dat zij onduidelijkheid heeft laten ontstaan over (de aard van) de bijstand die zij haar zou verlenen. De raad van discipline heeft de klacht ongegrond verklaard. Het hof bekrachtigt die beslissing.

Beslissing van 7 april 2025
in de zaak 240101

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerster

1 INLEIDING

1.1 Klaagster heeft verweerster gevraagd om haar bij te staan in huurkwesties. Klaagster verwijt verweerster dat zij onduidelijkheid heeft laten ontstaan over (de aard van) de bijstand die zij haar zou verlenen. De raad van discipline (hierna: de raad) heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Hof van Discipline (hierna: het hof) bekrachtigt die beslissing.

1.2 Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom klaagster in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.


2 DE PROCEDURE

Bij de raad

2.1 De raad in het ressort Amsterdam heeft in de zaak tussen klaagster en verweerster (zaaknummer: 23-824/A/A) een beslissing genomen op 4 maart 2024. In deze beslissing is de klacht van klager ongegrond verklaard.

2.2 Deze beslissing is onder nummer ECLI:NL:TADRAMS:2024:43 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

Bij het hof

2.3 Het beroepschrift van klaagster tegen de beslissing is op 1 april 2024 ontvangen door de griffie van het hof. Klaagster heeft dit aangevuld bij e-mailberichten van 3 april 2024 (om 10:00 uur, 23:54 uur en 23:58 uur) en 4 april 2024.

2.4 Verder bevat het dossier van het hof de stukken van de raad (met uitzondering van de door klaagster overgelegde bestanden met daarop opgenomen telefoongesprekken) en het verweerschrift.

2.5 Kort voorafgaand aan de eerder geplande mondelinge behandeling van 18 oktober 2024 heeft klaagster het hof stukken gestuurd. Klaagster is bericht dat op de zitting zou worden beoordeeld of de stukken zouden worden toegelaten. De zaak is vervolgens (om een andere reden) aangehouden en mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 10 februari 2025. Daar is verweerster verschenen. Klaagster is niet verschenen en heeft dus niet kunnen toelichten wat het belang van de stukken is. Verweerster heeft ook bezwaar gemaakt tegen het overleggen van de stukken. Het hof zal daarom de stukken niet meenemen bij de beoordeling van de zaak.


3 FEITEN

3.1 Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.2 Z VOF, klaagster, M.I., de vertegenwoordiger van klaagster, en L.R. (hierna: de huurders) huurden een (horeca)bedrijfsruimte. Op 11 december 2020 heeft de verhuurder de huurders gedagvaard voor de kantonrechter en ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd. De huurders zijn niet verschenen in de procedure. Bij verstekvonnis van 21 januari 2021 heeft de kantonrechter de vordering van de verhuurder toegewezen (hierna ook: zaak a).

3.3 Op 7 april 2021 heeft M.I. zich met zaak a) tot het kantoor van verweerster gewend.

3.4 Bij brief van 13 april 2021 heeft verweerster een dienstverleningsovereenkomst aan M.I. gestuurd. Hierin staat onder meer:

Hartelijk dank voor uw opdracht aan [kantoor verweerster] om u bij te staan in uw juridische zaken, waaronder de verzet procedure tegen uitspraak van kantonrechter. [Kantoor verweerster] zal u bijstaan in deze procedure(s) die voorlopige niet in tijdsduur is/zijn vast te stellen. U zult, voor zover ik op dit moment kan overzien, enige kosten verschuldigd worden waaronder de eigen bijdrage die wordt vastgesteld door de Raad voor Rechtsbijstand. (…EUR 353,-). (…)

3.5 Bij e-mailbericht van 14 april 2021 heeft verweerster M.I. om zijn burgerservicenummer (hierna: BSN) gevraagd.

3.6 M.I. heeft mr. K., een advocaat die hem eerder al eens had bijgestaan, vervolgens gevraagd om bijstand te verlenen in zaak a. Uit het dossier blijkt niet wanneer of waarom M.I. dit verzoek heeft gedaan. Bij dagvaarding van 16 april 2021 heeft mr. K. namens de huurders verzet ingesteld tegen het verstekvonnis.

3.7 M.I. heeft op 14 mei 2021 aan het kantoor verweerster geschreven:

I tried to contact [verweerster] and tried to give her my case, but she don't respond, I don’t understand why do you need my bsn? While there is no case going through your office at this moment.

3.8 Verweerster heeft dezelfde dag op voornoemd bericht gereageerd met:

We need the BSN because we asked for government financed legal aid. In the meantime your old lawyer contacted us and asked that you wanted to take back the case to him. lf that is correct then we don't have an objection to that and we can declare our work at the Raad voor Rechtsbijstand who will determine an eigen bijdrage. However, we do need your BSN to do that.

3.9 Bij e-mailberichten van 23 juni 2021 en 13 juli 2021 heeft verweerster M.I. nogmaals om zijn BSN gevraagd. In het bericht van 13 juli 2021 heeft verweerster M.I. geschreven:

[mr. K] did contact me and told me that he would continue with the case. You confirmed this and therefore I did not object to him continuing with the case. To pay for the activities that I had already done for you at your request, I asked the government for financial assistence (toevoeging). As discussed with you, I told him that I am trying to get government financial aid for the case. To get an answer on the request for government financial aid I need your bsn. I need this bsn and this financial aid only to pay for the activities of the past. Unless you ask me to, I won't do any further werk on the case, because this is done by [mr. K]. Please send me your bsn, otherwise the answer on the request for financial aid will be negative.

3.10 Bij e-mailbericht van 31 augustus 2021 heeft verweerster aan mr. K geschreven:

U heeft de zaak [klager] van mij overgenomen en we hebben telefonisch besproken dat ik bezig was om een toevoeging voor cliënt aan te vragen zodat mijn activiteiten onder toevoeging gedeclareerd kunnen worden. Ik mis echter het bsn van client en heb cliënt reeds een aantal maal aangemaand maar heb de bsn nog niet ontvangen. Zou u zo vriendelijk willen zijn om de bsn van client door te geven zodat we kunnen voorkomen dat de toevoeging wordt afgewezen?

3.11 Op 13 september 2021 heeft verweerster ten behoeve van M.I. een toevoeging aangevraagd voor bijstand in zaak a.

3.12 Bij vonnis van 6 oktober 2021 heeft de rechtbank de huurders niet-ontvankelijk verklaard in hun verzet tegen het verstekvonnis van 21 januari 2021, omdat het verzet te laat was ingesteld.

3.13 Bij e-mailbericht van 8 oktober 2021 heeft M.I. aan verweerster geschreven:

my bsn is (…). Thanks for your patience

3.14 Bij e-mailbericht van 8 oktober 2021 heeft verweerster aan M.I. geschreven:

Ik heb de Raad voor Rechtsbijstand gevraagd om met spoed op onze toevoeging aanvraag te beslissen. Ondertussen zal ons secretariaat een voorschotnota voor de eigen bijdrage sturen.

3.15 Bij e-mailbericht van 11 oktober 2021 heeft een medewerker van het secretariaat van het kantoor van verweerster (hierna: het secretariaat) aan M.I. geschreven:

Hierbij ontvangt u als bijlage een digitale voorschot factuur voor de eigen bijdrage in bovengenoemde zaak. U dient deze digitale factuur als originele factuur te beschouwen. Ik verzoek u vriendelijk voor betaling van de factuur zorg te dragen. Na ontvangst van de betaling zullen wij aanvangen met de werkzaamheden. (…)

De nota bedroeg € 875,- en zag op zaak a).

3.16 Bij e-mailbericht van 3 november 2021 heeft M.I. aan het secretariaat geschreven:

I never got a chance to discuss the case with you, and even making many calls to your office i never got an appointment to explain the case and to know if there is a chance for me to win in the apeal at high-court. And I can not give you permission to go further with this case until I get explained by some advocate that what can be the further procedure, I never met anyone in your office and I even don't know yet where you office is. So if its not a chance that somebody can give me an appointment to explain me the situation of the case, I do not allow you or your office to go further with this case please, in this case I diffidently your office do not have the right to ask me "eigen bedraag" for the case or any other kind of money, so please do not put your time in the case if your office can not make any appointment with me about the case

3.17 Bij e-mailbericht van 19 november 2021 heeft het secretariaat aan M.I. geschreven, voor zover relevant:

Om de aanvraag van uw toevoeging bij de Raad voor Rechtsbijstand compleet te maken moet er een kopie van het verstekvonnis van 21 januari 2021 worden ingediend. Vriendelijk verzoek ik u om een kopie van het verstekvonnis zo spoedig als mogelijk aan ons te doen toekomen.

3.18 Op enig moment, uit het dossier blijkt niet wanneer precies, heeft M.I. verweerster verzocht om bijstand in een andere zaak rondom de ontruiming van zijn woning (zaak b). Op 16 december 2021 heeft verweerster een toevoeging aangevraagd ten behoeve van M.I. in verband met bijstand in zaak b.

3.19 Bij e-mailbericht van 2 januari 2022 heeft M.I. aan verweerster een e-mail met als bijlage een vonnis gestuurd, waarin hij het volgende heeft geschreven:

This is also a vonnis (…)

3.20 Bij e-mailbericht van 24 januari 2022 heeft het secretariaat van het kantoor van verweerster de factuur van 11 oktober 2021 nog eens onder de aandacht van M.I. gebracht. Aan M.I. is het volgende geschreven:

Volgens onze administratie hebben wij nog geen betaling van bijgaande factuur mogen ontvangen. Wij verzoeken u het verschuldigde bedrag binnen 14 dagen over te maken op onze rekening (…)

3.21 Op 24 januari 2022 heeft de Raad voor Rechtsbijstand de toevoegingsaanvraag van 13 september 2021 (in zaak a) afgewezen.

3.22 Op 2 februari 2022 heeft M.I. aan verweerster een e-mail geschreven met als onderwerpregel “[naam klager], Rubene/HVO-Querido: wp eist betaling; /FW: Dossier (…)” en, onder meer, de volgende inhoud:

As we spoke earlier (31st January 2022) on the phone that I had to pay 50 euro per month and the amount that was open around 800 euro, for your office.. (…)

3.23 Bij e-mailbericht van 11 februari 2022 heeft verweerster aan M.I. geschreven:

Please send me proof of payment so I can continue my work for you.

3.24 Bij e-mailbericht van 16 februari 2022 heeft het secretariaat van het kantoor van verweerster aan M.I. geschreven:

Namens [verweerster] bericht ik u dat wij niet meer verder kunnen werken voor u als u niet betaald. Tot op heden hebben wij nog geen (deel)betaling van u ontvangen.

3.25 Bij e-mailbericht van 2 maart 2022 heeft het secretariaat M.I. geschreven:

A payment agreemenet had been made with you. (…) Your last payment is due March 17,2022. I kindly ask you to make another partial payment.

3.26 Bij e-mailbericht van 8 maart 2022 heeft het secretariaat M.I. geschreven:

Nu de toevoeging in bovengenoemde zaak definitief is afgewezen is de voorschot factuur voor de eigen bijdrage gecrediteerd. Bijgaand treft u aan de factuur van vandaag in bovengenoemde zaak.

U heeft een afbetalingsregeling van EUR 50,- per maand. U heeft 1 termijn voldaan. Ik verzoek u vriendelijk uw maandelijkse betalingen te blijven voldoen op (…).

3.27 Bij bericht van 7 april 2022 heeft de Raad voor Rechtsbijstand de op 16 december 2021 aangevraagde toevoeging verleend.

3.28 Bij e-mailbericht van 7 juni 2022 heeft het secretariaat aan M.I. geschreven:

Er is een afbetalingsafspraak met u gemaakt, helaas moeten wij constateren dat u deze niet nakomt. (…) Wilt u per omgaande de betalingsregeling hervatten (…)

3.29 Bij e-mailbericht van 25 juli 2022 heeft verweerster aan M.I. geschreven:

Ik zag dat wij geen betaling van u ontvangen hebben in de maanden april, mei, juni 2022 ondanks het feit dat wij een maandelijkse betalingsregeling hebben afgesproken van EUR 50 per maand. Zou u zo vriendelijk willen zijn om het openstaand bedrag van EUR 1201,95 te betalen op bankrekening (…).

3.30 Op 25 en 26 juli 2022 hebben verweerster en haar kantoor bij M.I. een betalingsachterstand van € 1.201,95 onder de aandacht gebracht. Het gaat om een bedrag van € 152,- voor de zaak “[naam klager]/ HVO Querido – verweer ontruiming” en een bedrag van € 1.149,95 (waarop € 100,- al is afbetaald) voor de zaak “[naam klager]/Z v.o.f.”.

3.31 Bij e-mailbericht van 9 augustus 2022 heeft verweerster aan M.I. geschreven:

Thank you tor payment of EUR 200 on August 2, 2022 on the outstanding invoices that amounted on July 26, 2022 to EUR 1201,95.
We spoke on telephone on August 3, 2022 and I promised to find out the status of your case.
l'm afraid we rested our activities in your case for some time already as payments were lacking.
You asked if we made an appeal. I cannot verify everything at this moment as I am not in the office. But considering the overdue invoices we probably did not take the risk to make the appeal because immediately after we file the appeal our office has to pay the court fee invoice and obviously there was no money to make this payment. (…)

3.32 Op 31 januari 2023 heeft M.I. verweerster via WhatsApp gevraagd naar de stand van zaken in zaak a: “I did not hear anything about my (…) restaurant anymore please…”. In haar antwoord heeft verweerster gevraagd of alle rekeningen voldaan zijn en medegedeeld dat zij in dat geval haar inspanningen kan voortzetten.

3.33 Op 31 januari 2023 heeft klaagster een klacht over verweerster ingediend bij de deken.


4 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster dat zij, in strijd met de afspraken die waren gemaakt, althans de verwachtingen die bij haar waren gewekt, geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank inzake de ontruiming van zijn horecaonderneming (zaak a).


5 BEOORDELING RAAD

5.1 De raad heeft de klacht ongegrond verklaard. Tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerster, heeft klaagster niet aannemelijk gemaakt dat verweerster de (gerechtvaardigde) indruk bij haar heeft gewekt dat zij hoger beroep in zaak a voor klaagster zou instellen. Uit de op 13 april 2021 tussen klaagster/M.I. en verweerster overeengekomen dienstverleningsopdracht blijkt dat verweerster een toevoeging voor M.I. zou aanvragen voor het instellen van verzet tegen de verstekbeslissing. Nadat mr. K (op verzoek van klager) de verzetzaak kort daarna van verweerster overnam, moest verweerster de al door haar aangevraagde toevoeging in deze zaak a nog definitief maken. Uit de e-mailcorrespondentie blijkt dat verweerster M.I. diverse malen heeft gevraagd naar zijn BSN, dat M.I. uiteindelijk op 8 oktober 2021 heeft verstrekt. Dat M.I. toen óók het betreffende verzetvonnis aan verweerster zou hebben toegestuurd (met de bedoeling om hiertegen hoger beroep in te stellen) is volgens de raad niet gebleken. De raad heeft vastgesteld dat M.I. pas op 2 januari 2022 een vonnis als bijlage heeft meegestuurd, maar onvoldoende duidelijk is echter welk vonnis dit betreft. Verweerster betwist dat dit het verzetvonnis was en heeft aangevoerd dat de bijlage bij het bericht een tussenvonnis betrof.
Uit de inhoud van het e-mailbericht van 11 oktober 2021 van verweerster aan M.I. en uit de aanmaningsberichten heeft de raad ook niet kunnen afleiden dat deze berichten zagen op het instellen van hoger beroep door verweerster in de verzetzaak. Uit dit bericht blijkt in ieder geval duidelijk dat verweerster pas bij betaling door M.I. voor hem aan de slag zou gaan. Duidelijk is dat verweerster M.I. enkel nog bijstond in zaak b en dat zij M.I. diverse malen heeft gevraagd om zijn betalingsverplichtingen na te komen, wat uiteindelijk niet is gelukt. Gelet daarop heeft verweerster (refererend aan een telefoongesprek met klager van 3 augustus 2022) M.I. bij e-mailbericht van 9 augustus 2022 bericht dat de activiteiten voor M.I. al enige tijd waren gestaakt.

5.2 De raad heeft vastgesteld dat uit de correspondentie niet gebleken is dat verweerster hoger beroep zou instellen tegen het verzetvonnis, noch dat M.I. verweerster op enig moment zou hebben opgedragen hoger beroep voor hem in te stellen in de verzetzaak, noch dat verweerster een toezegging hierover in de richting van M.I. zou hebben gedaan of dat hiertoe tussen hen op andere wijze een vorm van overeenstemming is bereikt. De door M.I. overgelegde telefoongesprekken tussen M.I. en verweerster vormen hiervoor ook geen aanknopingspunt. De raad heeft hieruit slechts kunnen opmaken dat verweerster M.I. in zijn algemeenheid (positief) heeft geadviseerd over de kansen in zijn zaak. In de gesprekken is niet gesproken over het instellen van hoger beroep door verweerster en uit deze gesprekken kon evenmin worden opgemaakt dat verweerster hiertoe enige verwachtingen bij M.I. heeft gewekt. Dat er bij M.I. gaandeweg verwarring kan zijn ontstaan door het verschil in de procedures a en b en de hierin gebruikte termen (verzet en verstek), heeft de raad voorstelbaar geacht, maar dat heeft het handelen van verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gemaakt.


6 BEROEPSGRONDEN EN VERWEER

Beroepsgronden klaagster

6.1 Klaagster voert aan dat verweerster drie zaken voor haar M.I. in behandeling heeft gehad, maar dat zij nooit opdrachtbevestigingen heeft opgesteld. Het contact tussen klaagster en verweerster was overwegend telefonisch en soms ook per e-mail en Whatsapp. Verweerster heeft een toevoeging aangevraagd voor het instellen van hoger beroep tegen het vonnis (in verzet), maar die is geweigerd. Verweerster heeft kennelijk wel aan de zaak gewerkt en klaagster heeft ook betalingsafspraken met haar gemaakt hierover, maar verweerster heeft uiteindelijk geen hoger beroep ingesteld. Verweerster gaf steeds aan, ook na 6 april 2022, dat als klaagster bleef betalen de werkzaamheden werden voortgezet. Maar er kon maar tot 6 april 2022 hoger beroep worden ingesteld. Tot die datum had klaagster verweerster wel volledig betaald. De raad heeft volgens klaagster de e-mails van klager van na 3 november 2021 niet bij de beoordeling betrokken.
Klaagster moest twee verschillende bedragen voor de eigen bijdrage aan verweerster betalen, hetgeen volgens haar betekent dat er in ieder geval twee verschillende zaken werden behandeld door verweerster. Toen klaagster één zaak weer door mr. K wilde laten behandelen, vroeg verweerster M.I. om zijn BSN. Op advies van mr. K. heeft hij dat niet direct gegeven. M.I. heeft met zijn bericht van 8 oktober 2021 aan verweerster, met daarin zijn BSN en daarbij het vonnis van 6 oktober 2021 gevoegd, bedoeld dat verweerster voor hem hoger beroep zou instellen.

Verweer verweerster

6.2 Verweerster heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in hoger beroep schriftelijk verweer te voeren.

7 BEOORDELING HOF

Maatstaf

7.1 De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen wel van belang zijn, gezien ook het open karakter van de behoorlijkheidsnorm in artikel 46 Advocatenwet. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

7.2 Bij de beantwoording van de vraag of een advocaat zich betamelijk heeft gedragen als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet hanteert het hof als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Het hof toetst of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat er binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.

Overwegingen hof

7.3 Vooropgesteld wordt dat er drie verschillende kwesties speelden in de onderhavige zaak: het indienen van verzet tegen het tegen klaagster gewezen verstekvonnis, het indienen van hoger beroep tegen het tegen klaagster gewezen verzetvonnis en de ontruiming van de privéwoning van M.I., de vertegenwoordiger en medehuurder van klaagster. M.I. heeft steeds namens klaagster met verweerster gecorrespondeerd. In deze zaak verwijt klaagster verweerster dat zij geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank inzake de ontruiming van de horecaonderneming (het verzetvonnis).

7.4 Vrij kort nadat klaagster verweerster de opdracht had gegeven om verzet in te stellen tegen het verstekvonnis en klaagster/M.I. een dienstverleningsovereenkomst hiertoe had ontvangen, heeft klaagster zich weer gewend tot haar voormalige advocaat mr. K. om de zaak (het instellen van verzet tegen het verstekvonnis) van verweerster over te nemen. Mr. K. heeft het verzet ook ingesteld, waarna de rechtbank op 6 oktober 2021 vonnis heeft gewezen. Omdat verweerster een toevoeging had aangevraagd om verzet in te stellen tegen het verstekvonnis heeft zij M.I. meerdere malen verzocht om zijn BSN te verstrekken. Ook heeft verweerster klaagster een voorschotnota voor het betalen van de eigen bijdrage gestuurd en M.I. meerdere malen gevraagd om betaling daarvan.
M.I. heeft verweerster vervolgens ook verzocht hem bij te staan in de kwestie inzake de ontruiming van zijn privéwoning. Verweerster heeft ook voor die zaak een toevoeging aangevraagd bij de Raad voor rechtsbijstand. Kort nadien werd het verzoek om de verlening van de toevoeging in de eerste zaak (verzet tegen verstekvonnis) afgewezen. De toevoeging voor de tweede zaak (ontruiming van de privéwoning) is wel verleend. Verweerster, althans het secretariaat van haar kantoor, heeft klaagster/M.I. meerdere malen verzocht om tot betaling van de door haar verrichte werkzaamheden/de eigen bijdrage over te gaan. Op 31 januari 2023 heeft M.I. verweerster gevraagd hoe het met de werkzaamheden in de zaak van zijn restaurant stond, waarop verweerster heeft geantwoord dat als alle rekeningen zouden zijn betaald zij haar werkzaamheden zou voortzetten. Diezelfde dag heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerster.

7.5 Hoewel er veelvuldig is gecorrespondeerd tussen klaagster/M.I. en verweerster blijkt echter nergens uit dat verweerster heeft toegezegd beroep in te stellen tegen het verzetvonnis van de rechtbank. Er blijkt zelfs niet uit dat klaagster/M.I. haar heeft gevraagd dat te doen. De stelling van klaagster dat M.I. met zijn e-mailbericht van 8 oktober 2021 aan verweerster, met daarin zijn BSN, verweerster opdracht zou hebben gegeven om hoger beroep in te stellen tegen het verzetvonnis volgt het hof niet. In dat e-mailbericht is alleen het BSN van M.I. opgenomen, maar geen verzoek tot het instellen van hoger beroep. Of M.I. het verzetvonnis zou hebben bijgevoegd doet er ook niet toe, nu verweerster uit deze e-mail niet kon of mocht opmaken dat klaagster/M.I. verweerster de opdracht gaf om hoger beroep in te stellen tegen het verzetvonnis. Daarvoor is meer nodig. Dat geldt ook voor het e-mailbericht van 2 januari 2022 aan verweerster, waarin M.I. de tekst “this is also a vonnis” heeft opgenomen en volgens hem ook het verzetvonnis heeft bijgevoegd.
Dat klaagster twee verschillende bedragen voor de eigen bijdrage aan verweerster moest betalen, kan inderdaad – zoals verweerster betoogt – betekenen dat er twee verschillende zaken werden behandeld door verweerster, te weten de verzetzaak (waarin verweerster diverse malen contact heeft gehad met de deurwaarder en die vervolgens is overgenomen door mr. K.) en de zaak over de ontruiming van de privéwoning van M.I. Dat, nu mr. K. de verzetzaak al had overgenomen van verweerster, dit tot enige verwarring heeft geleid bij klaagster/M.I. is zeer wel voorstelbaar, maar dat maakt het handelen van verweerster nog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
Tot slot is de opmerking van verweerster dat zij haar werkzaamheden niet kon voortzetten als klaagster/M.I. niet betaalde niet onbegrijpelijk, nu verweerster ook nog een andere zaak van M.I. onder zich had.

7.6 Het hof is dan ook oordeel dat het beroep van klaagster tegen de beslissing van de raad waarin de klacht ongegrond is verklaard, niet slaagt.


8 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van 4 maart 2024 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 23-824/A/A.


Deze beslissing is genomen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. F.C. van der Jagt-Vink en J.D. Streefkerk, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.J.M. Vermulst, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2025.

griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 7 april 2025.