ECLI:NL:TAHVD:2025:61 Hof van Discipline 's Gravenhage 240302
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2025:61 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-04-2025 |
Datum publicatie: | 08-04-2025 |
Zaaknummer(s): | 240302 |
Onderwerp: | Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat |
Beslissingen: | Beklag |
Inhoudsindicatie: | Beklag op grond van artikel 13 ongegrond. Klaagster heeft, ondanks vele verzoeken daartoe van de deken, geen (relevante) informatie gegeven waaruit blijkt welke vordering zij wenst in te stellen, wat de grondslag van die beweerdelijke vordering is, tegen wie zij een vordering wenst in te stellen, bij welke instantie zij een procedure wil starten en wat haar belang bij een dergelijke procedure is. Daardoor kan de haalbaarheid van een eventuele procedure niet worden beoordeeld. Evenmin kan worden beoordeeld of het zou gaan om een procedure waarvoor bijstand door een advocaat noodzakelijk/vereist is. De deken heeft het verzoek van klaagster op goede gronden afgewezen. |
Beslissing van 4 april 2025
in de zaak 240302
naar aanleiding van het beklag op grond van artikel 13 Advocatenwet van:
klaagster
tegen:
de deken
1 DE PROCEDURE
Bij de deken
1.1 Klaagster heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een
advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet.
1.2 De deken heeft dit verzoek afgewezen bij beslissing van 16 september 2024. De deken heeft aan zijn beslissing ten grondslag gelegd dat klaagster aanwijzing van een advocaat heeft verzocht omdat haar mensenrechten zijn geschonden, maar ondanks herhaalde verzoeken van het Bureau van de Orde heeft nagelaten informatie te verstrekken en stukken over te leggen ter onderbouwing van haar verzoek. Hierdoor ontbreekt inzicht ter zake (de haalbaarheid van) de procedures die klaagster wenst te voeren. Als gevolg daarvan kan de deken niet beoordelen of het verzoek van klaagster voldoet aan de voorwaarden van artikel 13 van de Advocatenwet en is het verzoek tot aanwijzing van een advocaat afgewezen.
Bij het hof
1.3 Klaagster heeft op 24 oktober 2024 een beklag tegen de beslissing van de
deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof). Het beklag is op 25
oktober 2024 ontvangen door de griffie van het hof.
1.4 Verder bevat het dossier:
- het verweer van de deken;
- de repliek van klaagster met bijlagen;
- het bericht d.d. 22 november 2024 waarin de deken afziet van dupliek.
1.5 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
2 FEITEN
2.1 Het hof stelt de volgende feiten vast.
2.2 Klaagster heeft op 7 augustus 2024 een formulier aanwijzing advocaat bij de deken ingediend. Op de vraag om welke procedure het gaat en wat het belang van klaagster bij de procedure is heeft zij ingevuld:
“Hulp bij jarenlange onrechtmatige ernstige inbreuk op mijn persoonlijke levenssfeer / privacy. Tevens onrechtmatige aanvallen op mijn persoon met behulp van neurotechnologie / Cybertechnololgie. Tevens onrechtmatig toepassen van iets wat lijkt op een algoritme op mijn persoon. Ik wil mijn hele persoonlijke levenssfeer en privacy terug en mijn leven normaal kunnen leiden! Ik wil mijn leven niet met vreemden delen! Tevens wil ik geen lichamelijke inbreuken meer! Nederland heeft de Grondbeginselen betreffende de rol van advocaten geratificeerd. In deze grondbeginselen staat dat je binnen 48 uur toegang moet hebben tot een advocaat. Voor mensenrechten advocaten is een speciale rol weggelegd. Gelet op hetgeen ik hierboven vermeld heb, ben ik op zoek naar een ervaren mensenrechtenadvocaat met strafrechtkennis die geen andere belangen dan die van mij behartigt. Wat betreft de arbeidssfeer is er al geprocedeerd (Civilerecht). Echter richt ik mij nu op mijn privésfeer. De arbeidsrechtadvocaat gaf aan niet over de benodigde expertise te beschikken. Er is meerdere malen tevergeefs hierover meldingen en verzoeken gedaan bij diverse instanties (alleen ombudsman Metropool Amsterdam kwam deels tegemoet), Politie en OM. In 2019 heb ik ook al geprobeerd een mensenrechtenadvocaten te krijgen. Toen ook Juridisch loket benaderd. Dit is toen ook niet gelukt. Maar ik heb recht op advies en/of vertegenwoordiging. AUB GEEN ADVOCAAT DIE HOGE TARIEVEN IN REKENING BRENGT. DIT HEB IK GEWOON NIET!”
2.3 In een e-mail van 14 augustus 2024 heeft de stafjurist van het Bureau van de Orde klaagster geïnformeerd over de voorwaarden om in aanmerking te komen voor aanwijzing van een advocaat en klaagster verzocht om nadere stukken en informatie in te dienen.
2.4 Klaagster heeft hierop in een e-mail van 14 augustus 2024 geantwoord dat van haar als niet-jurist niet verwacht kan worden dat zij in de materie moet duiken en zich die eigen moet maken. Klaagster schrijft verder dat zij niet hoeft te onderbouwen en bewijzen waarom zij een advocaat nodig heeft, maar dat zij op grond van de grondbeginselen binnen 48 uur toegang moet hebben tot een advocaat.
2.5 De stafjurist van de deken heeft klaagster daarop in een e-mail van 15 augustus 2024 verzocht toe te lichten door wie haar mensenrechten zijn geschonden, tegen wie/welke instantie zij wenst te procederen, welke vordering zij wil instellen en bij welke instantie en binnen welk arrondissement zij deze vordering aanhangig wil maken. Verder verzoekt de stafjurist klaagster vijf schriftelijke afwijzingen te overleggen van advocaten die zij heeft benaderd.
2.6 In een e-mail van 15 augustus 2024 heeft klaagster geantwoord dat zij zeven advocaten heeft benaderd en dat alle vragen al beantwoord zijn door middel van het formulier en haar e-mail van 14 augustus 2024. In een e-mail van diezelfde dag schrijft klaagster nog dat zij “dit allemaal niet hoef[t] te doen” en vraagt zij bij wie zij haar beklag kan doen.
2.7 De stafjurist van het Bureau van de Orde heeft klaagster in een e-mail van 16 augustus 2024 nogmaals verzocht haar verzoek nader te onderbouwen door onder andere te omschrijven welke vordering zij wenst in te stellen, wat de gronden daarvan zijn, bij welke instantie zij een procedure wil starten en tegen wie en wat haar belang is bij een eventuele procedure. Verder heeft de stafjurist verzocht de schriftelijke afwijzingen van advocaten over te leggen.
2.8 Klaagster heeft in een e-mail van 28 augustus 2024 nadere informatie verstrekt en zes schriftelijke afwijzingen van advocaten overgelegd.
2.9 De deken heeft daarop op 16 september 2024 het verzoek van klaagster afgewezen. De deken overweegt daartoe dat klaagster ondanks herhaalde verzoeken geen (relevante) nadere informatie en stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van haar verzoek. Hierdoor ontbreekt inzicht ter zake (de haalbaarheid van) de procedures die klaagster wenst te voeren en welke rechter bevoegd is van haar vorderingen kennis te nemen. Daarbij ontbreken concrete stukken die als aanknopingspunt kunnen dienen voor de gewenste juridische procedure. Als gevolg daarvan kan de deken niet beoordelen of het verzoek van klaagster voldoet aan de voorwaarden van artikel 13 van de Advocatenwet. De deken heeft het verzoek op die gronden afgewezen.
3 BEKLAG EN VERWEER
Gronden van het beklag
3.1 Klaagster stelt dat de deken het verzoek ten onrechte heeft afgewezen. Zij voert daartoe, kort samengevat, aan dat de deken zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat klaagster moet aangeven voor welke te voeren procedure zij een advocaat nodig heeft. Klaagster stelt dat zij aan deze eis niet hoeft te voldoen en dat zij hieraan ook niet kan voldoen omdat het gaat om een complexe situatie met vele partijen. Klaagster wijst op artikel 18 van de Grondwet, waarin bepaald is dat een ieder zich in rechte en administratief beroep kan laten bijstaan. Volgens klaagster moet zij van dit recht zonder obstakels gebruik kunnen maken.
Verweer
3.2 Het verweer van de deken zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.
Overwegingen van het hof
4.2 Het hof stelt vast dat klaagster, ondanks vele verzoeken daartoe van de deken, geen (relevante) informatie heeft gegeven waaruit blijkt welke vordering zij wenst in te stellen, wat de grondslag van die beweerdelijke vordering is, tegen wie zij een vordering wenst in te stellen, bij welke instantie zij een procedure wil starten en wat haar belang bij een dergelijke procedure is. Verder ontbreken concrete stukken die als aanknopingspunt kunnen dienen voor een juridische procedure. Als gevolg daarvan kan de haalbaarheid van een eventuele procedure niet worden beoordeeld. Evenmin kan worden beoordeeld of het zou gaan om een procedure waarvoor bijstand door een advocaat noodzakelijk/vereist is. De deken kon dus niet beoordelen of aan de voorwaarden van artikel 13 Advocatenwet is voldaan en heeft het verzoek van klaagster op goede gronden afgewezen. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.
5 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van 16 september 2024 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland ongegrond.
Deze beslissing is gewezen door mr. drs. P. Fortuin, voorzitter, mrs. A.J.J. van Rijen,
T.H. Tanja-van den Broek, E.C. Gelok en R.N.E. Visser, leden, in tegenwoordigheid
van mr. A.R. Sijses, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2025.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 4 april 2025.