ECLI:NL:TAHVD:2025:58 Hof van Discipline 's Gravenhage 240359
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2025:58 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-04-2025 |
Datum publicatie: | 08-04-2025 |
Zaaknummer(s): | 240359 |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Artikel 60 ab Advocatenwet |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Verzoek opheffing schorsing op grond van artikel 60ab van de Advocatenwet. Ten tijde van dit hoger beroep is op het dekenbezwaar als bedoeld in artikel 60ab lid 5 Advocatenwet echter onherroepelijk beslist, waarbij aan verzoeker een schorsing is opgelegd. Uit artikel 60ae Advocatenwet volgt dan dat de 60ab-schorsing van rechtswege is komen te vervallen. Gelet daarop heeft verzoeker geen rechtens te respecteren belang meer bij het onderhavige hoger beroep en wordt hij daarin niet-ontvankelijk verklaard. |
Beslissing van 4 april 2025
in de zaak 240359
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verzoeker
tegen de afwijzing van het verzoek tot opheffing van de schorsing voor onbepaalde tijd op grond van artikel 60ab van de Advocatenwet die is opgelegd op verzoek van
de deken
op welk verzoek tot opheffing van de schorsing is beslist door de raad van discipline bij beslissing van 5 november 2024.
1 INLEIDING
1.1 Verzoeker is in april 2024 met onmiddellijke ingang in de praktijk geschorst op grond van artikel 60ab Advocatenwet. In deze procedure verzoekt verzoeker op grond van artikel 60ab lid 6 Advocatenwet om opheffing van deze schorsing. Ten tijde van dit hoger beroep is op het dekenbezwaar als bedoeld in artikel 60ab lid 5 Advocatenwet echter onherroepelijk beslist, waarbij aan verzoeker een schorsing is opgelegd. Uit artikel 60ae Advocatenwet volgt dan dat de 60ab-schorsing van rechtswege is komen te vervallen. Gelet daarop heeft verzoeker geen rechtens te respecteren belang meer bij het onderhavige hoger beroep en wordt hij daarin niet-ontvankelijk verklaard.
2 DE PROCEDURE
Bij de raad van discipline
2.1 De Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (hierna: de raad) heeft naar aanleiding van het verzoek van verweerder (zaaknummer: 24-719/DB/LI) een beslissing gegeven op 5 november 2024. In deze beslissing is het verzoek van verzoeker strekkende tot opheffing van de schorsing voor onbepaalde tijd op grond van artikel 60ab Advocatenwet afgewezen.
2.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2024:154 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
Bij het hof van discipline
2.3 Het beroepschrift van verzoeker tegen de beslissing is op 5 december 2024 ontvangen door de griffie van het hof.
2.4 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- de e-mail van 21 januari 2025 van de deken;
- het verweerschrift van de deken,
- de e-mail van 4 februari 2025 van verzoeker.
2.5 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van
7 februari 2025. Daar zijn verzoeker en de deken verschenen. Verzoeker heeft zijn
standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die onderdeel uitmaken van
het dossier van het hof.
3 FEITEN
3.1 Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.2 Op 7 maart 2024 heeft de deken ten aanzien van verzoeker een verzoek op grond van artikel 60ab Advocatenwet bij de raad ingediend. De raad heeft dit verzoek in een beslissing van 2 april 2024 (gepubliceerd op tuchtrecht.nl onder ECLI:NL:TADRSHE:2024:49) toegewezen en heeft verzoeker met onmiddellijke ingang geschorst in de uitoefening van de praktijk als advocaat (hierna: de artikel 60ab-schorsing). Ook heeft de raad voorlopige voorzieningen getroffen.
3.3 In een beslissing van 6 mei 2024 (gepubliceerd op tuchtrecht.nl onder ECLI:NL:TADRSHE:2024:60) heeft de raad het met het artikel 60ab-verzoek samenhangende (tweede) dekenbezwaar gegrond verklaard en aan verzoeker een geheel onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van 26 weken opgelegd. Zowel verzoeker als de deken zijn tegen die beslissing in beroep gekomen.
3.4 Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de raad van 2 april 2024. In een beslissing van 5 augustus 2024 (gepubliceerd op tuchtrecht.nl onder ECLI:NL:TAHVD:2024:236) heeft het hof geoordeeld dat de artikel 60ab-schorsing gehandhaafd blijft. In zoverre heeft het hof de beslissing van de raad van 2 april 2024 bekrachtigd. Het hof heeft de beslissing van de raad vernietigd voor zover daarbij voorlopige voorzieningen zijn opgelegd.
3.5 Op 1 oktober 2024 heeft verzoeker de raad verzocht de artikel 60ab-schorsing van verzoeker van 2 april 2024 op te heffen. De raad heeft dit verzoek bij beslissing van 5 november 2024 afgewezen (gepubliceerd op tuchtrecht.nl onder ECLI:NL:TADRSHE:2024:154). Hiertegen heeft verzoeker hoger beroep ingesteld.
3.6 Naar aanleiding van het wederzijdse hoger beroep van verzoeker en de deken heeft het hof in een beslissing van 17 januari 2025 (gepubliceerd op tuchtrecht.nl onder ECLI:NL:TAHVD:2025:11) de beslissing van de raad van 6 mei 2024 gedeeltelijk vernietigd en aan verzoeker de maatregel van schorsing opgelegd voor de duur van 26 weken, waarvan 13 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met ingang vanaf de dag van de beslissing. Het hof heeft daarbij bepaald dat de schorsing in de uitoefening van de praktijk ingaat op 17 februari 2025, met dien verstande dat de schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen, dat verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd en dat de schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven.
4 ONTVANKELIJKHEID
4.1 De schorsing op grond van artikel 60ab Advocatenwet is een tuchtrechtelijke
spoedvoorziening jegens een advocaat in het geval dat een ernstig vermoeden is gerezen
van een handelen of nalaten waardoor enig door artikel 46 Advocatenwet beschermd belang
ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad. Omdat een artikel 60ab-schorsing
een ordemaatregel is, is in lid 5 van dit artikel bepaald dat de klacht of het bezwaar
op grond waarvan het ernstig vermoeden is gerezen - als deze al niet bij de raad is
ingediend - binnen een redelijke door de raad te bepalen termijn ter kennis van de
raad moet worden gebracht. De schorsing op grond van artikel 60ab Advocatenwet is
aldus een tuchtrechtelijke spoedvoorziening die dient ter overbrugging van de periode
tot aan een onherroepelijke beslissing in de (verwante) tuchtprocedure. In artikel
60ae Advocatenwet is dan ook bepaald dat de op grond van artikel 60ab opgelegde schorsing
van rechtswege vervalt zodra de beslissing in de (verwante) tuchtprocedure, in kracht
van gewijsde is gegaan.
4.2 Op het dekenbezwaar op grond waarvan het ernstig vermoeden is gerezen, is bij beslissing van het hof van 17 januari 2025 onherroepelijk beslist. Aan verzoeker is een schorsing opgelegd voor de duur van 26 weken, waarvan 13 weken voorwaardelijk. Op grond van artikel 60ae Advocatenwet is daarmee de 60ab-schorsing van verzoeker van 2 april 2024 van rechtswege vervallen op 17 januari 2025, zodat verzoeker geen belang meer heeft bij onderhavig hoger beroep tegen de beslissing van de raad van 5 november 2024. Tijdens de zitting van het hof heeft verzoeker uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk verklaard dat zijn (resterende) belang in het handhaven van dit hoger beroep uitsluitend erin gelegen is dat schriftelijk komt vast te staan dat de 60ab-schorsing is komen te vervallen. Dit belang levert naar het oordeel van het hof echter geen rechtens te respecteren belang op bij een beoordeling van de hoger beroepsgronden tegen de beslissing van de raad. Het hof zal verzoeker vanwege het ontbreken van enig belang dan ook niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep.
5 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van 5 november 2024 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 24-719/DB/LI.
Deze beslissing is gewezen door mr. drs. P. Fortuin, voorzitter, mrs. A.J.J. van Rijen,
T.H. Tanja-van den Broek, E.C. Gelok en R.N.E. Visser, leden, in tegenwoordigheid
van mr. A.R. Sijses, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2025.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 4 april 2025.