ECLI:NL:TAHVD:2025:4 Hof van Discipline 's Gravenhage 240233

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2025:4
Datum uitspraak: 13-01-2025
Datum publicatie: 14-01-2025
Zaaknummer(s): 240233
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Beklag tegen beslissing raad van toezicht houdende verzet tegen de inschrijving
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Artikel 13-beklag. Klager wil een advocaat om een herzieningsverzoek in te dienen tegen de beslissing waarin hij strafrechtelijk veroordeeld is. Evenals de deken acht het hof dat die procedure geen redelijke kans van slagen heeft omdat de door klager aangevoerde nova geen nova zijn. Beklag ongegrond.

Beslissing van 13 januari 2025
in de zaak 240233


naar aanleiding van het beklag op grond van artikel 13 Advocatenwet van:

klager

tegen:

de deken

1 DE PROCEDURE

Bij de deken

1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet.

1.2 De deken heeft dit verzoek afgewezen met de beslissing van 15 juli 2024. De deken heeft aan de afwijzende beslissing ten grondslag gelegd dat de door klager gewenste procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Bij het hof

1.3 Klager heeft op 23 augustus 2024 een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).

1.4 Verder bevat het dossier:
- het verweer van de deken;
- de repliek;
- de dupliek.

1.5 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

2 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

2.1 Klager is strafrechtelijk veroordeeld tot vier maanden celstraf en aan hem is vier jaar TBS opgelegd vanwege de beschadiging van een gebouw (art. 352 WvSr). Klager wil een herzieningsverzoek indienen van de uitspraak waarin hij strafrechtelijk is veroordeeld.

2.2 Klager heeft zich tot de deken gewend met het verzoek om een advocaat voor rechtsbijstand bij het instellen van het herzieningsverzoek. Dat herzieningsverzoek moet volgens hem worden gebaseerd op nieuw bekend geworden feiten, die – wanneer die tijdens de behandeling van de strafzaak bekend waren geweest bij de rechter – tot een andere beslissing hadden geleid. Het gaat samengevat om de volgende feiten volgens klager. Allereerst heeft klagers huisarts het OM onjuist geïnformeerd over een (niet meer) lopende psychiatrische behandeling van klager. Hierdoor heeft de rechter ten onrechte TBS aan klager opgelegd. Ten tweede is klagers darmaandoening ten onrechte aangezien voor een waanstoornis. Ten gevolge van de onbehandelde coeliaki had klager tijdens het proces niet de tegenwoordigheid van geest om als verweer te voeren dat hij de molotovcocktail niet tegen een gebouw, maar tegen een paal heeft gegooid. Als hij dit wel had gedaan, zou dat tot vrijspraak hebben geleid of tot toepassing van een minder zware strafbepaling (art. 350 WvSr).

2.3 De deken heeft het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen bij beschikking van 15 juli 2024, omdat het herzieningsverzoek geen redelijke kans van slagen heeft. De door klager bij de deken aangevoerde nieuwe feiten en het medisch traject dat klager heeft doorlopen houden volgens de deken geen verband met de vraag of het object waar klager de molotovcocktail tegenaan heeft gegooid kwalificeert als paal of gebouw en daarmee of voldoende bewijs aanwezig was voor de veroordeling op basis van artikel 352 dan wel artikel 350 WvSr.


3 BEKLAG EN VERWEER

Gronden van het beklag

3.1 Klager stelt dat de deken het verzoek ten onrechte heeft afgewezen omdat de deken verkeerde verbanden legt op basis van de door klager gegeven informatie. Waar het om gaat, is dat klager een wezenlijk andere rechtsgang zou hebben gehad als de huisarts het OM niet op een onjuist spoor had gezet met een (niet) lopende psychiatrische behandeling van klager. Daardoor is de focus in de strafrechtelijke procedure op de psychische gesteldheid van klager komen te liggen, terwijl het had moeten gaan om de vraag of bewezen kon worden dat klager een gebouw heeft beschadigd in plaats van een paal.

Verweer

3.2 De deken heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het verweer van de deken zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.


4 BEOORDELING

Toetsingskader

4.1 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Overwegingen hof

4.2 Het hof overweegt dat de deken op goede gronden het verzoek van klager heeft afgewezen.

4.3 Klagers nova zijn geen nieuwe feiten die in potentie kunnen leiden tot een geslaagd herzieningsverzoek. Uit het vonnis van de rechtbank Den Haag en het tussenarrest van het gerechtshof Den Haag blijkt dat een zelfstandig onderzoek heeft plaatsgevonden naar klagers psychische gesteldheid. Dat onderzoek is niet afhankelijk van de informatie die huisarts al of niet zou hebben gegeven aan het OM. Mogelijk is die informatie van de huisarts een indicatie geweest voor nader onderzoek, maar dat neemt niet weg dat de resultaten uit de psychiatrische onderzoeken in de strafprocedure op zichzelf staan en het niet voor de hand ligt dat de procesgang wezenlijk anders zou zijn geweest als de huisarts wel de juiste informatie zou hebben verstrekt in het eerste stadium van het strafrechtelijke onderzoek. Voor zover klager in dit verband nog relevant acht dat zijn coeliaki is verward voor een waanstoornis, geldt dat dit door klagers raadsman in de strafrechtelijke procedure al naar voren is gebracht (rn. 6.2 vonnis rechtbank Den Haag 25 februari 2014). Dit punt van klager was dus destijds al bekend en geen nieuw feit.

4.4 Tot slot behandelt het hof de stelling van klager dat de strafrechter hem ten onrechte heeft veroordeeld in de vernieling van een gebouw, terwijl het object een paal was. Los van de vraag of de symptomen van de coeliaki klager hebben belemmerd dit aan te voeren of niet, geldt dat dit punt geen nieuw feit is dat in potentie tot een geslaagd herzieningsverzoek kan leiden. Het object waar de tenlastelegging op ziet was ten tijde van de strafrechtelijke procedure al bekend. Als klagers punt een redelijke kans van slagen zou hebben gehad, ligt het – gezien de aard van het argument - voor de hand dat zijn raadsman dit punt aangevoerd had. Dat staat daarom los van de geestelijke dan wel fysieke toestand van klager zelf tijdens de strafrechtelijke procedure. Dat het hier gaat om een novum volgt het hof dus niet.

4.5 De slotsom is dat de deken terecht heeft geoordeeld dat de procedure waarvoor klager de bijstand van een advocaat verlangt geen redelijke kans van slagen heeft.


5 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 15 juli 2024 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag ongegrond.

Deze beslissing is genomen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. J.A. Huijgen en K.H.A. Heenk, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2025.


griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 13 januari 2025.