ECLI:NL:TAHVD:2025:2 Hof van Discipline 's Gravenhage 240115D

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2025:2
Datum uitspraak: 10-01-2025
Datum publicatie: 10-01-2025
Zaaknummer(s): 240115D
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Gedragingen in strafzaken
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Verweerder is opgetreden als advocaat van een aangehouden verdachte in wiens woning een groot contant geldbedrag werd aangetroffen. Aan deze verdachte zijn bij diens inverzekeringstelling beperkingen opgelegd. Uit zogeheten Encrochat-berichten is gebleken dat derden, terwijl deze beperkingen nog golden, op de hoogte waren van de proceshouding van de verdachte tijdens diens verhoor en, bij benadering, van de hoogte van het inbeslaggenomen contante geldbedrag. Het oordeel van het hof in deze zaak gaat over de vraag of verweerder tijdens de opgelegde beperkingen die beperkingen geschonden heeft door derden informatie te verschaffen over diens proceshouding tijdens diens verhoor en de hoogte van het inbeslaggenomen geldbedrag.

Beslissing van 10 januari 2025
in de zaak 240115D

naar aanleiding van het hoger beroep van:


verweerder

gemachtigden: mr. A. Çimen en mr. G. Spong
advocaten te Amsterdam

tegen:

Deken van de Orde van Advocaten
In het arrondissement Amsterdam

de deken

1 INLEIDING

1.1 Verweerder is opgetreden als advocaat van een aangehouden verdachte in wiens woning een groot contant geldbedrag werd aangetroffen. Aan deze verdachte zijn bij diens inverzekeringstelling beperkingen opgelegd. Uit zogeheten Encrochat-berichten is gebleken dat derden, terwijl deze beperkingen nog golden, op de hoogte waren van de proceshouding van de verdachte tijdens diens verhoor en, bij benadering, van de hoogte van het inbeslaggenomen contante geldbedrag. Het oordeel van het hof in deze zaak gaat over de vraag of verweerder tijdens de opgelegde beperkingen die beperkingen geschonden heeft door derden informatie te verschaffen over diens proceshouding tijdens diens verhoor en de hoogte van het inbeslaggenomen geldbedrag.

1.2 Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (hierna: de raad) en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom verweerder in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.

2 DE PROCEDURE

Bij de raad van discipline

2.1 De raad heeft in de zaak tussen de deken en verweerder (zaaknummer: 23-705/A/A/D) een beslissing gewezen op 25 maart 2024. In deze beslissing is het bezwaar van de deken gegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van schorsing voor de duur van zes weken opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

2.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2024:47 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

Bij het hof van discipline

2.3 Het beroepschrift van verweerder tegen de beslissing is op 9 april 2024 ontvangen door de griffie van het hof.

2.4 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- de aanvulling op het beroepschrift,
- het verweerschrift van de deken,
- de e-mail met bijlage van de gemachtigde van verweerder van 4 november 2024.

2.5 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 15 november 2024. Daar zijn verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigden, en de deken, bijgestaan door mr. S en mr. G, beiden lid van de raad van orde van advocaten Amsterdam en portefeuillehouders strafrecht, verschenen. Partijen hebben hun standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.

3 FEITEN

3.1 Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.2 Op 4 juni 2020 is verdachte W (de verdachte) in verzekering gesteld op verdenking van witwassen en bezit van verboden middelen. Blijkens het meldingsformulier consultatiebijstand van 4 juni 2020 is verweerder de voorkeursadvocaat van de verdachte. Bij ‘Beperkingen opgelegd’ staat ‘Nee’. Blijkens het meldingsformulier inverzekeringstelling van 4 juni 2020 staat de kantoorgenote van verweerder, mr. B, als voorkeursadvocaat vermeld. Bij ‘Beperkingen opgelegd’ staat: ‘Ja, verdachte mag alleen contact met raadsvrouw hebben’.

3.3 Blijkens het proces-verbaal van verhoor verdachte is de verdachte op 4 juni 2020 om 12:45 uur verhoord. De verdachte heeft te kennen gegeven gebruik te willen maken van een voorkeurspiketadvocaat en gaf de naam van verweerder op. Verweerder heeft aangegeven dat hij zich liet vertegenwoordigen door mr. B. Voorafgaand aan het verhoor van de verdachte is omstreeks 12:30 uur overleg gevoerd met mr. B. Tijdens het verhoor heeft de politie, onder meer, gevraagd naar de in de woning waar de verdachte was aangehouden aangetroffen contanten van € 402.950,-, € 3.065,- € 1.650,- en € 1.060,-. De verdachte heeft tijdens het verhoor steeds een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Het verhoor is rond 13:12 uur beëindigd.

3.4 Op 4 juni 2020 om 15:28 uur heeft verweerder op zijn zakelijk e-mailadres van ‘Jan van de recherche’ een e-mail ontvangen gericht aan mr. B met daarbij het bevel inverzekeringstelling van de verdachte.

3.5 Op 4 juni 2020 om 16:22 uur heeft het kantoor van verweerder de gekoppelde melding van de Piketraad ontvangen waarmee het meldingsformulier inverzekeringstelling kon worden gedownload. Op 10 juni 2020 om 14.00 uur zijn de beperkingen opgeheven.

3.6 Uit een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van 16 juli 2020 volgt dat de verdachte via de communicatiedienst Encrochat op 3 en 4 juni 2020 tot en met het begin van de doorzoeking die leidde tot diens aanhouding heeft gecommuniceerd met de gebruiker van het Encrochat-account met de naam Daniel-sit-san. Voor zover relevant staat in het proces-verbaal het volgende:

Uit bovenstaande communicatie blijkt dat "Owner" [RvD: gebruiker van de telefoon] in aanwezigheid van politie, "stiekem" in contact heeft gestaan met daniel-sit-san en hem meld dat er een probleem is. Tot slot wordt door daniel-sit-san, de naam van een advocaat doorgegeven: R(…) J(…). Daarna eindigt de communicatie op het toestel. (…) Uit de communicatie uit de telefoon welke is in beslag is genomen bij verdachte W(…) blijkt dat de gebruiker in contact stond met encro gebruikers sentientstork en daniel-sit-san. (…) Vastgesteld kan worden dat de gebruiker van de telefoon (…) de encronaam C. gebruikt.(…) Gezien het feit dat de gebruiker van ten tijde van de doorzoeking [sic] En gezien het feit dat W(…) als enige aanwezig was in zijn woning kan worden vastgesteld dat W(…) de gebruiker is van de telefoon (…) en daarmee berichten heeft verstuurd via encrochat onder de gebruikersnaam C(...).”

3.7 Op 6 april 2021 heeft de toenmalige deken (hierna ook aangeduid als deken) een brief gedateerd 1 april 2021 ontvangen van een rechercheofficier van justitie (de officier van justitie), werkzaam bij het arrondissementsparket Amsterdam. In deze brief brengt de officier van justitie gedragingen van verweerder als advocaat in een politieonderzoek onder de aandacht en verzoekt hij de deken tot nadere actie over te gaan. In de brief staat, voor zover relevant, het volgende:

Op 3 juni 2020 is onder leiding van de officier van justitie van het arrondissementsparket Amsterdam een onderzoek (met onderzoeksnaam: Kaleba) gestart naar aanleiding van informatie dat in een woning in Amsterdam een groot geldbedrag verstopt zou liggen. Dit heeft geleid tot een doorzoeking van genoemde woning in de nacht van 4 juni 2020 en de aanhouding van een verdachte op datzelfde moment. Ten tijde van de doorzoeking werd een geldbedrag van € 408.725,- aangetroffen. Als voorkeursadvocaat meldde zich [naam verweerder] (…) voor de aangehouden verdachte. De aangehouden verdachte heeft op 4 juni 2020 alle beperkingen opgelegd gekregen. Deze beperkingen werden op 10 juni 2020, 14.00 uur opgeheven.

Op enig moment werd in het onderzoek Kaleba informatie ontvangen van een elders in het land lopend opsporingsonderzoek, onderzoek 26Lemont. Het betreft hier een onderzoek onder leiding van het Landelijk Parket waarbij inzicht is verkregen in versleutelde communicatie van gebruikers van de communicatiedienst Encrochat. In dit laatstgenoemde onderzoek was onderkend dat er informatie was achterhaald die van belang kon zijn voor het onderzoek Kaleba. Onderdeel van deze informatie bleek betrekking te hebben op communicatie tussen medeverdachten van de aangehouden verdachten [het hof begrijpt verdachte] kort na diens aanhouding.

Van deze communicatie is bijgevoegd proces-verbaal opgemaakt. (…). Uit deze inhoud leid ik af dat er ten tijde van de beperkingen informatie uit het onderzoek terecht is gekomen bij deze medeverdachten. Het betreft hier informatie die bij niemand anders bekend was dan bij de - in beperking verblijvende - verdachte, diens raadsman, de zaaksofficier, de rechter-commissaris en de politie. Op geen enkele wijze is gebleken van communicatie tussen de medeverdachten en de zaaksofficier, de rechter-commissaris en de politie. (…). Wel is gebleken van communicatie tussen de raadsman [naam verweerder] en de medeverdachten; de medeverdachten spreken daar zelf zeer uitgebreid over.

Uit de inhoud van het genoemde proces-verbaal leid ik af dat de volgende informatie uit het onderzoek bij de medeverdachten bekend is geworden ten tijde van de beperkingen:

• het aangetroffen geldbedrag van ruim 400.000 euro (bericht 5 juni 2020, 18.43.48 uur, p. 3 proces-verbaal en bericht 5 juni 2020, 19.54.06 uur) en
• de proceshouding van de verdachte die zwijgt tijdens de verhoren (bericht 5 juni 2020, 18.52.14 uur, p. 4 proces-verbaal);

Het gaat hier om informatie die tijdens de beperkingen niet bij de medeverdachten terecht had mogen komen omdat zij met deze informatie het onderzoek danig hadden kunnen belemmeren. Niet in de laatste plaats omdat deze informatie hen duidelijk maakte dat er nog een bedrag van bijna 700.000 euro niét gevonden was tijdens de doorzoeking. (…).

Zoals gezegd is op geen enkele wijze gebleken van andere communicatie met de medeverdachten dan die tussen [naam verweerder] en hen. Deze communicatie is - realistisch gezien - dan ook de enige mogelijkheid van het tijdens de beperkingen bekend worden van onderzoeksinformatie bij de medeverdachten. Daarnaast kan uit de communicatie tussen de medeverdachten zelf afgeleid worden dat zij de hiervoor genoemde informatie (het geldbedrag en de proceshouding van de verdachte) inderdaad van [naam verweerder] gekregen hebben.

Ik meen dat wanneer aan een gedetineerde cliënt alle beperkingen zijn opgelegd, voor de advocaat de absolute verplichting geldt om zich te onthouden van iedere gedraging die in strijd is met het doel van de oplegging van de beperkingen, te weten dat geen contact ontstaat tussen de verdachte en de buitenwereld. De advocaat mag in die periode dus niet met de buitenwereld communiceren over de inhoud van de zaak. (…).

3.8 Het bij de brief gevoegde proces-verbaal betreft een op ambtsbelofte opgesteld proces-verbaal van bevindingen van de politie van 2 oktober 2020. Hieruit volgt dat de verdachte in het onderzoek Kaleba communiceerde via Encrochat en in contact stond met andere gebruikers van Encrochat. In het proces-verbaal is, voor zover relevant, de volgende communicatie weergegeven tussen Encrochat-accounts met de namen Daniel-sit-san, Greyboom, Fourthgear en Sentientstork.

Tussen Greyboom en Daniel-sit-san is in de avond van 5 juni 2020 het volgende gecommuniceerd:

Afzender Datum en tijd
greyboom@encrochat.com 2020-06-05 18:35 (=20:35) Net met hem gesproken
daniel-sit-san@encrochat.com 2020-06-05 18:43 (=20:43) Houdt smily zijj bek ???
greyboom@encrochat.com 2020-06-05 18:43 (=20:43) 450 gevonden
daniel-sit-san@encrochat.com 2020-06-05 18:44 (=20:44) Hij gaat je van alles voorzien…
Alle documenten
daniel-sit-san@encrochat.com 2020-06-05 18:50 (=20:50u) Wat heeft Smiley verklaard
daniel-sit-san@encrochat.com 2020-06-05 18:51 (=20:51) Ok maar wat ia wr verklaard
greyboom@encrochat.com 2020-06-05 18:51 (=20:51) Dus dat was eigenlijk het belangrijkste voor mij om te horen dat hij ontspannen was en zelfs lacherig
greyboom@encrochat.com 2020-06-05 18:52 (=20:52) Niks verklaard advocaat zei ook dat hij hem in elk verhoor bij staat
greyboom@encrochat.com 2020-06-05 18:53 (=20:53) Dus elke verhoor krijg ik eerste hand verslag want hij weet hoe heli is maakt geen grappen

Met ‘smily’ en ‘Smiley’ wordt door Daniel-sit-san de verdachte, de cliënt van verweerder, aangeduid.

Tussen Daniel-sit-san en Fourthgear is in de avond van 5 juni 2020 het volgende gecommuniceerd:

daniel-sit-san@encrochat.com 2020-06-05 18:49 (=20:49) We came from lawyer just now he cooperitive. [..] Its hugh case all info is classified.
daniel-sit-san@encrochat.com 2020-06-05 19:54 (=21:54)They said the found 450. [..] 19:55 There is more paper the 450 in that place
daniel-sit-san@encrochat.com

fourthgear@encrochat.com

daniel-sit-san@encrochat.com 2020-06-05 20:12 (=22:43) The lawyer advices us not to go. [..] 20:13

You should have a lawyer who is one of you.

[..] 20:13 He is.

Op 8 en 9 juni 2020 is tussen Daniel-sit-san en Greyboom het volgende gecommuniceerd:

greyboom@encrochat.com 2020-06-08 17:11 (=19:11) ze houden die beperking strak er op [..] 17:13 hij is naar lelystad
daniel-sit-san@encrochat.com 2020-06-08 16:58 (=18:52) Die man is vandaag voorgeleid toch
greyboom@encrochat.com 2020-06-08 17:02 (=19:02) Ik ben bij zijn kantoor
greyboom@encrochat.com 2020-06-08 17:03 (=19:03) Hij komt net aangereden
greyboom@encrochat.com 2020-06-08 17:11 (=19:11) Hij wordt pas volgende week maandag voorgeleid [..] Ze houden die beperking strak er op
daniel-sit-san@encrochat.com 2020-06-08 17:12 (=19:12) Hij gaat morgen even contact maken met politie dan kan zijn vrouwtje opruimen etenswaar en dan ze kleren voor hem halen
greyboom@encrochat.com 2020-06-08 17:16 (=19:16) hij laat mij morgen weten hoe het zit met huis. [..] 17:17 Dat was het hij kon hem zelfs niet eens zien vandaag want gevangenis is vol
daniel-sit-san@encrochat.com 2020-06-09 18:50 (=20:50) heeft adcoxaat al contact gelegd met die chick
greyboom@encrochat.com 2020-06-09 18:50 (=20:50) nee

Op 10 en 11 juni 2020 is tussen Sentientstork en Daniel-sit-san het volgende gecommuniceerd:

sentientstork@encrochat.com 2020-06-10 10:35 (=12:35) zorg dat [naam verweerder] die witmeid gaat bellen [..]
sentientstork@encrochat.com 2020-06-11 17:52 (=19:52) Advocaat heeft der gebeld

Op 11 en 12 juni 2020 is tussen Greyboom en Daniel-sit-san het volgende gecommuniceerd:

greyboom@encrochat.com 2020-06-11 14:14 (=16:14) Want ik heb afspraak met advocaat dat we niks over tel doen maar alles face want die mannen breken de regels als of ze zelf criminelen zijn
greyboom@encrochat.com 2020-06-12 16:47 (=18:47) Ik kom net van advocaat. [..] Ze hebben gister beperking opgeheven.

3.9 Op 12 juni 2020 heeft een tweede doorzoeking plaatsgevonden in de woning waar de verdachte is aangehouden. Tijdens deze doorzoeking is een contant geldbedrag van in totaal € 699.215,- aangetroffen.

3.10 Onder het kopje resumé van het proces-verbaal staat verder het volgende:

Uit bovengenoemde communicatie kan worden opgemaakt dat encrogebruiker Daniel-sit-san beschikt over gedetailleerde informatie uit het onderzoekdossier. Gezien de verdachte in de zaak Kaleba, W(…), in de periode waarin de communicatie plaatsvindt, in beperkingen is gesteld en enkel contact heeft gehad met zijn advocaat, kan worden uitgesloten dat W(…) zelf informatie uit het onderzoek dossier heeft gedeeld met Daniel-sit-san. Bij het onderzoeksteam bestaat het vermoeden dat de advocaat, [naam verweerder], informatie uit het onderzoek dossier heeft overgedragen aan leden van een criminele groepering, die zich bezighoudt met witwassen, bestaande uit onder andere encrogebruiker Daniel-sit-san. Gezien de aan W(…) toegewezen advocaat [mr. B] werkzaam is bij het advocatenkantoor van [naam verweerder] te Amsterdam, kan [naam verweerder] kennisnemen van het onderzoek. Het vermoeden berust op [naam verweerder] gezien [mr. B] een vrouw is en uit de communicatie is op te maken dat wanneer er naar de advocaat gerefereerd wordt, deze "Hij" wordt genoemd. Daarnaast wordt [naam verweerder] in één van de berichten bij naam genoemd. Uit bovenstaande encro communicatie is op te maken dat de advocaat, [naam verweerder], contant betaald lijkt te krijgen vanuit de organisatie van Daniel-sit-san. Contactpersonen van Daniel-sit-san staan in direct contact met [naam verweerder] die hen informatie verschaft over het dossier en de verhoren. [Naam verweerder] wordt door Daniel-sit-dan zelfs beschouwd als "één van hun". Daarnaast is op te maken dat [naam verweerder] wordt gevraagd contact op te nemen met de vriendin van W(…).

Waarvan door mij is opgemaakt dit proces-verbaal, dat ik sloot en ondertekende te Amsterdam op vrijdag 2 oktober 2020.

3.11 De deken heeft het bericht van de officier van justitie van 1 april 2021 gekwalificeerd als signaal.

3.12 In een brief van 29 april 2021 heeft de officier van justitie in aanvulling op zijn brief van 1 april 2021 de deken nadere informatie verschaft. Deze luidt, voor zover relevant, als volgt:

• De cliënt van [naam verweerder] is op 4 juni 2020 aangehouden en op 5 juni 2020 voorgeleid. In het voorgeleidingsproces-verbaal stond vermeld dat er ruim 400.000 euro in beslag was genomen. Uit het eerder overgelegde proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 oktober 2020 blijkt dat diezelfde avond nog medeverdachten van de cliënt van [naam verweerder] informatie hebben gekregen dat er 450.000 in beslag is genomen en dat verdachte niets heeft willen verklaren. Deze medeverdachten zeggen dat ze dat van [naam verweerder] hebben gehoord. Deze informatie was op dat moment niet vrijelijk bekend en er was geen persbericht over uitgegaan. Zoals reeds eerder aangegeven: de cliënt van [naam verweerder] bevond zich op dat moment in alle beperkingen;

• De cliënt van [naam verweerder] is tussen 4 en 6 juni 2020 slechts 1 keer verhoord en beriep zich toen op zijn zwijgrecht. Hierbij was advocaat [mr. B] aanwezig (kantoorgenote van [naam verweerder]). [Naam verweerder] was echter wel zijn advocaat, hij liet zich slechts door haar vertegenwoordigen.

• De politie heeft op dinsdag 9 juni 2020 contact opgenomen met [naam verweerder] om een nieuw verhoor met zijn cliënt te plannen. Hij gaf aan dat zijn cliënt zich op zijn zwijgrecht zou blijven beroepen. Derhalve is ervoor gekozen hem niet te laten lichten uit zijn cel voor verhoor. In het chatverkeer dat opgenomen is in het eerder overgelegde proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 oktober 2020 wordt gesproken over een mannelijke advocaat van wie de informatie verkregen zou zijn ('Hij');

• De chats die zijn opgenomen in het eerder overgelegde proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 oktober 2020 zijn niet opgenomen in het strafdossier van de cliënt van [naam verweerder]. Deze chats zijn derhalve nieuw voor hem;

• In de chats die zijn opgenomen in het eerder overgelegde proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 oktober 2020 wordt gesproken over het feit dat de medeverdachten op bezoek zijn geweest bij [naam verweerder]. Dit zou (steeds) plaats hebben gehad in de middag van 5, 8 en 12 juni 2020. Uit nader ingesteld onderzoek is gebleken dat locatiegegevens van een of meer telefoons van de medeverdachten dit (deels) lijken te bevestigen. Ik heb aan de zaaksofficier en de politie gevraagd daarover een proces-verbaal op te maken. Helaas heb ik dat nog niet ontvangen. Zodra ik dat ontvangen heb, zal ik dat nasturen.

3.13 In een brief van 22 juni 2021 heeft de officier van justitie de deken vervolgens een proces-verbaal van bevindingen van 5 mei 2021 omtrent de mastlocatiegegevens toegezonden (proces-verbaal mastlocatiegegevens). Hierin staan, kort samengevat, registraties geverbaliseerd van de telefoons die gekoppeld zijn aan respectievelijk de gebruiker Daniel-sit-san en de gebruiker Greyboom. De telefoon van de eerste (Daniel-sit-san) is op 5 juni 2020 geregistreerd in Arnhem en de telefoon van de tweede (Greyboom) is op 8 en 12 juni 2020 geregistreerd in Amsterdam.

3.14 Op 25 juni 2021 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de deken, de toenmalige portefeuillehouder strafrecht alsmede verweerder, zijn kantoorgenote mr. B en hun advocaat (tevens gemachtigde van verweerder in onderhavig dekenbezwaar), mr. Ç. Van deze bespreking is een verslag gemaakt. Tijdens deze bespreking heeft verweerder, onder meer, verklaard:

- dat hij volgens zijn agenda op vrijdag 5 juni 2020 een zitting heeft gehad in Zwolle om 10:15 uur en daarna besprekingen had in Ter Apel tot 16:30 uur en daarna naar zijn kantoor in Amsterdam is gegaan voor een overleg met drie personen tot 19:45 uur en niet in Arnhem is geweest die dag;

- dat hij de informatie niet heeft gedeeld, althans dat hij zeker weet dat als er beperkingen zijn hij dit soort dingen niet bespreekt. Dat hij zijn grenzen kent. Dat hij niet gaat spreken over proceshouding en bedragen in geval van beperkingen.

3.15 Naar aanleiding van de bespreking heeft mr. Ç bij brief van 7 oktober 2021 namens verweerder gereageerd op de door de deken verstrekte processen-verbaal met de Encrochat-berichten en de mastgegevens. Deze brief heeft de deken in eerste instantie niet ontvangen. De deken heeft op 20 december 2021 gerappelleerd en vervolgens de brief opgevraagd. In deze brief heeft mr. Ç te kennen gegeven dat niet valt vast te stellen dat sprake is van schendingen van de beperkingen, kort gezegd, omdat:

- noch uit de Salduz-melding noch uit de melding inverzekeringstelling blijkt dat de verdachte in beperkingen is geplaatst;

- de verdachte niet direct in beperkingen is geplaatst, zodat het tot en met het moment van verhoor tuchtrechtelijk niet verwijtbaar was om de hoogte van het witwasbedrag te vermelden aan derden door verweerder;

- in het proces-verbaal geen rekening is gehouden met de mogelijkheid dat politie en/of justitie zelf informatie naar buiten kan brengen gedurende de beperkingen;

- terughoudendheid is geboden tuchtrechtelijke verwijten te destilleren uit berichtenverkeer tussen derden, waarbij veredeling van de communicatie niet mogelijk is omdat Greyboom, Daniel-sit-san en Fourthgear niet zijn geïdentificeerd en het opvragen van zendmastgegevens daar niets aan verandert;

- de communicatie bovendien onjuiste gegevens bevat (over de hoogte van het bedrag en een verwijzing naar drugs) en tegenstrijdige gegevens (het aantal personen aanwezig bij de advocaat op 5 juni 2020) en dat in de berichten eerder een andere advocaat dan verweerder wordt genoemd (advocaat R J).

3.16 Op 17 juli 2023 heeft opnieuw een bespreking plaatsgevonden tussen de (huidige) deken, verweerder en mr. Ç. Tijdens deze bespreking heeft mr. Ç namens verweerder allereerst toegelicht dat zij in eerste instantie ten onrechte had gezegd dat uit het bevel inverzekeringstelling niet bleek dat de verdachte in beperkingen was geplaatst. Verweerder heeft op 4 juni 2020 om 15:28 uur op zijn e-mailadres van de recherche een e-mail ontvangen met daarbij het meldingsformulier inverzekeringstelling. Ook heeft het kantoor de gekoppelde melding van de Piketraad waarmee het meldingsformulier inverzekeringstelling kon worden gedownload, ontvangen. Verweerder heeft tijdens deze bespreking opnieuw ontkend de aan zijn cliënt opgelegde beperkingen te hebben geschonden. Hij kent zijn grenzen. Verweerder heeft herhaald dat hij niet in Arnhem was, dat de informatie onjuiste en tegenstrijdige berichten bevat en in ieder geval vraagtekens oproept (er wordt in de berichten zowel in de ‘wij’- als in de ‘ik’-vorm gesproken), dat er een andere bron kan zijn geweest, wellicht is er ook informatie door de politie zelf via Twitter verspreid, dat er een naam van een andere advocaat in de berichten is genoemd en dat hij door het verloop van tijd feitelijk niet in staat is zich te verweren. Ook heeft verweerder gewezen op onderzoek van het NFI (Nederlands Forensisch Instituut) waaruit volgt dat ontsleutelde berichten per definitie incompleet zijn en heeft verweerder gevraagd of de andere gebruikers van de Encrochat-accounts inmiddels zijn geïdentificeerd.

3.17 Uit navraag van de deken bij de officier van justitie bleek dat de gebruikers van de Encrochat-accounts niet zijn geïdentificeerd en dat er door de politie geen berichten via (sociale) media zijn verspreid.

3.18 Op 19 juli 2023 heeft mr. Ç namens verweerder naar aanleiding van de bespreking op 17 juli 2023 nog een reactie gestuurd. Hierin heeft zij onder meer naar voren gebracht dat verweerder ervan uit was gegaan dat het gesprek op 17 juli 2023 een afrondend karakter had, omdat hij meer dan twee jaar niets meer had vernomen van de deken over deze kwestie.

3.19 Op 16 oktober 2023 heeft de deken op grond van artikel 46f van de Advocatenwet het dekenbezwaar bij de raad ingediend.

4 DEKENBEZWAAR

4.1 Het dekenbezwaar houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en daarbij de kernwaarden onafhankelijkheid en integriteit heeft geschonden. De deken stelt zich op het standpunt dat verweerder in weerwil van de hem bekend zijnde aan de verdachte opgelegde beperkingen informatie uit het strafrechtelijk onderzoek, in het bijzonder over de proceshouding van de verdachte en de omvang van het aangetroffen geldbedrag, heeft gedeeld met derden.

5 BEOORDELING RAAD

De raad heeft het dekenbezwaar ontvankelijk verklaard

5.1 De raad heeft het verweer van verweerder dat de deken niet-ontvankelijk is in het dekenbezwaar omdat dit niet tijdig is ingediend, verworpen. De raad heeft vastgesteld dat het dekenbezwaar van 16 oktober 2023 binnen drie jaar na het signaal van 6 april 2021 bij de raad is ingediend. Daarmee is het dekenbezwaar tijdig. De raad heeft verweerder niet gevolgd in zijn betoog dat hij vanwege talmend gedrag van de deken in redelijkheid geen rekening meer hoefde te houden met het dekenbezwaar of zodanig in zijn verdediging is geschaad dat de deken niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Daartegen is in hoger beroep niet opgekomen.

De raad heeft het dekenbezwaar gegrond verklaard

5.2 De raad heeft vooropgesteld dat de tuchtrechter een grote mate van vrijheid heeft om bewijs te waarderen en dat daarbij als lijn geldt dat een gedraging met voldoende zekerheid moet kunnen worden vastgesteld.

5.3 De raad heeft geoordeeld dat uit de combinatie van de Encrochat-berichten in combinatie met de mastlocatiegegevens met voldoende zekerheid valt vast te stellen dat verweerder de aan de verdachte opgelegde beperkingen heeft geschonden (op enig moment) in de periode van 4 juni 2020 (15:28 uur) tot 10 juni 2020 (14:00 uur) door met derden zaaksinhoudelijke informatie over de strafzaak te delen waarin hij de verdachte bijstond.

5.4 De raad heeft daartoe gemotiveerd vastgesteld dat de Encrochat-berichten betrekking hebben op de strafzaak van verdachte. Verder heeft de raad vastgesteld dat de tijdens de beperkingen gedeelde informatie niet gedeeld had mogen worden. Voor zover verweerder heeft betoogd dat niet gebleken is van schade door het lekken van deze informatie heeft de raad overwogen dat de deken genoegzaam heeft toegelicht welke risico’s het delen van de informatie met zich bracht.

5.5 De raad heeft verder vastgesteld dat in de strafzaak geen andere verdachten zijn aangehouden dan de cliënt van verweerder (de verdachte). Dat betekent dat verweerder als de voorkeursadvocaat van de verdachte, buiten zijn kantoorgenote mr. B om, de enige advocaat was die beschikte over de informatie in de strafzaak van de verdachte. Naar het oordeel van de raad kan betrokkenheid van mr. B verder worden uitgesloten, omdat in de Encrochat-berichten consistent wordt verwezen naar een mannelijke advocaat. Evenmin is gebleken van betrokkenheid van de andere advocaat die in het proces-verbaal van 16 juli 2020 wordt genoemd, mr. J. Mr. J. heeft niet als advocaat van de verdachte opgetreden.

5.6 Vervolgens heeft de raad vastgesteld dat het verweerder bekend was, althans moet zijn geweest, dat de verdachte in beperkingen was gesteld. Dat blijkt uit het meldingsformulier inverzekeringstelling dat op 4 juni 2020 om 15:28 uur aan verweerder is gestuurd en uit de melding van de Piketraad van dezelfde datum.

5.7 Na het voorgaande te hebben vastgesteld heeft de raad, onder bespreking van diverse data en tijdstippen in de Encrochat-berichten, tot slot overwogen dat met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de advocaat waarover in de Encrochat-berichten wordt gesproken verweerder moet zijn geweest. De raad heeft daarbij overwogen dat de verklaring van verdachte dat hij in de beperkingen niet verstoken is geweest van menselijk contact, niet tot een ander oordeel leidt. De raad acht het onwaarschijnlijk dat de informatie over het gevonden bedrag in een tijdspanne van 24 uur via andere gedetineerden of schoonmakers naar buiten en bij de twee gebruikers van Encrochat-accounts Greyboom en Daniel-sit-san terecht zou zijn gekomen. Bovendien verwijzen de Encrochat-berichten expliciet naar een mannelijke advocaat en zelfs expliciet naar verweerder. Ook is de raad verweerder niet gevolgd in zijn stelling dat de gebruikers van Encrochat-accounts alles kunnen zeggen tegen elkaar en dat niet van de juistheid van de inhoud van de berichten uitgegaan kan worden. De inhoud van de communicatie vindt in casu grotendeels bevestiging in het strafdossier van de verdachte, dat op dat moment nog onder de beperkingen viel en niet op andere wijze toegankelijk was.

5.8 De raad is op grond van het voorgaande tot de conclusie gekomen dat met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verweerder in de periode van 4 juni 2020 (15:28 uur) tot 10 juni 2020 (14:00 uur) de beperkingen van de verdachte heeft geschonden door met derden zaaksinhoudelijke informatie over de strafzaak te delen. Daarmee heeft verweerder in strijd gehandeld met de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen en de in artikel 10a Advocatenwet vastgelegde kernwaarden onafhankelijkheid en integriteit.


De raad heeft de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing opgelegd

5.9 De raad heeft overwogen dat verweerder, door de beperkingen van zijn cliënt te schenden de kernwaarden onafhankelijkheid en integriteit heeft overtreden en daarmee het vertrouwen in de advocatuur ernstig heeft geschaad. De raad rekent dit verweerder zwaar aan. Ondanks de feiten kan de raad echter niet volledig uitsluiten dat verweerder onbedoeld meer informatie heeft verstrekt aan derden dan hij gelet op de beperkingen van zijn cliënt mocht verstrekken. Verder heeft verweerder weliswaar een ernstige antecedentenlijst, maar is hij op dit gebied een ‘first offender’ en is hij niet eerder tuchtrechtelijk veroordeeld voor het schenden van beperkingen. Alles afwegende heeft de raad geoordeeld dat een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van zes weken passend en geboden is.

6 BEROEPSGRONDEN EN VERWEER

Beroepsgronden verweerder

6.1 Verweerder heeft in zijn beroepschrift het volgende aangevoerd.

- De motivering van de opgelegde maatregel is innerlijk tegenstrijdig

De raad heeft overwogen dat niet valt uit te sluiten dat verweerder onbedoeld meer informatie heeft verstrekt aan derden dan hij gelet op de beperkingen van zijn cliënt mocht verstrekken. Onbedoelde verstrekking staat eraan in de weg aan te nemen dat met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat klager de beperkingen heeft geschonden.

- Het Encrochat-bewijsmateriaal is niet zonder meer toelaatbaar

Het Encrochat-bewijs is een nieuwe vorm van bewijs dat nog niet bestond in de tijd dat het hof de bewijsstandaard dat de tuchtrechter een grote mate van vrijheid heeft om bewijs te waarderen, opwierp. Het is de vraag of tuchtrechtelijk een lagere bewijsstandaard moet worden aangenomen ten opzichte van de standaard die in het strafrecht geldt.

6.2 In zijn aanvullend beroepschrift heeft verweerder – samengevat weergegeven – hieraan de volgende beroepsgronden toegevoegd en daarbij het volgende vooropgesteld. Verweerder meent dat in dit geval een hogere bewijsstandaard zou moeten worden aangenomen, aangezien de beschuldiging ernstig is en de belangen van verweerder evident zijn. Het bewijs is uitsluitend gebaseerd op informatie uit Encrochat-berichten, waarbij van geen van de gebruikers de identiteit kenbaar is geworden. De informatie in deze concrete zaak is daarmee volledig anoniem. Dat is het verschil met strafzaken waarin veroordelingen zijn gevolgd voor verdachten die Encrochat hebben gebruikt om te communiceren. Er is geen strafzaak in Nederland geweest, waarin een veroordeling is gebaseerd op hetgeen onbekend gebleven gebruikers van Encrochat over een derde gezegd hebben. De bewijsconstructie in deze zaak is gebaseerd op anoniem bewijs, de vraag is hoe daarmee moet worden omgegaan in het tuchtrecht.

- De raad heeft het bewijs ten onrechte gebaseerd op anonieme informatie

Verweerder doet een beroep op artikel 6 EVRM. Volgens verweerder zijn de eisen van artikel 6 EVRM van toepassing op de onderhavige tuchtprocedure. Het recht van verweerder om zijn beroep uit te oefenen is daarbij daadwerkelijk in het geding. Wanneer sprake is van een vervolging vloeien rechten als de onschuldpresumptie en het recht bewijs te mogen toetsen daaruit voort. Uitgangspunt in het tuchtrecht is dat het tuchtrecht geen vervolging van een advocaat behelst. In dit geval is echter sprake van een uitzonderingssituatie. De beschuldiging heeft in dit geval een strafrechtelijke grondslag. Wanneer het OM het signaal bereikt dat een advocaat mogelijk de beperkingen heeft geschonden, kan een keuze gemaakt worden tussen een strafrechtelijke vervolging of het indienen van een tuchtrechtelijke klacht. Het OM heeft in dit geval gekozen voor de tuchtrechtelijke route en verweerder daarmee in een positie gebracht waarin hij minder rechten en waarborgen heeft.
Het is in strijd met artikel 6 EVRM om gebruik te maken van anoniem bewijs dat op geen enkele wijze valt te toetsen noch is getoetst. Het kan niet zo zijn dat de waarborgen uit artikel 6 EVRM anders of minder aanwezig zijn in een tuchtzaak dan in een strafzaak.

- De raad heeft ten onrechte geoordeeld dat op basis van de Encrochat-berichten in combinatie met de mastlocatiegegevens met voldoende zekerheid valt vast te stellen dat verweerder de aan verdachte opgelegde beperkingen heeft geschonden.

De raad heeft in de zendmastgegevens steunbewijs gezien voor de ontmoeting tussen verweerder en een derde op 8 juni 2020 op het kantoor van verweerder. Verweerder heeft een deskundige benaderd die als volgt concludeert over de zendmastlocatie van 8 juni 2020:

“Indien het toestel op 8 juni 2020 enkel aangestraald heeft op de [adres], dan is het zeer onwaarschijnlijk dat het toestel zich toen bevond op de [adres]. In stedelijke gebieden is dat afstand onwaarschijnlijk groot. De kernvraag is nu of en zo ja met welke waarschijnlijkheid gesteld kan worden dat de betreffende telefoon zich heeft bevonden in het kantoor van [verweerder]. Zonder aanvullende zendmastgegevens en/of gegevens over de personen zoals woonplaats is dit niet te bepalen. (…)”

Een bezoeker van het kantoor van verweerder zal met zijn toestel een zendmast aanstralen in de directe omgeving van het kantoor aan [adres].

De vraag is volgens verweerder bovendien of de berichten uit de Encrochat wel de conclusie rechtvaardigen dat verweerder de beperkingen heeft geschonden. Het gebruik van Encrochat-berichten in het tuchtrecht is een unicum. Verweerder heeft in eerste aanleg een objectief stuk van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) ingebracht, dat een goed beeld geeft van de omvang van dit soort PGP-bewijs. Samengevat kan gesteld worden dat de opsporingsdiensten slechts 70% van de gevoerde communicatie via de PGP heeft kunnen onderscheppen. Dat gegeven vereist zeer grote voorzichtigheid. De raad is voorbijgegaan aan de onbetrouwbaarheid van dergelijke PGP-berichten.
Daarnaast gaat de raad voorbij aan het vaststaande gegeven dat niet alle relevante communicatie uit de Encrochat in het proces-verbaal dat het OM aan de deken heeft verstrekt, is opgenomen. Gebruiker Daniel-sit-san sprak immers over raadsman mr. J. In het proces-verbaal van 2 oktober 2020 kan nooit alle communicatie die de gebruikers van de Encrochat-accounts gevoerd hebben zijn opgenomen.

- Er kan niet uitgegaan worden van de juistheid van hetgeen door de gebruikers van de Encrochat getypt wordt

Wat er door de Encrochat-gebruikers in het dossier getypt wordt, is keer op keer feitelijk onjuist en kan niet kloppen met de feiten. Verweerder heeft een analyse van de Encrochat-berichten gemaakt en concludeert op grond daarvan dat de chats, ook op basis van de inhoud, niet ten grondslag hadden kunnen en mogen worden gelegd aan een sanctie tegen verweerder.

- Verdachte heeft zelf de informatie naar buiten gebracht

Op de nacht van de inval is er stiekem contact geweest tussen verdachte en derden. Verdachte heeft aan Daniel-sit-san gemeld dat er een probleem is en Daniel-sit-san heeft de naam van mr. J. doorgegeven. Verdachte had direct de gelegenheid te vernemen welke bedragen in beslag zijn genomen en kon die informatie delen met derden. Verder heeft verdachte een PI medewerker zover gekregen om berichten door te geven aan zijn moeder. De conclusie van de raad dat alleen verweerder beschikte over informatie die gedeeld is met derden gedurende de beperkingen kan daarom niet in stand blijven.

- De raad heeft onvoldoende rekening gehouden met de (inmiddels gebleken) nadelige effecten van “trial by media” in deze tuchtzaak.

Verweerder heeft veel negatieve media-aandacht gehad, wat zijn praktijk extreem geschaad heeft. De raad was hiervan op de hoogte maar heeft hier geen rekening mee gehouden. Verder heeft de raad bij het opleggen van de maatregel ten onrechte geen rekening gehouden met het tijdsverloop dat is gelegen tussen de verweten gedraging en het opleggen van de maatregel.

6.3 De stellingen die verweerder aan het beroep ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover relevant, verder besproken.

Verweer deken

6.4 De deken heeft gemotiveerd verweer gevoerd in beroep. Waar dat relevant is, bespreekt het hof dit bij de beoordeling van het beroep.

7 BEOORDELING HOF

Maatstaf

7.1 De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen wel van belang zijn, gezien ook het open karakter van de behoorlijkheidsnorm in artikel 46 Advocatenwet. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

Overwegingen hof

7.2 Wanneer aan een gedetineerde cliënt beperkingen zijn opgelegd, geldt voor de advocaat de absolute verplichting om zich te onthouden van iedere gedraging die in strijd is met het doel van de oplegging van de beperkingen, te weten dat geen contact ontstaat tussen de verdachte en de buitenwereld. De advocaat mag in die periode dus niet met de buitenwereld communiceren over de kwesties de zaak betreffende, zoals de inhoud van de zaak en de proceshouding van de verdachte.

7.3 De raad heeft terecht overwogen dat de tuchtrechter een grote mate van vrijheid heeft om bewijs te waarderen en dat daarbij geldt dat een gedraging met voldoende zekerheid moet kunnen worden vastgesteld. Anders dan de raad komt het hof tot het oordeel dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verweerder de aan verdachte opgelegde beperkingen heeft geschonden door, in de periode dat die beperkingen golden, met derden zaaksgerelateerde informatie over de strafzaak waarin hij de verdachte bijstond te delen.

7.4 De cliënt van verweerder is na diens aanhouding op 4 juni 2020 tussen 12:45 en 13:12 uur verhoord in aanwezigheid van mr. B., de kantoorgenote van verweerder. Aan de verdachte zijn bij diens inverzekeringstelling beperkingen opgelegd. Verweerder heeft op 4 juni 2020 om 15:28 uur kennis kunnen nemen van het feit dat aan diens cliënt beperkingen waren opgelegd. Verweerder was vanaf dat moment bekend, althans moet vanaf dat moment bekend zijn geweest, met het feit dat aan de verdachte beperkingen waren opgelegd. De beperkingen hebben tot 10 juni 2020 14:00 uur gegolden.

7.5 Het hof stelt vast dat uit de Encrochat-berichten die op 5 juni 2020 tussen 20:43 en 20:53 uur tussen Greyboom en Daniel-sit-san blijkt dat Greyboom op de hoogte is van ̶ bij benadering ̶ de hoogte van het gevonden geldbedrag (“450”) en de proceshouding van verdachte (“Niks verklaard advocaat zei ook dat hij hem in elk verhoor bij staat”). Greyboom deelt deze informatie met Daniel-sit-san nadat hij om 20:35 uur het bericht heeft verstuurd: “Net met hem gesproken”.

7.6 Het hof stelt verder vast dat Daniel-sit-san op diezelfde datum tussen 20:49 en 21:54 uur de hoogte van het gevonden geldbedrag met Fourthgear heeft gedeeld (“They said the found 450”). Hij doet daarbij voorkomen dat hij net met een of meerdere personen bij een advocaat vandaan komt (“We came from lawyer just now he cooperative”), terwijl hij deze informatie even daarvoor van Greyboom had ontvangen. In andere berichten tussen Daniel-sit-san, Greyboom en Sentientstork wordt weliswaar gesproken over een advocaat en zelfs de naam van verweerder genoemd, maar deze berichten hebben geen betrekking op de hoogte van het in de woning gevonden bedrag of de proceshouding van de verdachte.

7.7 Naar het oordeel van het hof kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat verweerder degene is geweest die aan Greyboom (of anderen) informatie heeft verstrekt over de hoogte van het aangetroffen geldbedrag. Het hof komt tot dit oordeel omdat vast staat dat de verdachte in ieder geval tot en met het begin van de zoeking die leidde tot diens aanhouding met anderen heeft kunnen communiceren. Daarnaast acht het hof het van belang dat in de Encrochat-berichten wordt gesproken over een onjuist bedrag (“450”), terwijl in werkelijkheid ruim € 40.000,- minder aan contanten was gevonden bij de zoeking en de exacte hoogte van het aangetroffen bedrag in het verhoor van 4 juni 2020 aan de orde is gekomen.

7.8 Het hof is voorts van oordeel dat wél met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verweerder aan Greyboom (of anderen) informatie heeft verstrekt over de proceshouding van diens cliënt tijdens het verhoor van 4 juni 2020. Het kan naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat deze informatie van verweerder afkomstig was.

7.9 De raad heeft terecht vastgesteld dat in de strafzaak geen andere verdachten zijn aangehouden dan de cliënt van verweerder (de verdachte). Dat betekent dat verweerder als de voorkeursadvocaat van de verdachte, buiten zijn kantoorgenote mr. B om, de enige advocaat was die beschikte over de informatie in de strafzaak van de verdachte. Het hof is met de raad van oordeel dat betrokkenheid van mr. B, de vrouwelijke kantoorgenoot van verweerder, kan worden uitgesloten, omdat in de Encrochat-berichten consistent wordt verwezen naar een mannelijke advocaat. Evenmin is gebleken van betrokkenheid van de andere advocaat die in het proces-verbaal van 16 juli 2020 wordt genoemd, mr. J. Mr. J heeft niet als advocaat van de verdachte opgetreden.

7.10 In beroep heeft verweerder aangevoerd dat het heel wel mogelijk is dat hij op 4 juni ná het verhoor, maar vóór 15:28 uur op verzoek van W contact heeft gehad met derden. De vraag die het hof dient te beantwoorden is of met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verweerder de informatie over de proceshouding pas ná het opleggen van de beperkingen met anderen heeft gedeeld. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend. Dat Greyboom vlak voor de Encrochat-berichten die op 5 juni 2020 tussen 20:43 en 20:53 uur tussen Greyboom en Daniel-sit-san werden verstuurd een bericht stuurde dat hij “net met hem gesproken” had, is naar het oordeel van het hof onvoldoende om dat met voldoende zekerheid vast te kunnen stellen. Verweerder ontkent op dat moment met een derde over de zaak te hebben gesproken. De identiteit van Greyboom en Daniel-sit-san is niet vast komen te staan. Er zijn geen zendmastgegevens waaruit blijkt waar Greyboom op 5 juni 2020 verbleef, zodat niet kan worden vastgesteld dat hij inderdaad in de buurt van (het kantoor van) verweerder verbleef op het moment dat hij het bericht verzond. Daar komt nog bij dat Greyboom op 12 juni 2020 (18:47 uur) een bericht aan Daniel-sit-san heeft gestuurd met daarin een tijdsaanduiding die niet in overeenstemming is met de werkelijkheid. Hij deelt in het bericht mee “Ze hebben gister beperking opgeheven”, terwijl de beperkingen in werkelijkheid al op 10 juni 2020 om 14:00 uur waren opgeheven. De conclusie dat Greyboom het woord “net” in het bericht gebruikte omdat hij daadwerkelijk kort voorafgaand aan die berichten contact had gehad met verweerder, kan zonder enige ondersteuning van die interpretatie door andere gebleken omstandigheden naar het oordeel van het hof niet worden getrokken.

7.11 Gelet op het lange tijdsverloop van ruim twee jaar tussen het eerste gesprek dat de (toenmalige) deken, naar aanleiding van de melding van het OM over de mogelijke schending van de beperkingen, met verweerder heeft gevoerd en de vervolgactie daarop door de huidige deken, kan verweerder daarbij niet tegengeworpen worden dat hij zich niet meer precies kan herinneren of en wanneer hij met derden heeft gesproken voorafgaand aan de opgelegde beperkingen.

7.12 Het hof komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verweerder in de periode van 4 juni 2020 (15:28 uur) tot 10 juni 2020 (14:00 uur) de beperkingen van de verdachte heeft geschonden door met derden zaaksinhoudelijke informatie over de strafzaak te delen. Onder omstandigheden kan ook het delen van informatie uit een onderzoek voorafgaand aan het opleggen van beperkingen tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn. Het bezwaar van de deken ziet daar in dit geval echter niet op.

7.13 Nu het hof tot dit oordeel komt, is het niet nodig de overige beroepsgronden te bespreken.

Slotsom

7.14 Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep tegen het gegrond verklaarde dekenbezwaar slaagt. Het hof zal de beslissing van de raad waarin het dekenbezwaar gegrond is verklaard, een maatregel is opgelegd en verweerder is veroordeeld tot betaling van de proceskosten, dan ook vernietigen.


8 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

8.1 vernietigt de beslissing van 25 maart 2024 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 23-705/A/A/D;

en doet opnieuw recht:

8.2 verklaart het dekenbezwaar ongegrond.


Deze beslissing is gewezen door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mrs. M.C.A. van Dam, V. Wolting, F.C. van der Jagt-Vink en J.M. Louwrier, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Sijses, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2025.


griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 10 januari 2025.