ECLI:NL:TAHVD:2025:129 Hof van Discipline 's Gravenhage 250184
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2025:129 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-07-2025 |
Datum publicatie: | 11-07-2025 |
Zaaknummer(s): | 250184 |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Hoger beroep na beslissing op verzet. De beroepsgronden van klager leveren geen grond op voor doorbreking van het appelverbod. |
Beslissing van 11 juli 2025
in de zaak 250184
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerster
1 DE PROCEDURE
Bij de raad
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 11 september 2024 van de voorzitter
van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag. De voorzitter
heeft met die beslissing (zaaknummer 24-494/DH/RO) de klacht van klager met toepassing
van artikel 46j van de Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaard.
Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSGR:2024:161 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
1.2 Klager heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. De raad heeft in een beslissing van 28 april 2025 het verzet van klager ongegrond verklaard (hierna: de beslissing op verzet). De beslissing op verzet is onder ECLI:NL:TADRSGR:2025:86 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
Bij het hof
1.3 Het beroepschrift van klager tegen de beslissing op verzet is op 9 mei 2025
ontvangen door de griffie van het hof. Verder bevat het dossier van het hof de stukken
van de raad.
1.4 De zaak is in raadkamer behandeld.
2 BEROEPSGRONDEN
2.1 Het beroep van klager is gericht tegen de beslissing op verzet.
2.2 Klager stelt dat de beslissing van de raad ondeugdelijk is. Klager heeft in dat kader aangevoerd dat de raad is voorbij gegaan aan alle bewijzen van klager dat het in zijn zaak gewezen arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 september 2022 is vervalst. Klagers opdracht aan verweerster was om de valsheid in geschrifte en de fraude met dit arrest bij de klachtencommissie van het gerechtshof aan de orde te stellen. Als verweerster de zaak goed onderzocht had, dan zou ze er ook achter zijn gekomen dat het tussenarrest van 14 april 2022 eveneens is vervalst en dat de zitting op 22 juni 2022 in scene is gezet, aldus klager. Verweerster heeft er willens en wetens aan meegewerkt om deze valsheid in geschrifte en fraude in stand te houden. Daarom vindt klager dat ook verweerster zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte en fraude en handhaaft klager zijn eisen tegen verweerster. Klager meent verder dat hij ten onrechte geen proces-verbaal van de zitting bij de raad heeft ontvangen.
3 BEOORDELING
Maatstaf
3.1 Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden
ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing
niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Er kan een uitzondering op deze regel
worden gemaakt, als de procedure bij de raad geen eerlijk proces betrof doordat bij
de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden.
Dan kan het appelverbod worden doorbroken. Het hof zal onderzoeken of daarvan sprake
is.
Beoordeling
3.2 De door klager aangevoerde gronden zien uitsluitend op de inhoudelijke beoordeling
van de zaak en raken niet aan fundamentele rechtsbeginselen, zoals schending van hoor
en wederhoor. Dergelijke klachten leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op
voor doorbreking van het appelverbod (vergelijk: HvD 28 augustus 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:168,
ECLI:NL:TAHVD:2017:169 en HR 23 juni 1995, NJ 1995/661).
3.3 Dat klager geen proces-verbaal van de zitting bij de raad heeft ontvangen, maakt het voorgaande niet anders. Klager is er door de raad op gewezen dat artikel 2.7.2. van het landelijk procesreglement van de raden bepaalt dat in een zaak, waarin het verzet ongegrond wordt verklaard, alleen een proces-verbaal wordt opgemaakt als het hof daarom verzoekt. Omdat de beroepsgronden van klager niet leiden tot een doorbreking van het appelverbod, heeft het hof geen reden om het proces-verbaal van de zitting van de raad op te vragen.
slotsom
3.4 De slotsom is dat het appelverbod niet kan worden doorbroken door de beroepsgronden
die klager heeft aangevoerd. Klager kan dan ook niet in hoger beroep worden ontvangen.
4 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
4.1 verklaart het beroep van klager niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is genomen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. V. Wolting en
H.H. Tan, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het
openbaar uitgesproken op 11 juli 2025.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 11 juli 2025.