ECLI:NL:TAHVD:2025:124 Hof van Discipline 's Gravenhage 240386
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2025:124 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-07-2025 |
Datum publicatie: | 10-07-2025 |
Zaaknummer(s): | 240386 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Intrekking klacht door klaagster. Vernietiging beslissing raad. Naar het oordeel van het hof bestaan geen redenen van algemeen belang die met zich brengen dat de behandeling van de klacht moet worden voortgezet. Aan het hoger beroep van verweerder is het belang komen te ontvallen. |
Beslissing van 7 juli 2025
in de zaak 240386
naar aanleiding van het wederzijds hoger beroep van:
verweerder
gemachtigde: mr. M.L. Batting advocaat te Den Haag
tegen:
klaagster
gemachtigde: mr. L.
1 DE PROCEDURE
Bij de raad van discipline
1.1 De Raad van Discipline in het ressort Den Haag (hierna: de raad) heeft in de zaak tussen klaagster en verweerder (zaaknummer: 24-421/DH/DH) een beslissing gewezen op 2 december 2024. In deze beslissing is klachtonderdeel a gegrond verklaard en zijn de klachtonderdelen b en c ongegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht, reiskosten en proceskosten.
1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSGR:2024:216 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
Bij het hof van discipline
1.3 Het beroepschrift van verweerder tegen de beslissing is op 30 december 2024 ontvangen door de griffie van het hof. Het beroepschrift van klaagster tegen de beslissing is op 31 december 2024 ontvangen door de griffie van het hof.
1.4 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- het verweerschrift van klaagster;
- het verweerschrift van verweerder;
- de e-mail van de gemachtigde van klaagster van 1 mei 2025, met bijlagen.
1.5 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 12 mei 2025. Daarbij waren aanwezig: verweerder en de gemachtigde van verweerder, de bestuurder van klaagster (in de persoon van de heer V) en de gemachtigde van klaagster. Partijen hebben hun standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.
1.6 Nadien heeft de gemachtigde van klaagster bij e-mail van 4 juni 2025 aan de griffie van het hof (en c.c. aan verweerder en zijn gemachtigde) medegedeeld dat klaagster zowel de oorspronkelijke klachten als het ingestelde hoger beroep intrekt.
1.7 De zaak is in raadkamer behandeld.
2 BEOORDELING
Maatstaf
2.1 De eerste volzin van artikel 47a Advocatenwet bepaalt dat, in geval van intrekking van de klacht, de behandeling daarvan wordt gestaakt, tenzij de tuchtrechter beslist dat de behandeling van de klacht om redenen aan het algemeen belang ontleend, moet worden voortgezet. Blijkens artikel 57 lid 2 Advocatenwet is artikel 47a Advocatenwet van overeenkomstige toepassing op de behandeling in hoger beroep. Beslist het hof tot staking van de behandeling, dan leidt dit tot een dictum waarbij de beslissing van de raad wordt vernietigd (ongeacht de inhoud daarvan) en wordt verstaan dat de klacht geen behandeling meer behoeft. Bij de beoordeling of de behandeling moet worden voortgezet om redenen aan het algemeen belang ontleend, hanteert het hof de navolgende uitgangspunten, onder aantekening dat het niet beoogt een limitatieve opsomming te geven:
(i) indien de feitelijke grondslag van de klacht door de verweerder wordt betwist en prima facie verschillend kan worden gedacht over de waardering van het bewijs daarvan, zal voortzetting van de behandeling doorgaans niet in de rede liggen; met delicate bewijsbeslissingen is geen algemeen belang gemoeid;
(ii) indien de feitelijke grondslag van de klacht onbetwist is of prima facie geen twijfel bestaat dat deze bewezen is, dan is voornamelijk de aard van de geschonden norm bepalend voor de beslissing om de behandeling al dan niet voort te zetten;
(iii) is de aard van de gestelde normschending deze dat de advocaat tekortgeschoten is bij de inhoudelijke behandeling van de hem door zijn cliënt toevertrouwde zaak, dan zal voortzetting van de behandeling doorgaans niet geïndiceerd zijn; in zodanig geval prevaleert het belang van de cliënt bij een minnelijke regeling (die doorgaans ten grondslag ligt aan de intrekking van de klacht) boven het algemeen belang dat door de tuchtrechter wordt vastgesteld dat de advocaat de kernwaarde van deskundigheid heeft geschonden; de ernst van de gestelde tekortkoming zal daarbij van ondergeschikte betekenis zijn; deze zal immers zijn verdisconteerd in de met de cliënt getroffen regeling;
(iv) in andere gevallen zal de beslissing om de behandeling al dan niet voort te zetten afhankelijk zijn van de mate waarin de gestelde normschending raakt aan andere kernwaarden dan deskundigheid bij de behartiging van de belangen van de cliënt, en van de mate waarin het wenselijk voorkomt dat de tuchtrechter de desbetreffende norm (opnieuw) onder de aandacht brengt van de beroepsgroep in het algemeen en/of van de verwerende advocaat in het bijzonder;
(v) voortzetting van de behandeling zal in elk geval geïndiceerd zijn indien de verwerende advocaat de ongeoorloofdheid van zijn (vaststaande) handelwijze ten principale betwist en een beslissing op dat verweer precedentwaarde heeft voor de praktijk.
Geen voortzetting klachtbehandeling en vernietiging beslissing raad
2.2 Naar het oordeel van het hof bestaan geen redenen van algemeen belang die met zich brengen dat de behandeling van de klacht moet worden voortgezet. De gedragingen die in hoger beroep nog ter beoordeling voorliggen en de volgens klaagster met die gedragingen geschonden norm raakt aan haar individuele belang en niet aan een algemeen belang. Er is dan ook geen aanleiding om de deken te horen. Evenmin heeft verweerder, na ontvangst van de onder 1.6 bedoelde e-mail van 4 juni 2025, schriftelijk verklaard voortzetting van de behandeling te verlangen (artikel 47a, lid 2, onderdeel a Advocatenwet).
2.3 Omdat geen grond bestaat voor voortzetting van de klachtbehandeling en de raad in zijn beslissing de klacht gegrond heeft verklaard en aan verweerder een maatregel heeft opgelegd, zal het hof de beslissing van de raad vernietigen en verstaan dat de klacht geen behandeling meer behoeft.
2.4 Daaruit volgt dat aan het hoger beroep van verweerder het belang is komen te ontvallen, zodat verweerder in het hoger beroep niet ontvankelijk zal worden verklaard.
3 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
3.1 vernietigt de beslissing van 2 december 2024 van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, gewezen onder nummer 24-421/DH/DH;
3.2 verstaat dat de klacht geen behandeling meer behoeft;
3.3 verklaart verweerder niet ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beslissing is gewezen door mr. drs. P. Fortuin, voorzitter, mrs. K.H.A. Heenk,
A.R. Creutzberg, F.C. van der Jagt-Vink en R.N.E. Visser, leden, in tegenwoordigheid
van mr. A. Wijtzes, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2025.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 7 juli 2025.