ECLI:NL:TAHVD:2025:121 Hof van Discipline 's Gravenhage 240329
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2025:121 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-07-2025 |
Datum publicatie: | 08-07-2025 |
Zaaknummer(s): | 240329 |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klacht over de advocaat van de wederpartij. Volgens klager heeft verweerder samen met zijn cliënt (mr. P), een advocaat met wie klager een advocatenkantoor heeft gehad, en de schoonzoon van die cliënt, het gerechtshof ’s-Hertogenbosch bewust misleid tijdens de mondelinge behandeling in een civiele procedure door opzettelijk onjuiste cijfers aan het hof te presenteren. Volgens de raad is daarvan niet gebleken. De klacht is ongegrond verklaard. Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen die beslissing van de raad. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad. |
Beslissing van 4 juli 2025
in de zaak 240329
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
gemachtigde:
mr. V.J.N. van Oijen
1 INLEIDING
1.1 De klacht gaat over de advocaat van de wederpartij. Volgens klager heeft verweerder samen met zijn cliënt (mr. P), een advocaat met wie klager een advocatenkantoor heeft gehad, en de schoonzoon van die cliënt, het gerechtshof ’s-Hertogenbosch bewust misleid tijdens de mondelinge behandeling in een civiele procedure door opzettelijk onjuiste cijfers aan het hof te presenteren. Volgens de raad is daarvan niet gebleken. De klacht is ongegrond verklaard. Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen die beslissing van de raad. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad.
1.2 Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom klager in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.
2 DE PROCEDURE
Bij de raad van discipline
2.1 De Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (hierna: de raad) heeft in de zaak tussen klager en verweerder (zaaknummer: 24-338/DB/LI) op 4 november 2024 een beslissing gewezen. In deze beslissing is de klacht van klager ongegrond verklaard.
2.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2024:151 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
Bij het hof van discipline
2.3 Het beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 21 november 2024 ontvangen door de griffie van het hof.
2.4 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- het verweerschrift.
2.5 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van
9 mei 2025. Daar is klager verschenen en verweerder, bijgestaan door mr. Van Oijen.
Partijen hebben hun standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die
onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.
3 FEITEN
3.1 Het hof gaat uit van de volgende feiten.
3.2 In 2005 zijn klager en mr. P een advocatenkantoor gestart. In 2016 heeft mr. P de samenwerking met klager beëindigd. Over de afwikkeling van de samenwerking is een geschil ontstaan. De deken heeft een bemiddelingspoging gedaan die heeft geresulteerd in procesafspraken. Klager en de aan hem gelieerde vennootschap(pen) hebben mr. P en de aan mr. P gelieerde vennootschap in rechte betrokken. B Accountants heeft in het kader van de beëindiging een concept-rapportage en een deskundigenrapport opgesteld.
3.3 Verweerder heeft mr. P en de aan mr. P gelieerde vennootschap vanaf april 2021 bijgestaan. Klager is voor zichzelf als advocaat opgetreden.
3.4 In het hoger beroep heeft verweerder namens zijn cliënten als productie 19 een berekening en opstelling van de hand van de schoonzoon van mr. P in het geding gebracht. Op 7 februari 2023 heeft bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch een mondelinge behandeling plaatsgevonden, bij gelegenheid waarvan verweerder een pleitnota heeft overgelegd, waarin een “Update productie 19” is opgenomen.
3.5 Bij arrest van 4 april 2023 heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in conventie de vorderingen van klager en de aan hem gelieerde vennootschappen afgewezen en in reconventie de aan klager gelieerde vennootschap veroordeeld tot nakoming van de indertijd bij de deken gemaakte procesafspraken over de financiële ontvlechting en het verlenen van medewerking aan het op gezamenlijke kosten finaliseren van het conceptrapport van B Accountants.
3.6 Na het arrest hebben partijen met elkaar gecorrespondeerd in het kader van het tot stand brengen van een regeling. Bij brief van 7 november 2023 heeft verweerder een voorstel onderbouwd en in dat verband de standpunten van zijn cliënten over diverse posten en vorderingen waarover discussie bestond naar voren gebracht. Bij de brief was gevoegd een totaalopstelling, waarin was opgenomen de wijze waarop de algehele financiële ontvlechting volgens verweerders cliënten zou moeten plaatsvinden.
3.7 Op 23 november 2023 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.
4 KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij in samenwerking met mr. P en diens schoonzoon het gerechtshof ’s-Hertogenbosch bewust heeft misleid.
5 BEOORDELING RAAD
5.1 De raad heeft vastgesteld dat tussen klager en mr. P sprake is van een langslepend civielrechtelijk geschil over de financiële afwikkeling van hun samenwerking en dat in dat kader meerdere gerechtelijke procedures hebben plaatsgevonden. De raad stelt voorop dat het aan de civiele rechter, en niet aan de tuchtrechter is, om een oordeel te geven over de juistheid van de standpunten van partijen in een civielrechtelijk geschil en dat in de onderhavige zaak het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij arrest van 4 april 2023 heeft geoordeeld over de vorderingen die over en weer zijn ingesteld.
5.2 De raad heeft geoordeeld dat niet is gebleken dat verweerder in de procedure die tot dat arrest heeft geleid feiten heeft geponeerd waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen. De door verweerder in de procedure genoemde posten hadden betrekking op de situatie per ultimo 2016 en volgens de raad staat als onbetwist vast dat die bedragen sindsdien aan verandering onderhevig zijn geweest ten gevolge van onder meer verrekeningen met betrekking tot het pand, rente-opbouw en de afwikkeling van de faillissementen. De opstelling die door verweerders cliënt in de procedure is overgelegd is vervolledigd met de te verrekenen posten na 31 december 2016. Naar het oordeel van de raad vormt de inhoud van verweerders brief van 7 november 2023 dan ook geen aanwijzing dat in de appelprocedure opzettelijk onjuiste cijfers zijn gepresenteerd aan het Hof. En daarbij zijn de bedragen die verweerder in de brief van 7 november 2023 heeft vermeld, door hem genoemd in het kader van het tot stand brengen van een regeling. Deze vormen dus geen erkenning van het in een eerder stadium noemen van onjuiste cijfers. Volgens de raad stonden de genoemde bedragen ook nog niet vast, nu de cijfers per ultimo 2016 nu juist nog definitief gemaakt moesten worden.
5.3 De raad concludeert dat er geen enkel aanknopingspunt is voor de juistheid van het verwijt aan verweerder, zodat niet gebleken is dat verweerder de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. De raad komt dan ook tot de conclusie dat de klacht ongegrond is.
6 BEROEPSGRONDEN EN VERWEER
Beroepsgronden klager
6.1 Volgens klager heeft verweerder op 7 februari 2023 bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch
tijdens het pleidooi zich tegen beter weten in op het standpunt gesteld dat het advocatenkantoor
van mr. P (P) nog steeds een vordering had op zijn kantoor (D), terwijl bij verweerder
al bekend was dat in werkelijkheid D een bedrag van € 77.476,30 te vorderen had van
P. Volgens klager heeft verweerder dit bewust verzwegen en is tijdens het pleidooi
net gedaan alsof de vordering van P op D nog steeds € 65.945,54 bedroeg.
Volgens klager had het op de weg van verweerder gelegen het hof op z’n minst een
indicatie te geven van de sindsdien veranderde cijfers. Door bewust op een ‘vordering’
te hameren heeft verweerder het hof bewust misleid. Daarnaast is het volgens klager
niet juist dat de bedragen nog niet vast zouden staan, zoals de raad heeft overwogen.
Er is immers nooit enige wijziging in aangebracht. Volgens klager heeft verweerder
dan ook gehandeld in strijd met het tuchtrecht door het hof bewust te misleiden door
te zwijgen over de ware cijfers.
Verweer verweerder
6.2 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd in beroep. Waar dat relevant is, bespreekt het hof dit bij de beoordeling van het beroep.
7 BEOORDELING HOF
Maatstaf
7.1 De raad heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast. In deze zaak gaat het immers om een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Het hof beoordeelt de klacht en de tegen de beslissing van de raad gerichte beroepsgronden aan de hand van de hiervoor geformuleerde maatstaf.
Overwegingen hof
7.2 Het hof ziet op basis van de beroepsgronden, die een herhaling inhouden van eerder door klager ingenomen standpunten, en het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan de raad. Het hof sluit zich daarom aan bij de beslissing van de raad en neemt die over.
Slotsom
7.3 Op grond van het voorgaande zal het hof de beslissing van de raad bekrachtigen.
8 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
8.1 bekrachtigt de beslissing van 4 november 2024 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 24-338/DB/LI.
Deze beslissing is genomen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. K. Teuben en
H.H. Tan, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Rosmalen-Jansen, griffier, en in
het openbaar uitgesproken op
4 juli 2025.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 4 juli 2025.