ECLI:NL:TAHVD:2025:108 Hof van Discipline 's Gravenhage 250202

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2025:108
Datum uitspraak: 12-06-2025
Datum publicatie: 17-06-2025
Zaaknummer(s): 250202
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Verwijzing
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Een klacht tegen een deken is geen middel om de inhoud van een dekenvisie over de klacht tegen een andere advocaat ter discussie te stellen. Het klachtrecht is daarvoor niet bedoeld. Een klager kan de klacht tegen de andere advocaat, na betaling van het griffierecht, voorleggen aan de Raad van Discipline en laten beoordelen door de tuchtrechter. Klager heeft van die mogelijkheid ook gebruik gemaakt bij zijn klacht tegen mr. B. Binnen de kaders van die procedure kan klager naar voren brengen op welke punten de visie van de deken volgens hem niet deugt en dat de tuchtrechter tot een andere conclusie zou moeten komen dan verweerder. Nu klager het klachtrecht tegen verweerder gebruikt voor een ander doel dan waarvoor is het bedoeld zal de voorzitter de klacht tegen de deken wegens misbruik van klachtrecht niet verwijzen.


Beslissing van de voorzitter van
het Hof van Discipline

van 12 juni 2025
in de zaak 250202


naar aanleiding van het verzoek van:


klager



tegen:


verweerder

1 HET VERZOEK


De voorzitter van het hof verwijst naar het e-mailbericht van klager van 30 mei 2025 met daarin een klacht van klager tegen verweerder. Klager heeft verzocht zijn klacht over verweerder in behandeling te nemen en een onderzoek in te stellen naar de werkwijze van verweerder


2 DE BEOORDELING


2.1 Op grond van het bepaalde in artikel 46c lid 5 Advocatenwet dient een klacht tegen een deken in beginsel te worden verwezen naar een deken van een andere orde. De voorzitter zal hiertoe echter niet beslissen en licht dit als volgt toe.

2.2 Klager heeft in zijn klacht over verweerder aangevoerd dat het door verweerder ingenomen standpunt en verweerders visie op de klacht volledig los staan van de inhoud van de klacht. Klager vindt het verder zeer zorgwekkend dat verweerder zich heeft uitgelaten over de mogelijke uitkomst van zijn zaak bij de Raad van Discipline. Klager is van mening dat verweerder probeert druk uit te oefenen op zijn klacht. Dat vindt klager ongepast en onethisch.


2.3 Het hof overweegt dat een klacht tegen een deken geen middel is om de inhoud van een dekenvisie over de klacht tegen een andere advocaat ter discussie te stellen. Het klachtrecht is daarvoor niet bedoeld. Een klager kan de klacht tegen de andere advocaat, na betaling van het griffierecht, voorleggen aan de Raad van Discipline en laten beoordelen door de tuchtrechter. Klager heeft van die mogelijkheid ook gebruik gemaakt bij zijn klacht tegen mr. B. Binnen de kaders van die procedure kan klager naar voren brengen op welke punten de visie van de deken volgens hem niet deugt en dat de tuchtrechter tot een andere conclusie zou moeten komen dan verweerder.

2.4 Nu klager het klachtrecht tegen verweerder gebruikt voor een ander doel dan waarvoor is het bedoeld wordt er misbruik van gemaakt. Daarom zal de voorzitter de klacht tegen de deken niet verwijzen.


3 BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

wijst het verzoek tot verwijzing af.


Deze beslissing is gewezen op 12 juni 2025 door mr. J. Blokland, voorzitter.


voorzitter

De beslissing is verzonden op 12 juni 2025.